Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Het in artikel I, onderdeel B, voorgestelde artikel 4, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel a, onder 2° komt te luiden:
2°. aantoont dat hij voor in ieder geval tien van de uren zorg per week waarop hij op grond van het indicatiebesluit, bedoeld
onder 1°, is aangewezen geen persoonsgebonden budget ontvangt en dat in ieder geval tien van die uren zorg per week niet worden
verleend door een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten; en
b. In onderdeel a, onder 3°, wordt «zorg, die voldoet aan de voorwaarde, bedoeld onder 2, aan die persoon verlenen voor ten
minste het aantal uren waar die persoon met betrekking tot die zorg volgens dat indicatiebesluit op is aangewezen doch in
totaal voor ten minste tien uren per week» vervangen door: , in ieder geval tien van de uren zorg per week waarop hij op grond
van het indicatiebesluit, bedoeld onder 1°, is aangewezen, aan die persoon verlenen.
c. Onderdeel b, aanhef, komt te luiden:
b. 65 jaar of ouder is en:
Toelichting
Bij de plenaire behandeling van het wetsvoorstel is gebleken dat de oorspronkelijke tekst van het in artikel I, onderdeel
B, voorgestelde artikel 4, vijfde lid, kennelijk kan leiden tot een onjuiste interpretatie van de bedoeling van de regering.
Zoals aangegeven tijdens de plenaire behandeling is de bedoeling van de regering dat de uitzondering van toepassing is in
de situatie waarin de AWBZ-geïndiceerde zorg deels door een meerderjarige kind (of meerderjarige kinderen) dan wel ouder(s)
zelf wordt verleend en ten minste tien AWBZ-geïndiceerde uren per week omvat. Dit sluit dus niet uit dat er ook professionele
zorg wordt verleend. Met deze technische nota van wijziging wil de regering de misverstanden uitsluiten die kennelijk over
dit artikel kunnen ontstaan.
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
P. de Krom