Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 december 2021
Tijdens het Tweeminutendebat van de Milieuraad op 9 december (Handelingen II 2021/22,
nr. 33, milieuraad van 20 december 2021) is er een motie (Kamerstuk 21 501-08, nr. 841) ingediend door de leden Bontenbal (CDA) en Hagen (D66) om groen gas dat via het
gasnetwerk is getransporteerd, in aanmerking te laten komen voor HBE’s, zodat bioLNG
kan meetellen met het behalen van de nationale doelstellingen voor hernieuwbare brandstoffen.
Deze motie is aangehouden. Ik heb u een brief beloofd met daarin mijn appreciatie,
waarbij ik de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) heb gevraagd om te toetsen op handhaafbaarheid,
uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid (HUF). Alles afwegende geef ik de motie «»oordeel
Kamer»».
Met deze brief neem ik uw Kamer mee in de gevolgen van het voorstel met de daar bijhorende
risico’s. BioLNG is een transitiebrandstof en draagt bij aan de verduurzaming van
zwaar wegtransport en zeevaart op de middellang termijn. De opschaling van bioLNG
is lastig gebleken door de beperkte schaalgrootte van de biogasvergisters. Transport
van biogas via het gasnet kan hier een uitkomst bieden. Wat volume betreft gaat het
volgens het LNG platform om max 7PJ bioLNG via deze route. De inzet zal plaatsvinden
binnen de jaarverplichting, er vindt dus geen extra CO2 reductie plaats. De grondstoffenbasis wordt door deze inzet wel verbreed naar lokale,
Annex IXa grondstoffen. Buurlanden staan het gebruik van het gasnet voor transport
van groen gas toe en maken hiervoor gebruik van certificering waardoor het bij kan
dragen aan de RED doelstelling. In Nederland maken we echter gebruik van de GvO systematiek
waardoor bijdrage aan de RED doelstelling niet vanzelfsprekend is.
De vorige Staatssecretaris is akkoord gegaan met de voorgestelde uitbreiding. Daarbij
heeft ze echter wel de voorwaarde gesteld dat er geen schaliegas vergroend zou worden
via deze route. Tijdens de uitwerking in de conceptRegeling energie vervoer is het
uitsluiten van schaliegas niet mogelijk gebleken bij de vergroende route omdat er
niet uit te sluiten valt dat er fysiek geen sprake is van hetzelfde gas dat boekhoudkundig
wordt ingeboekt bij de NEa.
Gezien de motie en gezien de ontwikkeling van bioLNG voor het zwaar wegtransport en
de zeevaart van dusdanig belang is, zijn de verschillende opties nogmaals geëvalueerd
en is de NEa om advies over de handhaafbaarheid van deze route gevraagd (zie bijlage)1. De NEa concludeert dat de in de motie voorgestelde vergroeningsroute voor LNG de
HUF-toets doorstaat onder voorwaarde dat er sprake moet zijn van onttrekking van gas
aan het Nederlandse gastransportnet. Deze eisen geven de NEa wel de mogelijkheid om
een benodigde mate van inzicht te krijgen waar het gas vandaan komt. Daarnaast borgt
deze werkwijze dat de vergroening bijdraagt aan de verplichtingen uit de Richtlijn
hernieuwbare energie (RED).
Deze regeling heeft geen invloed op de fossiele kant van het gastransportnet. Gas
in het Nederlandse transportnet moet, ongeacht de herkomst, voldoen aan voorschriften
qua (fysieke) samenstelling en aan de Europese regels voor import van gas van buiten
de Unie. Wat deze regelgeving wel waarborgt is dat een koppeling tussen de GvO (het
in Nederland vervaardigde en in het net gebrachte groene gas), het gastransportnet
en de in Nederland uitgeslagen LNG blijft bestaan. Groen gas wordt in Nederland geproduceerd
en ingevoegd in het net. Daarover wordt een GvO ontvangen. Voor de productie van LNG
wordt gas uit het net gehaald. Om de LNG vervolgens als bioLNG aan te merken moet
de partij aantonen dat deze GvO heeft over een bepaalde hoeveelheid gas. Vervolgens
kan de LNG, als vergroende bioLNG, in aanmerking komen voor een HBE onder de jaarverplichting.
Indien de Kamer de motie aanneemt zullen de geïdentificeerde risico’s van deze route
meegenomen worden in de uitwerking van de route in de Regeling energie vervoer.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S.P.R.A. van Weyenberg