32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Nr. 554 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juli 2020

Met deze brief wil ik, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, reageren op het feit dat Uw Kamer op 30 juni jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 89, Stemmingen) de motie van het lid Sienot c.s. (Kamerstuk 32 813, nr. 537) heeft aangenomen over het gebruik van vaste houtige biomassa voor energietoepassingen. Het kabinet zal uitvoering geven aan deze motie door geen nieuwe subsidie beschikbaar te stellen voor het gebruik van vaste houtige biomassa voor de productie van uitsluitend elektriciteit.

Ook zal in de najaarsronde van de SDE++ in 2020 geen subsidie aangevraagd kunnen worden voor warmteproductie door verbranding van houtige biomassa middels installaties met een vermogen < 5 MWth. Ik zal de categorie ketel op vaste of vloeibare biomassa tussen de 0,5 en 5 MWth daarom in deze ronde niet openstellen.

Het kabinet zal bovendien, uitgaande van de tijdige beschikbaarheid van de concrete emissie-eisen, borgen dat installaties voor de verbranding van vaste houtige biomassa die in 2021 SDE++ subsidies aanvragen al aantoonbaar moeten voldoen aan de verwachte aanscherping van de emissie-eisen voor installaties tussen de 0,5 en de 50 MWth. Deze aanscherping moet in 2022 van kracht worden.

Tot slot zal in het duurzaamheidskader voor biomassa een eindjaar worden opgenomen voor de subsidiering van warmteproductie met vaste houtige biomassa en zal ik een uitfaseringsstrategie maken voor 2021. Hierin licht ik op hoofdlijnen toe hoe het gebruik van vaste houtige biomassa voor warmte wordt afgebouwd. Uiteraard mag de gekozen einddatum de transitie naar een duurzame energievoorziening niet in de weg staan. In dat licht zal ik het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) vragen mij te adviseren over deze uitfaseringsstrategie.

Het kabinet streeft ernaar het genoemde duurzaamheidskader zo snel mogelijk na de zomer aan uw Kamer te kunnen aanbieden. Een belangrijke bouwsteen hiervoor is het advies dat op dit moment door de SER wordt opgesteld. De SER streeft ernaar dit advies in juli af te ronden. Hiermee voldoe ik ook aan het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, die mij heeft gevraagd om deze planning.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven