Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 32813 nr. 501 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 32813 nr. 501 |
Vastgesteld 8 juni 2020
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 30 maart 2020 inzake de Routekaart Groen Gas (Kamerstuk 32 813, nr. 487).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 juni 2020. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Renkema
Adjunct-griffier van de commissie, Kruithof
Vragen en antwoorden
1
Hoe verhoudt de inzet van groen gas zich tot de inzet van waterstof? Uit voorliggende stukken blijkt dat ze in dezelfde sectoren nodig zullen zijn, kan kort worden aangegeven waar dat complementair is aan elkaar, waar ze naast elkaar ingezet zullen worden en waar het één de voorkeur heeft boven de ander?
Antwoord
Groen gas en waterstof zijn beide gasvormige energiedragers met grotendeels dezelfde functionaliteit binnen het energiesysteem. Voor de meeste functies zijn beide gassen technisch inzetbaar, zoals het leveren van warmte in de industrie of de gebouwde omgeving, als flexibiliteitsbron voor het warmte- en elektriciteitssysteem en als mobiliteitsbrandstof. Binnen deze functies zullen sommige gebruikers overschakelen op groen gas en sommigen op waterstof. Specifiek voor het gebruik als grondstof, bijvoorbeeld in de industrie, geldt echter dat groen gas en waterstof verschillende moleculaire samenstellingen hebben en dus in de regel niet als grondstof voor hetzelfde proces kunnen dienen. Op systeemniveau zullen beide gassen naast elkaar ingezet worden en zijn beide nodig zijn voor een betaalbare en haalbare verduurzamingsopgave. Gezien de beperkte beschikbaarheid van beide gassen en de onzekerheid omtrent de exacte ontwikkeling van beide gassen, acht ik het op dit moment niet opportuun om reeds te sturen op de allocatie van waterstof en groen gas.
2
Kan worden toegelicht in hoeverre er banen worden geschept door de inzet op waterstof en groen gas? Om hoeveel fulltime-equivalent (fte’s) gaat het?
Antwoord
De inzet op groen gas en waterstof zal zeker banen creëren, al geldt daarbij altijd de kanttekening dat de totale invloed van het klimaat- en energiebeleid op termijn een marginaal effect zal hebben op de werkgelegenheid. Wel heeft de inzet op waterstof en groen gas naar verwachting een positief effect op de spreiding van deze werkgelegenheid en de kwaliteit van de banen (niet makkelijk te verplaatsen naar andere landen). In het recente «Gas for Climate»-rapport van de Europese Commissie gaat het op Europees niveau richting 2050 om circa 750.000 voltijdsbanen voor groen gas en bijna één miljoen banen voor groene waterstof. In de «Hydrogen roadmap Europe» van de Fuel Cell Hydrogen Joint Undertaking (FCH JU) gaat het op Europees niveau voor waterstof voor 2030 al tot circa 100.000 voltijdsbanen. CE Delft berekende onlangs dat de inzet op waterstof in Nederland goed kan zijn voor 18.000–80.000 voltijdsbanen in 2050. Dergelijke nationale schattingen zijn voor groen gas niet beschikbaar. Wel blijkt uit een recente studie van Ekwadraat dat een opschaling van de groen gas productie in lijn met de ambities uit het Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 342) zal leiden tot een omzetdoorgroei in de sector van circa 180 miljoen euro in 2019 tot circa 1,8 miljard euro in 2030.1 Deze omzetgroei zal gepaard gaan met een groei in het aantal banen.
3
Kan worden toegelicht in hoeverre de luchtkwaliteit zal verbeteren als gevolg van de inzet van waterstof en groen gas? Pakt dit ook de hardnekkige luchtvervuilingskernen aan?
Antwoord
De inzet van waterstof heeft een directe verbetering van de luchtkwaliteit tot gevolg. Bij het gebruik van waterstof komt louter water vrij en zijn er dus geen emissies van NOx en fijnstof. De emissies van groen gas zijn gelijk aan die van aardgas. Daarmee zal dus de situatie in hardnekkige luchtverontreinigingskernen kunnen verbeteren. Daarnaast draagt de inzet van waterstof en groen gas ook bij aan de reductie van niet aan luchtkwaliteit-gerelateerde emissies, zoals die van het broeikasgas CO2.
4
Wat zijn tot nu toe de belemmeringen geweest waardoor de productie van CO2-vrij groen gas beperkt is gebleven?
Antwoord
Zoals in de Routekaart Groen Gas geschetst, zijn er verschillende randvoorwaarden die de groei van de groen gas sector beïnvloeden. Deze omvatten onder meer het niveau van stimulering, innovatie, locatiebeschikbaarheid, biomassabeschikbaarheid, professionalisering van de sector en invoedmogelijkheden op het gasnet. De stand van deze randvoorwaarden over tijd heeft de groei van de groen gas sector sterk beïnvloed. Over tijd is op verschillende van deze punten voortgang geboekt, zoals uitbreiding van het aantal SDE-categorieën voor groen gas, voortgaande innovatie ten aanzien van vergisting- en opwaardertechnieken en het realiseren van een sterk juridisch kader voor invoeding op het gasnet. Verdere ontwikkeling van alle genoemde randvoorwaarden is echter van belang om de sector te laten doorgroeien in lijn met de ambities uit het Klimaatakkoord.
5
Hoeveel banen gaan er verloren in de fossiele brandstoffensector wanneer overgegaan wordt op waterstof en groen gas?
Ik beschik niet over gegevens die direct betrekking hebben op de gevolgen van de inzet op waterstof en groen gas voor banen in de fossiele brandstoffensector. Wel is er een schatting uit de KEV 2019 dat het aantal voltijdsbanen in de fossiel sector zal verminderen van 56.000 in 2018 tot 45.000 in 2030. Dit is een totaal schatting, dus niet specifiek het gevolg van de omschakeling op waterstof en groen gas. Het CPB geeft aan dat op termijn de werkgelegenheidseffecten nihil zullen zijn, omdat er sprake is van een verschuiving van banen tussen sectoren, dus een verschuiving van banen in de fossiele sector naar banen in de duurzame energie, waterstof, groen gas etc. Voor schattingen over het ontstaan van nieuwe banen, verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2.
6
Kan worden aangegeven op welke wijze voor deze werknemers omscholing en/of een nieuwe baan wordt geregeld? Voor hoeveel «fossiele banen» is dit al in gang gezet? Kan worden aangegeven hoe dit specifiek in Groningen is geregeld?
Antwoord
Het is aan bedrijven in de brandstoffensector om personeelsbeleid te ontwikkelen dat inspeelt op veranderingen in de economie en het energiesysteem.
Het Nationaal Programma Groningen2 is geïnitieerd voor de «toukomst3» van Groningen. Dit programma doelt onder andere de effecten te ondervangen van het beëindigen van de gaswinning in Groningen. Daarnaast is als onderdeel van de New Energy Coalition de Energy Academy Europe te Groningen opgericht om mensen om te scholen voor de energietransitie.
Ten aanzien van de toename van werkgelegenheid verwijs ik naar de beantwoording van vraag 2 waar ingegaan wordt op de werkgelegenheid als gevolg van de inzet op groen gas. Gezien de geografische gebondenheid van de werkgelegenheid aan de activiteiten ligt het in de lijn der verwachting dat activiteiten op het gebied van groen gas ook in Groningen tot werkgelegenheid leiden. Hiermee zijn er allerlei voorwaarden beschikbaar voor het ontstaan van werkgelegenheid in Groningen, het bedrijfsleven speelt hier uiteraard een belangrijke rol in.
7
Kunt u aangeven per stroom hoeveel natte biomassa, zoals gft-afval, agrarische reststromen, reststromen uit voedsel-en genotsmiddelenindustrie, dierlijke mest en zuiveringsslib en hoeveel droge biomassa, zoals houtafval (B-hout), refuse-derived fuel (RDF) en plastics er momenteel is en hoeveel gas deze zouden kunnen opwekken?
Antwoord
Op 8 mei 2020 heeft het PBL een studie gepubliceerd ten aanzien van de beschikbaarheid en toepassingsmogelijkheden van duurzame biomassa. Uit deze studie en de achterliggende documentatie van CE Delft blijkt dat er momenteel in Nederland circa 10 PJ GFT, 75–100 PJ VGI, 92–130 PJ dierlijke mest en 5 PJ RZWI-slib geproduceerd wordt. Enkele van deze stromen maken deel uit van de overkoepelende stroom agrarische reststromen, waarvan in totaal 205 tot 235 PJ beschikbaar is. De hoeveelheid oud-hout in Nederland (A-, B- en C-hout) betreft 25 PJ zonder specificatie naar type. RDF en plastics zijn stromen die geen biogene oorsprong kennen en waarvan ik op dit moment geen exacte inschatting kan maken van de huidige beschikbaarheid. De hoeveelheid groen gas die uit deze grondstoffen geproduceerd kan worden is afhankelijk van de energie-inhoud van de gebruikte grondstoffen en de gekozen conversietechnologie en kan dus niet generiek weergegeven worden.
8
U geeft aan dat het accommoderen van 105 petajoule (PJ) groen gas circa nog netinvesteringen zal vergen, wanneer zullen deze af zijn en hoeveel PJ groen gas kan het huidige netwerk aan?
Antwoord
De netinvesteringen om 105 PJ groen gas te kunnen accommoderen op het gasnet zullen per net en locatie genomen worden wanneer daar een tekort aan invoedruimte dreigt. De timing is daarmee afhankelijk van de geplande productiecapaciteit van groen gas en de groen gas potentie van een gebied. Bij het nemen van een investeringsbeslissing zal de netbeheerder de geplande productiecapaciteit in een gebied en eventuele toekomstige groen gas ontwikkelingen in zijn afweging meenemen om zo tot de meest geschikte maatregelen te komen. Netbeheer Nederland verwacht dat het zwaartepunt van de investeringen ten bate van de groen gas ambities uit het Klimaatakkoord gelegen zal zijn tussen 2022 en 2029.
Het is op dit moment niet eenduidig vast te stellen hoeveel groen gas het huidige net aan kan doordat er geen nationaal geaggregeerde beeld bestaat van de invoedcapaciteit op alle decentrale netvlakken. In sommige gebieden bestaat op dit moment reeds schaarste, terwijl in andere gebieden ruimschoots invoedruimte beschikbaar is. De beschikbare invoedcapaciteit is daarnaast hoofdzakelijk afhankelijk van de gasvraag op een netvlak gedurende de zomermaanden en deze exacte vraag varieert (met de weersomstandigheden) per jaar.
9
Zullen er concrete jaarlijkse doelstellingen en acties opgesteld worden om doelen met betrekking tot groen gas te halen in 2030?
Antwoord
In de Routekaart Groen Gas heb ik een beleidsagenda opgenomen met concrete acties waar ik inzet op zal plegen. Ik ben op dit moment niet van plan om jaarlijkse doelstellingen voor de productie van groen gas vast te stellen.
10
Kunt u aangeven welke in richting u verwacht dat de beschikbaarheid van veel biomassastromen zich zal ontwikkelen?
Antwoord
Ik verwacht dat de hoeveelheid nationaal geproduceerde biomassa kan toenemen. Deze verwachting is gestaafd op de PBL studie ten aanzien van de beschikbaarheid en toepassingsmogelijkheden van duurzame biomassa van 8 mei 2020. In de Routekaart Biogrondstoffen wordt ook gekeken naar het vergroten van het nationaal biomassa-aanbod en de mogelijke routes om dit aanbod te vergroten. Door de vraag naar biomassa voor verschillende toepassingen blijft biomassa, ook bij toenemende beschikbare hoeveelheden, naar verwachting een schaars goed op mondiale schaal.
11
Hoe zorgt u ervoor dat de regelingen die groen gas stimuleren kunnen inspelen op innovaties en maatschappelijke ontwikkelingen en aangepast kunnen worden aan nieuwe vormen van verwerking, een veranderende cascadering en nieuwe biomassastromen?
Antwoord
Innovatie zie ik als een belangrijke randvoorwaarde voor de verdere doorgroei van de groen gas sector. Zoals in de Routekaart Groen Gas is aangegeven, heb ik de TKI Nieuw Gas gevraagd mij te adviseren over welke innovaties van belang zijn voor de opschaling van de groen gas productie en hoe deze het beste geïnstrumenteerd kunnen worden. Ten aanzien van de SDE++ blijft ik bezien hoe de opengestelde categorieën optimaal aansluiten bij de veranderende staat van de sector.
12
Hoe ziet u de ontwikkeling en de rol van superkritische vergassing en hoe bent u van plan superkritische vergassing te stimuleren?
Antwoord
Superkritische vergassing is één van de conversietechnologieën om groen gas te produceren. Deze innovatieve technologie kent in potentie hoge rendementen en een goede schaal- en repeteerbaarheid waardoor het een relevante bijdrage kan leveren aan de opschaling van de productie van groen gas. Zowel vanuit het innovatie- als onrendabele top-instrumentarium zal ik onderzoeken hoe ik deze en andere innovatieve technieken kan ondersteunen.
13
Hoe bent u van plan vroege fase technologieën in de innovatie- en opschalingfase optimaal te stimuleren?
Antwoord
Innovatie is een belangrijke randvoorwaarde voor de doorgroei van de groen gas sector. Adequate stimulering acht ik hierbij van belang. De energie-innovatieregelingen, specifiek noem ik de Hernieuwbare energieregeling en de Demonstratieregeling Energie en Klimaatinnovatie, bieden al enige jaren de mogelijkheid om innovaties op het gebied van groen gas te faciliteren, naast een specifieke topsector energietender Biobased Economy & Groen Gas. Gezien de grote ambitie uit het Klimaatakkoord om de groen gas productie op te schalen, heb ik TKI Nieuw Gas gevraagd om een innovatieagenda groen gas op te stellen. Deze agenda zal inzichtelijk maken wat de belangrijkste innovatiegebieden zijn en een beschrijving geven hoe deze het beste geïnstrumenteerd kunnen worden in het licht van de huidige regelingen. Naar aanleiding van de uitkomsten van deze agenda zal ik mij nader oriënteren op hoe deze technologieën het beste geïnstrumenteerd kunnen worden. Ik verwacht deze agenda rond de zomer aan uw Kamer aan te kunnen bieden.
14
Hoe stelt u zich voor dat zich voor dat innovatieregelingen zoals de Hernieuwbare Energieregeling (HER) en Demonstratieregeling Energie-innovatie (DEI+) toegankelijker worden voor ondernemers zodat ze succesvoller op groen gas kunnen worden toegepast? Hoe wordt de noodzakelijke synchronisatie tussen deze regelingen en de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE)++ vormgegeven, zodat er een snellere doorloop is van innovaties naar marktintroductie?
Antwoord
Innovatie is een belangrijke randvoorwaarde voor de doorgroei van de groen gas sector. Ik deel u mening dat het van belang is dat de energie-innovatieregelingen toegankelijk zijn voor ondernemers en ruimte bieden voor de benodigde innovaties op het gebied van groen gas. Ook een efficiënte doorloop van innovatie-instrumentarium naar de SDE++ acht ik hierbij van wezenlijk belang. Met de huidige karakteristieken van de HER en de DEI+, zoals het jaarrond openstellen en het «first come first serve» karakter, bieden de regelingen al veel mogelijkheden aan ondernemers om voorstellen in te dienen. Daarnaast ben ik voornemens om de HER in lijn met de SDE++ te verbreden naar CO2-reducerende technologieën, wat helpt om de aansluiting en de doorloop van de HER naar de SDE++ te verbeteren. Zoals ik in antwoord op vraag 13 heb aangegeven zal ik aan de hand van de innovatieagenda groen gas, waarin ook ingegaan zal worden op de benodigde instrumentering, in overleg met TKI Nieuw Gas en RVO bekijken wat er nodig is aan innovatiestimulering en hoe de huidige regelingen daar al dan niet op verbeterd kunnen worden.
15
Bent u bereid de doorlooptijd van vergunningaanvragen voor vergistingsinstallaties te bekorten, al dan niet door gebruik te maken van de Rijkscoördinatieregeling?
Antwoord
Voor een vergistingsinstallatie is een omgevingsvergunning op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) nodig. Een vergunning op basis van de Wet natuurbescherming kan tevens noodzakelijk zijn. Deze kan onderdeel uitmaken van de omgevingsvergunning of separaat worden aangevraagd. Voor deze vergunningen gelden standaardtermijnen waarbinnen de bevoegd gezagen (provincies en/ of gemeenten) geacht worden een besluit te nemen. Het kabinet heeft geen formele bevoegdheden om andere bestuursorganen ertoe aan te zetten de doorlooptijd te bekorten. Uiteraard is het kabinet in het kader van de energietransitie wel voortdurend in gesprek met de medeoverheden om de voortvarende ontwikkeling van meer hernieuwbare energieproductie te bevorderen.
De Rijkscoördinatieregeling wordt door het Rijk alleen toegepast in het geval er sprake is van een nationaal belang dat niet doelmatig en doeltreffend door gemeenten of provincies kan worden behartigd. Op basis van de huidige stand van denken, acht ik een dergelijke situatie niet aan de orde bij de productie van groen gas. Wel zal ik in de uitvoering van de Routekaart Groen Gas bezien hoe ik de realisatiegraad van projecten kan vergroten. Overigens hebben gemeenten en provincies als bevoegd gezag ook de mogelijkheid om verschillende vergunningaanvragen te coördineren en zo de totale doorlooptijd van de vergunningprocedures voor een vergistingsinstallatie zo kort mogelijk te houden.
16
Waarom wordt de inzet van groen gas omschreven als «sluitstuk waar andere alternatieven niet haalbaar zijn»? Hoe beoordeelt u in dit verband het gegeven dat Nederland een van de beste aardgasnetten ter wereld heeft, wat zich juist zou leunen voor een grootschaliger gebruik van (bijgemengd) groen gas zodat gebruikers geen aanpassingen hoeven te doen in hun huizen of fabrieken?
Antwoord
De opvatting dat groen gas vooral als sluitstuk gezien moet worden, volgt uit het feit dat de vraag naar groen gas in de toekomst naar verwachting groter zal zijn dan het aanbod van groen gas. Om deze reden is prioritering van de inzet van belang en dient groen gas vooral daar ingezet te worden waar alternatieven beperkt haalbaar zijn.
17
Vindt u dat het ondanks het feit dat opties zoals bioraffinage en de productie en toepassing van nieuwe biomassastromen zoals zeewieren naar verwachting pas op langere termijn tot resultaat leiden, het noodzakelijk om er nu mee te beginnen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze bent u van plan dergelijke opties te ondersteunen?
Antwoord
Ik acht het ontwikkelen van technieken voor de toekomst, zoals bioraffinage en zeewierkweek, van belang vanuit het perspectief van biomassaverwaarding, inzet op de biobased economy en het optimaliseren van duurzame groen gas productie. De beschikbaarheid en cascadering van biomassa zijn thema’s die besproken wordt in de Routekaart Biogrondstoffen en de Routekaart Cascadering. In reactie op deze Routekaarten zal het kabinet zich buigen over de mogelijkheden om deze innovaties te ondersteunen. Dit vraagt een afweging vanuit missiegedreven innovatiebeleid, waarin we met de beperkte beschikbare innovatiemiddelen duidelijk focus en massa willen creëren en impact.
18
Vindt u dat het noodzakelijk is om met name de HER en DEI+ toegankelijker te maken voor ondernemers om deze daarmee succesvoller op groen gas toe te kunnen passen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze zult u dit vormgeven? Ziet u daarbij tevens een noodzaak om de bovengenoemde instrumenten beter te synchroniseren met de SDE++ om snellere doorloop van innovaties naar marktintroductie mogelijk te maken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze zult u dit vormgeven?
Antwoord
Innovatie is een belangrijke randvoorwaarde voor de doorgroei van de groen gas sector. Adequate stimulering acht ik hierbij van belang. De energie-innovatieregelingen, specifiek noem ik de Hernieuwbare energieregeling en de Demonstratieregeling Energie en Klimaatinnovatie, bieden al enige jaren de mogelijkheid om innovaties op het gebied van groen gas te faciliteren, naast een specifieke topsector energietender Biobased Economy & Groen Gas. Gezien de grote ambitie uit het Klimaatakkoord om de groen gas productie op te schalen, heb ik TKI Nieuw Gas gevraagd om een innovatieagenda groen gas op te stellen. Deze agenda zal inzichtelijk maken wat de belangrijkste innovatiegebieden zijn en een beschrijving geven hoe deze het beste geïnstrumenteerd kunnen worden in het licht van de huidige regelingen. Naar aanleiding van de uitkomsten van deze agenda zal ik mij nader oriënteren op hoe deze technologieën het beste geïnstrumenteerd kunnen worden.
19
Op welke wijze zult u de in ontwikkeling zijnde Routekaart Biogrondstoffen betrekken bij de uitvoering van de Routekaart Groen Gas?
Antwoord
Zoals ik heb aangegeven in de Routekaart Groen Gas acht ik het afdoende ontsluiten van duurzame biomassa een belangrijke randvoorwaarde voor het opschalen van de groen gas productie. De Routekaart Biogrondstoffen is voor mij het primaire traject dat kijkt naar hoe de hoeveelheid nationale biomassa geoptimaliseerd en vergroot kan worden.
20
Waarom is biopropaan niet opgenomen in de SDE++-regeling?
Antwoord
Welke technieken in aanmerking komen voor subsidie in de SDE++-regeling wordt besloten op basis van advies van het PBL. Het PBL houdt in haar adviestraject jaarlijks een marktconsultatie, waarin haar conceptadvies voor commentaar wordt opengesteld en waar ook de gelegenheid is om nieuwe technieken aan te dragen die eventueel in aanmerkingen zouden kunnen komen. Biopropaan is voor de SDE++ 2020 niet meegenomen.
21
Deelt u de mening van biogasindustriepartijen dat het beter definiëren van het begrip biogas in de Gaswet noodzakelijk is om het transporteren en distribueren van biogassen via het gasnetwerk mogelijk te maken?
Antwoord
Ik deel de opvatting dat het begrip biogas gedefinieerd dient te worden in de Gaswet niet. Op dit moment valt groen gas reeds binnen de definitie van gas in de Gaswet en daarmee bestaat er een taak voor netbeheerders om dit gas te transporteren en distribueren via het bestaande gasnet. Biogas is een ruw en heterogeen gasmengsel dat een andere samenstelling kent dan aardgas, waardoor het op dit moment niet ingevoed mag worden op het gasnet. In het kader van de AMvB tijdelijke taken netbeheerders zal ik kijken naar de mogelijkheid om het wegmengen van biogas in het bestaande aardgasnet toe te staan. Het toevoegen van kleine hoeveelheden biogas aan het gasnet en de bestaande gasstroom, oftewel wegmengen, is technisch mogelijk en voorkomt kosten voor opwaardeerinstallaties om dit gas om te zetten in groen gas. Een publieke taak voor het aanleggen en beheren van separate biogasleidingen en -netwerken voor het transport en de distributie van puur biogas acht ik gezien de beperkte schaal en uitwisselbaarheid van dit gas op dit moment niet voor de hand liggend.
22
Onderzoekt u of de energiebelasting op groen gas structureel laag kan blijven en niet parallel mee zal stijgen met de energiebelasting op aardgas?
Antwoord
In het kader van de Routekaart Groen Gas onderzoek ik meerdere alternatieve instrumenten, waaronder fiscale differentiatie. De praktische vormging en reikwijdte van een dergelijke differentiatie is één van de aspecten die ik in dat kader mee zal nemen.
23
Onderzoekt u een verplichte bijmenging van groen gas in de gebouwde omgeving en industrie?
Antwoord
In het kader van de Routekaart Groen Gas onderzoek ik meerdere alternatieve instrumenten, waaronder een bijmengverplichting, om de productie van groen gas te stimuleren. De praktische vormgeving en reikwijdte van een bijmengverplichting is één van de aspecten die ik in dat kader mee zal nemen.
24
Is het mogelijk om de vergunningprocedures voor vergisters te verkorten?
Antwoord
Voor een vergistingsinstallatie is een omgevingsvergunning op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) nodig. Een vergunning op basis van de Wet natuurbescherming kan tevens noodzakelijk zijn. Deze kan onderdeel uitmaken van de omgevingsvergunning of separaat worden aangevraagd. Voor deze vergunningen gelden standaardtermijnen waarbinnen de bevoegd gezagen (provincie en/of gemeente) geacht worden een besluit te nemen. Het kabinet heeft geen formele bevoegdheden om andere bestuursorganen ertoe aan te zetten de doorlooptijd te bekorten. Uiteraard is het kabinet in het kader van de energietransitie wel voortdurend in gesprek met de medeoverheden om de voortvarende ontwikkeling van meer hernieuwbare energieproductie te bevorderen.
25
Hoe lang zijn de vergunningstrajecten voor vergisters gemiddeld?
Antwoord
Voor een vergistingsinstallatie is een omgevingsvergunning op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) nodig. Afhankelijk van het formaat van de vergister kan de reguliere of uitgebreide procedure van toepassing zijn. De reguliere procedure mag 8 weken duren en kan éénmaal met 6 weken worden verlengd. De uitgebreide procedure mag 6 maanden duren en kan éénmaal met een redelijke termijn worden verlengd. Een vergunning op basis van de Wet natuurbescherming kan tevens noodzakelijk zijn. Deze kan onderdeel uitmaken van de omgevingsvergunning of separaat worden aangevraagd waarbij een beoordelingstermijn van 20 weken geldt.
26
Wordt bij de implementatie van de Renewable Energy Directive (RED)2 in de Nederlandse wetgeving, zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de ambities uit de Routekaart Groen Gas?
Antwoord
De ambities uit de Routekaart Groen Gas betreffen vooral het bijdragen aan de ambities uit het Klimaatakkoord en het opschalen van de groen gas productie. Daarbij is een uitgangspunt dat voor de productie van groen gas alleen duurzame biomassa wordt ingezet. De duurzaamheidscriteria uit de RED2 zullen worden geïmplementeerd in de SDE++ en de jaarverplichting Energie voor Vervoer om te zorgen dat het groen gas dat in Nederland wordt ingezet duurzaam is. Voor groen gas (en andere biomassa) werkt het kabinet daarnaast aan een integraal duurzaamheidskader. De duurzaamheidscriteria uit de RED2 worden hierin meegenomen. Naast duurzaamheidscriteria bevat de RED2 ook eisen aan de broeikasgasreductie van groen gas in de productieketen en efficiency-eisen aan nieuwe installaties. De implementatie daarvan draagt bij aan de klimaatwinst die met de ambities van de Routekaart kan worden geboekt.
De verplichtingen in de RED2 voor een minimale inzet van hernieuwbare energie, in het bijzonder in vervoer en in de verwarmingssector, bieden een stimulans voor de producenten van groen gas om hun productie op te schalen. Voor vervoer wordt, in lijn met de RED2 en het Klimaatakkoord, vooral ingezet op de toepassing van brandstoffen op basis van reststromen (naast elektriciteit en waterstof).
27
Op welke wijze worden de duurzaamheidsafspraken uit het duurzaamheidskader biomassa geïntegreerd in de Routekaart Groen Gas?
Antwoord
De afspraken uit het duurzaamheidskader biomassa, zoals bijvoorbeeld duurzaamheidscriteria of een eventuele prioritering van de inzet van groen gas, zullen van toepassing zijn op de groen gas sector. De opschaling van de groen gas productie en de inzet van groen gas zijn alleen mogelijk conform het duurzaamheidskader.
28
Overweegt u een oplopende bijmengverplichting van groen gas in de industrie? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
In het kader van de Routekaart Groen Gas onderzoek ik meerdere alternatieve instrumenten, waaronder een bijmengverplichting, om de productie van groen gas te stimuleren. De praktische vormgeving en reikwijdte van een bijmengverplichting is één van de aspecten die ik in dat kader mee zal nemen.
29
Klopt het dat bij de zogenaamde CO2-vrije gassen alleen naar de CO2-uitstoot van het productieproces wordt gekeken? In hoeverre wordt de gehele keten betrokken bij de vaststelling of een groen gas daadwerkelijk CO2-vrij is?
Antwoord
De berekeningswijze van hernieuwbare energie is gebaseerd op de Europese Hernieuwbare Energie Richtlijn van 2018 (RED2). Gassen worden alleen meegeteld als ze voldoen aan in de richtlijn opgenomen broeikasgasemissiereductiepercentages, waarbij de gehele keten wordt meegenomen.
30
Hoe kan op echt duurzame wijze in de grote hoeveelheid groen gas worden voorzien die nodig zal zijn voor 30–50% van het energieverbruik? Kunnen deze hoeveelheden wel op echt CO2-vrije wijze tot stand komen, wanneer gekeken wordt naar de gehele keten van productie? En niet zoals bij biomassa het geval is, gebaseerd op een papieren werkelijkheid waarbij in de praktijk wel degelijk veel CO2 wordt uitgestoten?
Antwoord
De genoemde 30 tot 50 procent betreft een verwijzing naar een rapportage van Berenschot waarin een zevental toekomstverkenningen naast elkaar zijn gelegd. De genoemde getallen betreffen het voorziene aandeel gasvormige dragers in 2050 en omvatten niet alleen groen gas, maar bijvoorbeeld ook waterstof. De opschaling van de groen gas productie zal alleen mogelijk zijn conform de geldende en toekomende regelgeving, zoals de Europese Hernieuwbare Energie Richtlijn van 2018 (RED2), waarbij gekeken wordt naar broeikasgasemissies over de gehele productieketen.
31
Kan worden toegelicht hoe afvang en hergebruik van CO2 na de verbranding van groen gas leidt tot negatieve emissies in andere sectoren?
Antwoord
De biogene reststromen die gebruikt worden voor vergisting of vergassing hebben tijdens hun groeifase CO2opgenomen uit de lucht. Door deze CO2af te vangen na verbranding en her te gebruiken, wordt deze CO2permanent uit de atmosfeer verwijderd en ontstaat een zogenaamde negatieve emissie.
32
Hoe kan biomassa duurzaam worden ingezet wanneer het om zulke grote hoeveelheden gaat?
Antwoord
De productie van groen gas is alleen mogelijk overeenkomstig de geldende en toekomende regelgeving ten aanzien van biomassa-inzet. Europese en nationale regels bewaken de duurzaamheid van de in te zetten biomassa.
33
Hoe verhoudt de uitspraak dat biomassa zo beperkt en hoogwaardig mogelijk ingezet moet worden zich tot het feit dat er woonwijken mee worden verwarmd, waarvoor ook echt duurzame alternatieven voorhanden zijn?
Antwoord
Gemeenten hebben de regie over de warmtetransitie in de gebouwde omgeving. Gemeenten worden ondersteund door het Rijk met verschillende instrumenten, zodat zij goed onderbouwde Transitievisies Warmte en daaraan gekoppelde uitvoeringsplannen kunnen opstellen. Eén van de instrumenten is de Leidraad Aardgasvrije Wijken. Op basis van de Leidraad kunnen gemeenten in kaart brengen voor welke buurten of wijken groen gas in de toekomst mogelijk een alternatief kan worden, en tegelijkertijd kunnen ze hiermee inzicht verwerven in welke buurten andere opties meer voor de hand liggen en al gestart kan worden. Gezien de onzekerheid over de toekomstige beschikbaarheid en prijsstelling van groen gas en de beperkte beschikbaarheid van dit gas heb ik gemeenten erop gewezen dat het voor de hand ligt om hun warmtetransitie niet te beginnen met groen gas. Ook heb ik gemeenten gewezen op het belang en de noodzaak om de inzet van schaars groen gas te prioriteren voor wijken waar alternatieven beperkt haalbaar zijn. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn in oude binnensteden waar een hoge isolatiebehoefte en ruimtelijke beperkingen de inzetbaarheid van alternatieve verduurzamingsstrategieën sterk beperkt.
34
Overweegt u om specifieke productielocaties aan te wijzen? Zo ja, welke benadering overweegt u hierbij?
Antwoord
In het kader van de Routekaart Groen Gas heb ik Energiebeheer Nederland (EBN) verzocht te kijken naar het hergebruikpotentieel van mijnbouwlocaties voor groen gas productie en de vraag hoe deze locaties eventueel beschikbaar gemaakt kunnen worden voor groen gas productie. Ook kijk ik met de Unie van Waterschappen naar het gebruik van waterzuiveringslocaties. Ik overweeg op dit moment echter niet om locaties aan te wijzen.
35
Is het de inzet om meer dan de huidige 3% van mest te vergisten? Hoe verhoudt deze inzet zich tot de wens van het kabinet te komen tot een duurzame kringloop landbouw, waarbij de hoeveelheid mest fors zou moeten afnemen?
Antwoord
De inzet van de Routekaart Groen Gas is om meer groen gas te produceren. In deze Routekaart geeft het Kabinet geen voorkeur aan voor de inzet van specifieke soorten duurzame biomassa, zoals mest. Er is dus geen kabinetsinzet op het gewenste percentage mest dat vergist wordt. Het vergisten van mest kan een wezenlijk onderdeel vormen van de kringlooplandbouw, in het bijzonder wanneer mestvergisting gecombineerd wordt met de terugwinning van hoogwaardige mineralen en meststoffen.
36
Wat wordt bedoeld met «onevenredige afhankelijkheden»? Wat verstaat u daaronder, op welk punt acht u het risico op lock-in dan te groot? Kunt u dit ook aangeven ten aanzien van de inzet van biomassa anders dan mest?
Antwoord
Van een onevenredige afhankelijkheid is sprake indien de leveringszekerheid van energie voor significante delen van de Nederlandse samenleving volledig afhankelijk zou zijn van energieproductie uit één bron. Gezien de huidige beperkte rol van groen gas in ons energiesysteem, het brede palet aan biogrondstoffen dat op dit moment beschikbaar is en de beperkte mate waarin een deel van deze grondstoffen, waaronder mest, ontsloten worden, acht ik dit risico op dit moment beperkt.
37
Hoe neemt u de systeemkosten van verschillende routes voor groen gas mee bij de stimulering van groen gasproductie? Worden kosten zoals voor de aanpassing van infrastructuur hierin momenteel voldoende meegenomen?
Antwoord
Op dit moment is de stimulering op basis van de SDE++ gericht op de onrendabele top van de productie-installatie voor groen gas. Ik neem de systeemkosten, waaronder de aanpassingskosten van infrastructuur, niet mee in de berekening van de onrendabele top.
38
Wanneer is het duurzaamheidskader biomassa beschikbaar? Waarom laat deze zo lang op zich wachten?
Antwoord
De sociaaleconomische Raad (SER) is door het kabinet gevraagd een advies op te stellen voor het duurzaamheidskader biomassa. De SER streeft ernaar in juli te adviseren. Besluitvorming van het kabinet over het duurzaamheidskader volgt zo snel mogelijk na ontvangst van dit advies.
39
Wordt met de geschetste routekaart groen gas de beoogde ambitie van 70 PJ gehaald? Zo nee, welke plannen heeft u om de beoogde ambitie alsnog te halen?
Antwoord
De Routekaart Groen Gas richt zich primair op het waar mogelijk faciliteren van de 70 PJ ambitie uit het Klimaatakkoord. Deze ambitie is uitgesproken door de groen gas sector, waardoor de sectorinzet op opschaling, kostenreductie, innovatie en professionalisering mede bepalend is voor het halen van de ambitie.
40
Kan worden weergegeven waaruit de natte en droge biomassa voor vergisting en vergassing die moeten optellen tot 70 PJ bestaan? Hoeveel van elke grondstof is nodig? Hoeveel is dit nu?
Antwoord
De Routekaart Groen Gas ziet op de opschaling van de groen gas productie en niet op de specifieke inzet van biogrondstoffen. Binnen de kaders van het biomassabeleid, inclusief het toekomende duurzaamheidskader, is het aan de sector om richting te geven aan de opschaling van de groen gas productie. Op dit moment worden op basis van de gegevens van Vertogas circa 90 soorten grondstoffen gebruikt voor groen gas productie. In 2019 waren organische natte fractie (0,65 PJ), organisch afval huishoudens (0,45 PJ), bietenpulp (0,43 PJ), suikerbereiding (0,4 PJ) en zuivelproducten en voedingsmiddelen ongeschikt voor menselijke consumptie (0,38 PJ) de vijf grootste categorieën in termen van output. Het geheel aan ingezette biomassa voor groen gas productie in 2019 betreft natte biomassa. Er is geen vaste houtige biomassa ingezet voor groen gas productie in 2019.
41
Welke mogelijkheden ziet u voor het omzetten van vergisters die elektriciteit produceren naar een productie van groen gas? In hoeverre is dit mogelijk, welke obstakels zijn er hierbij en wat zijn de voor- en nadelen?
Antwoord
Technisch is het mogelijk een vergister om te bouwen van elektriciteitsproductie naar groen gas productie. De belangrijkste verandering die hiervoor doorgevoerd dient te worden is het installeren van een opwaardeerinstallatie om het biogas om te kunnen zetten in groen gas. In de SDE++ wordt aan SDE-projecten die elektriciteit produceren de mogelijkheid geboden om in aanmerking te komen voor verlengde levensduur na afloop van hun SDE-beschikking als zij hun installatie ombouwen naar groen gas. In de Routekaart Groen Gas heb ik een beleidsagenda opgenomen met concrete acties waar ik inzet op zal plegen om de productie van groen gas in Nederland te vergroten.
42
Kan een inschatting worden weergegeven hoeveel middelen er via de SDE-regeling richting de verschillende categorieën verdeeld gaan worden de komende jaren?
Antwoord
In de Kamerbrief Biomassa – hoe zit het? (Kamerstuk 32 813, nr. 404) bent u geïnformeerd dat de totale waarde van alle beschikkingen (afgegeven t/m oktober 2019) voor vergisting 4.060 miljoen euro bedraagt. Dit betreft het maximale subsidiebedrag dat over de gehele looptijd van een project (12 jaar) kan worden verstrekt. Deels is dit ook al aan lopende projecten uitgekeerd. In de praktijk is het uitgekeerde bedrag veel lager dan de totale waarde van de beschikkingen, doordat niet alle projecten worden gerealiseerd, projecten niet maximaal produceren en de subsidie lager uitvalt doordat de marktprijs van energie boven de bodemprijs in de SDE-beschikking ligt. Over de verdeling in nog af te geven beschikkingen in komende SDE++-rondes kan ik geen inschatting geven. Vanwege deze factoren is het niet goed mogelijk om aan te geven hoe de verdeling van de middelen er de komende jaren uit zal zien.
43
Welke mogelijkheden zijn er om de effectiviteit van de SDE++ voor groen gas te verbeteren?
Antwoord
In het kader van de Routekaart Groen Gas onderzoek ik meerdere instrumenten voor de stimulering van groen gas productie. Ook mogelijke optimalisaties binnen de huidige SDE++ zal ik hierin bezien.
44
Welke vormen van groen gas worden nu te kostbaar geacht? Om welke technieken gaat het dan?
Antwoord
Er zijn geen vormen van groen gas productie die op dit moment te kostbaar geacht worden. Wel bestaat er een spreiding in de subsidie-intensiteit van de verschillende groen gas productiecategorieën, uiteenlopend van boven de 400 EUR/ ton CO2voor de duurste vorm van biomassavergassing tot onder de 100 EUR/ ton CO2voor slibvergisting op basis van de SDE++-basisbedragen uit 2020.
45
Wat is de invloed van vergisting- en vergassingsinstallaties op de luchtkwaliteit? Kan hier een uitgebreide toelichting op worden gegeven?
Antwoord
Vergisting- of vergassingsinstallaties hebben geen tot een zeer beperkte invloed op de luchtkwaliteit. Emissies van met name stikstofoxiden (NOx) en – bij verbranding van onbewerkt biogas – zwaveldioxide (SO2) kunnen wel optreden bij de verbranding van de geproduceerde gassen. Voor groen gas zijn de emissies vergelijkbaar met die van aardgas. Voor de emissies van biogas zijn emissiegrenswaarden opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm). Voor de emissies van de gassen uit vergassingsinstallaties worden eisen gesteld in zowel het Abm als in milieuvergunningen.
46
Op welke wijze zult u ruimte geven aan lokale initiatieven in de verdere uitwerking van de Routekaart Groen Gas en hoe bent u van plan lokale groen gas initiatieven te ondersteunen?
Antwoord
De beleidsagenda van de Routekaart Groen Gas omvat een reeks aan generieke acties ten aanzien van onder meer stimulering, innovatie, invoedcapaciteit en biomassa. Deze acties zullen generiek effect sorteren op zowel kleinschalige als grootschalige projecten. Binnen de SDE++ bestaat daarnaast in het bijzonder de categorie kleinschalige monomestvergisting gericht op het ondersteunen van kleinschalige en lokale groen gas productie.
47
Hoe denkt u over het aanwijzen van specifieke productielocaties voor groen gas? Zou dat wat u betreft een goede optie zijn? Waarom wel of waarom niet? Denkt u dat een dergelijke benadering, vergelijkbaar met de benadering voor wind op zee, zou bijdragen aan kostenreductie en professionalisering? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
In het kader van de Routekaart Groen Gas heb ik Energiebeheer Nederland (EBN) verzocht te kijken naar het hergebruikpotentieel van mijnbouwlocaties voor groen gas productie en de vraag hoe deze locaties eventueel beschikbaar gemaakt kunnen worden voor groen gas productie. Ook kijk ik met de Unie van Waterschappen naar het gebruik van waterzuiveringslocaties. Ik richt mij in mijn inzet dus allereerst op het beschikbaar krijgen van productielocaties op basis van deze initiatieven en overweeg op dit moment niet om locaties aan te wijzen. Het aanwijzen van locaties of het in samenwerking met EBN of de Unie van Waterschappen beschikbaar stellen van locaties zou een bijdrage kunnen leveren aan kostenreductie en professionalisering. Ten aanzien van de potentie van mijnbouwlocaties heb ik EBN specifiek verzocht om eventuele kostenreducties mee te nemen in de analyse.
48
Welke voorbeelden van fraude en overlast zijn er? Kan hier verder op in worden gegaan?
Antwoord
Ten aanzien van overlast zijn er gevallen bekend waarin omwonenden klaagden over al dan niet vermeende geur- en/of geluidsoverlast afkomstig van individuele groen gas installaties. Deze overlast kan op basis van de huidige stand der techniek en de geldende milieuregelgeving tot een minimum beperkt worden. Ten aanzien van fraude in groen gas productie verwijs ik u graag naar de overzichtsbrief over mestbeleid die de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer in 2019 hebben doen toekomen (Kamerstuk 33 037, nr. 364) en mijn brief over de bestendiging van de Regeling Stimulering Duurzame Energie (SDE+) en Regeling Garanties van Oorsprong (GVO) (Kamerstuk 31 239, nr. 302).
49
Hoe kan er gezorgd worden voor een betere benutting van biomassa voor vergisting, bijvoorbeeld binnen het beleid op het gebied van gft-afval en berm- en slootmaaisel?
Antwoord
In het kader van de Routekaart Biogrondstoffen wordt bezien hoe de beschikbaarheid van biomassa in Nederland geoptimaliseerd en vergroot kan worden. Stromen als GFT en berm- en slootmaaisel worden hierin meegenomen.
50
Is de veronderstelling juist dat het alloceren van groen gas productie aan gemeenten bij kan dragen aan (een versnelling van) het creëren van planologische ruimte voor en de ontwikkeling van groen gas productie-installaties?
Antwoord
De allocatie van groen gas verloopt via verhandelbare certificaten van oorsprong. Ik ben niet bekend met de beweegredenen van gemeenten om al dan geen planologische ruimte te creëren voor groen gas productie en kan niet inschatten of de geschetste hypothetische situatie een bijdrage zou kunnen leveren aan het creëren van planologische ruimte.
51
Op welke wijze gaat de inzet van groen gas voor de gebouwde omgeving worden beperkt? Kan meer toelichting worden gegeven op de rol van de overheid hierin?
Antwoord
Gemeenten worden ondersteund door het Rijk met verschillende instrumenten, zodat zij goed onderbouwde Transitievisies Warmte en daaraan gekoppelde uitvoeringsplannen kunnen opstellen. Eén van de instrumenten is de Leidraad Aardgasvrije Wijken. Op basis van de Leidraad kunnen gemeenten in kaart brengen voor welke buurten of wijken groen gas in de toekomst mogelijk een alternatief kan worden, en tegelijkertijd kunnen ze hiermee inzicht verwerven in welke buurten andere opties meer voor de hand liggen en al gestart kan worden. Gezien de onzekerheid over de toekomstige beschikbaarheid en prijsstelling van groen gas en de beperkte beschikbaarheid van dit gas heb ik gemeenten erop gewezen dat het voor de hand ligt om hun warmtetransitie niet te beginnen met groen gas en de inzet van groen gas te prioriteren voor wijken waar alternatieven beperkt haalbaar zijn.
52
Hoe wordt gestimuleerd dat gemeenten niet massaal inzetten op het gebruik van groen gas, waar er meer voor de hand liggende en meer duurzame opties denkbaar zijn en dus buiten energiebesparing om?
Antwoord
Gemeenten worden ondersteund door het Rijk met verschillende instrumenten, zodat zij goed onderbouwde Transitievisies Warmte en daaraan gekoppelde uitvoeringsplannen kunnen opstellen. Eén van de instrumenten is de Leidraad Aardgasvrije Wijken. Op basis van de Leidraad kunnen gemeenten in kaart brengen voor welke buurten of wijken groen gas in de toekomst mogelijk een alternatief kan worden, en tegelijkertijd kunnen ze hiermee inzicht verwerven in welke buurten andere opties meer voor de hand liggen en al gestart kan worden. Gezien de onzekerheid over de toekomstige beschikbaarheid en prijsstelling van groen gas en de beperkte beschikbaarheid van dit gas heb ik gemeenten erop gewezen dat het voor de hand ligt om hun warmtetransitie niet te beginnen met groen gas en de inzet van groen gas te prioriteren voor wijken waar alternatieven beperkt haalbaar zijn.
53
Hoe kijkt u aan tegen de allocatie van groen gas? Wat zijn bij de allocatie van groen gas in ons energiesysteem de uitgangspunten? Zou de allocatie van groen gas wat u betreft zoveel mogelijk regionaal moeten gebeuren of dient de verdeling plaats te vinden op basis van waar in het energiesysteem groen gas het meeste nodig is? Wat zijn de voor- en nadelen van deze verschillende allocatiemethoden?
Antwoord
Groen gas wordt gealloceerd op basis van het systeem van garanties van oorsprong. Deze systematiek is inherent waarde- en niet locatie-georiënteerd. Een specifiek regionale verdeling is dus niet mogelijk. Op dit moment worden garanties van oorsprong ingekocht door actoren die bereid zijn om de meerwaarde voor deze certificaten te betalen, dan wel omdat zij hiermee aan een verduurzamingsverplichting kunnen voldoen, dan wel omdat zij hier vrijwillig voor wensen te kiezen. Gezien de beperkte beschikbaarheid van groen gas op dit moment acht ik het niet wenselijk om reeds expliciet te sturen op de toekomstige allocatie van groen gas.
54
In de huidige situatie is het subsidietechnisch interessant om van groen gas biobrandstof te maken of om te zetten in elektriciteit, maar tegelijkertijd is groen gas nodig voor gebouwde omgeving. Op welke wijze zult u om gaan met die prikkels en er voor zorgen dat groen gas ook in de gebouwde omgeving benut kan worden? Welke mogelijkheden zijn er om hier later op bij te sturen in de SDE en andere regelingen?
Antwoord
Op dit moment is de beschikbaarheid van groen gas nog beperkt en ook de toekomstige beschikbaarheid en prijs van groen gas is nog ten dele onzeker. Tegen deze achtergrond acht ik het niet wenselijk om nu reeds instrumenten in te zetten om te sturen op de allocatie van groen gas. Doordat groen gas ingevoed wordt in het gasnet en enkel administratief via een systeem van garanties van oorsprong wordt toegerekend aan specifieke gebruikers bestaat er de mogelijkheid om op termijn als er meer duidelijkheid is over de toekomstige beschikbaarheid van groen gas, en wanneer wenselijk, te sturen op de allocatie van deze garanties.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32813-501.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.