Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 april 2013
In uw brief van 12 maart jl. verzoekt uw Kamer mij een reactie te geven op het rapport
«16% hernieuwbare energie in 2020- wanneer aanbesteden?» Dit rapport heb ik uw Kamer
recentelijk op verzoek toegestuurd, waarbij ik heb aangegeven na de zomer met een
reactie te komen. Reden is dat dit rapport is opgesteld door ECN in opdracht van Energie
Nederland en Stichting Natuur en Milieu in het kader van het SER-energieakkoord. Zolang
deze vertrouwelijke besprekingen lopen, vind ik het niet gepast om op individuele
stukken, die in kader van deze besprekingen worden opgesteld, te reageren. Naar ik
heb begrepen, is uw Kamer onlangs wel in beslotenheid geïnformeerd over de voortgang.
Ik kan uw Kamer wel tegemoet komen door op hoofdlijnen te reageren. Een uitgebreide
appreciatie over de doelstelling voor hernieuwbare energie volgt na de zomer. Gedurende
het SER-traject zal ik verder niet ingaan op individuele bijdragen.
Het kabinet heeft gekozen voor een ambitieus doel. Dat betekent dat we grote stappen
moeten zetten. Gezien de grote financiële consequenties moeten we evenwel geen overhaaste
en te dure besluiten nemen, zoals ik ook op 28 november 2012 in uw Kamer al heb aangegeven.
Ik ben het eens met de opstellers van het rapport dat biomassa bij- en meestook, wind
op land en wind op zee in Nederland veel potentie hebben om bij te dragen aan hernieuwbare
energie. Het belangrijkste instrument is de SDE+. Uitgangspunt van de SDE+ blijft
dat de goedkoopste technologieën het eerst aan bod komen. Het is dan ook aan de markt
welke technologieën uiteindelijk de grootste bijdrage zullen gaan leveren in 2020.
Ook zijn de voorbereidingen van de realisatie van dit ambitieuze doel in volle gang.
Op 4 april is de SDE+ ronde voor 2013 geopend met een budget van € 3 miljard. Voorts
heb ik u geïnformeerd over de structuurvisie wind op land. En voor de zomer ontvangt
u eveneens bericht over de toekomst van biomassa bij- en meestook.
Ik ben het nochtans niet eens met de opstellers van het rapport dat we reeds in 2013
een tender wind op zee zouden moeten openstellen. Ik ben van mening dat we met het
aanpassen van vergunningprocedures, uitgiftebeleid en kostenreductie slimmer en kostenefficiënter
de benodigde capaciteit wind op zee kunnen realiseren.
De minister van Economische Zaken,
H.G.J. Kamp