32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Nr. 343 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 juni 2019

Tijdens het Algemeen Overleg Klimaat en Energie op 16 mei 2019 heeft het lid Stoffer het SGP-manifest «De burger aangesloten» aan mij overhandigd met het verzoek om een reactie hierop. Hierbij reageer ik graag op dit manifest.

Het SGP-manifest «De burger aangesloten: Ruim baan voor lokale energieprojecten» wijst op het belang van draagvlak bij burgers en ondernemers voor de energietransitie, en geeft aan dat dit verder gaat dan alleen de eis van laagste kosten per vermeden ton CO2. Ook geeft het manifest aan dat er veel lokale ideeën zijn die door regelgeving worden belemmerd. Daarnaast stelt het manifest dat lokale energieopwekking wel belangrijk wordt gevonden, maar dat er in het ontwerp van het Klimaatakkoord nauwelijks maatregelen worden genoemd om dat te bevorderen. Het manifest bepleit op basis daarvan meer aandacht voor – en onderzoek naar – de waarde en rol van lokale energie-initiatieven, als ook er voor te zorgen dat energiecoöperaties worden betrokken bij het opstellen van de Regionale Energiestrategieën.

Het manifest doet negen concrete voorstellen om lokale initiatieven te stimuleren:

  • 1) Geef energiecoöperaties ondersteuning vanuit Expertisecentra;

  • 2) Zorg voor een garantiefonds voor lokale energie initiatieven;

  • 3) Behoud de salderingsregeling voor zonnepanelen;

  • 4) Vereenvoudig de postcoderoosregeling;

  • 5) Vereenvoudig de toegang tot de SDE+-subsidie (Stimulering Duurzame Energieproductie);

  • 6) Verlaag de BTW op zonnepanelen en miniwindmolens;

  • 7) Schrap regels die een belemmering vormen voor de verduurzaming van huurwoningen;

  • 8) Onderzoek de mogelijkheden om projectontwikkelaars te verplichten omwonenden te laten participeren in zonne- of windparken;

  • 9) Schrap regels die de verdere ontwikkeling van klein- en miniwind belemmert.

Ik ben het eens met de strekking van het manifest waar het gaat om het belang van draagvlak voor de energietransitie en de rol van lokale energieprojecten. Ik vind de burger-energiebeweging belangrijk en bevorder de condities voor deze beweging op verschillende manieren. Zo wordt met de salderingsregeling en de postcoderoosregeling financieel bevorderd dat burgers investeren in de opwek van hernieuwbare energie, waarbij de eis van laagste kosten per vermeden ton CO2 niet strikt wordt toegepast.

Vertegenwoordigers van energiecoöperaties waren actief betrokken bij de totstandkoming van het ontwerp van het Klimaatakkoord, met name bij de sectortafel Elektriciteit en de sectortafel Gebouwde omgeving. Ondernemende burgers, verenigd in energiecoöperaties, willen een rol spelen bij de uitwerking van de afspraken over burgerparticipatie, het streven naar 50 procent lokaal eigendom van hernieuwbare elektriciteit op land en de wijkgerichte aanpak bij de warmtetransitie. Met de brief van 20 juni 2019 heb ik de Tweede Kamer het rapport toegestuurd over de verkenning naar de rol van burgercoöperaties en hun potentiële bijdrage aan de klimaat- en energiedoelen in 2030. Ook ben ik in gesprek met organisaties die werken aan de versterking van burgerparticipatie. Het gaat hier onder andere om de participatiecoalitie (Natuur en Milieufederaties, Energie Samen, Energieloketten, HIER, Buurkracht en LSA Bewoners) die de afgelopen jaren veel ervaring heeft opgedaan met het meedenken met en ondersteunen van bewoners.

Van de negen concrete voorstellen die het manifest doet, worden er verschillende toegepast. Echter niet alle, en daar zijn goede redenen voor. Ik ga hieronder kort in op de afzonderlijke voorstellen:

Ad. 1. Energiecoöperaties krijgen al ondersteuning van de Stichting Hier Opgewekt. Hier Opgewekt wordt medegefinancierd door de rijksoverheid.

Hier Opgewekt kan ook kennis betrekken via de Expertisecentra.

Ad. 2. Ik heb € 5 miljoen beschikbaar gesteld voor een garantiefonds, onder de voorwaarde de provincies er ook behoefte aan hebben en dit (met minimaal € 5 miljoen) meefinancieren. Het IPO heeft aangegeven dat de provincies niet gezamenlijk willen deelnemen aan een dergelijk fonds, maar dat het voor sommige provincies wel aantrekkelijk kan zijn om aansluiting te zoeken bij een dergelijk fonds. Rond de zomer van 2019 verwacht ik meer duidelijkheid hierover.

Ad. 3. Over het behoud van de salderingsregeling tot 2023 (en de afbouw daarna) heb ik de Tweede Kamer per brief van 25 april 2019 geïnformeerd (Kamerstuk 31 239, nr. 299).

Ad. 4. In diezelfde brief van 25 april 2019 is de Kamer geïnformeerd over de postcoderoosregeling. Daarin heb ik aangegeven dat wordt onderzocht hoe de postcoderoosregeling wordt gewijzigd of zal worden vervangen door een subsidieregeling.

Ad. 5. Voor kleine projecten is er specifiek voor energiecoöperaties al de postcoderoosregeling. Als energiecoöperaties professionaliseren kunnen zij net als commerciële organisaties een beroep doen op de SDE+.

Ad. 6. Verlaging van het btw-tarief op zonnepanelen en miniwindmolens is niet mogelijk. De Nederlandse btw-regelgeving is gebonden aan de kaders van de Europese btw-richtlijn. De btw-richtlijn schrijft toepassing van het algemene btw-tarief voor, en staat alleen een verlaagd tarief toe voor bepaalde specifieke goederen en diensten (opgenomen in Bijlage III bij de btw-richtlijn). Zonnepanelen en miniwindmolens staan niet op deze lijst.

Ad. 7. De belemmering voor de verduurzaming van huurwoningen is (ook) geconstateerd in de evaluatie van de Woningwet die op 22 februari 2019 door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, samen met beleidsvoornemens, naar de Tweede Kamer is gestuurd (Kamerstuk 32 847, nr. 470). Een van de beleidsvoornemens is dat woningcorporaties aan hun gebouwen en bijbehorende gronden dezelfde verduurzamingsmaatregelen kunnen treffen als andere eigenaren. Daarmee wordt het bijvoorbeeld mogelijk dat corporaties het gehele dak oppervlak gebruiken voor de opwek van duurzame energie en de opgewekte energie direct aan het net geleverd mag worden.

Ad. 8. Zonne- of windparken worden altijd gerealiseerd in een lokaal gebied, waarbij dus lokaal moet worden gekeken onder welke voorwaarden dit kan. Sommige gemeenten stellen in hun beleid al voorwaarden aan financiële participatie van de omgeving. In het kader van de Green Deal Participatie van de Omgeving bij Duurzame Energieprojecten (procesparticipatie tijdens ontwikkeling van projecten) en het nationaal programma Regionale Energie Strategieën (procesparticipatie tijdens de RES) worden handreikingen voor participatie opgesteld. Ontwikkelaars, financiers en overheden krijgen hiermee handvatten voor een participatieve aanpak. Deze handreikingen kunnen worden benut om de beoogde werkwijze voor participatie een expliciete plaats te geven in sectorale gedragscodes en ruimtelijke kaders zoals omgevingsvisies, omgevingsplannen en projectbesluiten. Partijen bezien op dit moment of de instrumentering van financiële participatie hierin kan worden meegenomen.

Ad. 9. Het manifest wijst op lokale regelgeving voor kleine windmolens en beleid om de ontwikkeling van kleine windmolens een boost te geven. Dit vraagstuk laat ik aan de orde stellen in het (ambtelijke) kernteam Wind op Land, het overleg met onder andere de VNG, het IPO en NWEA. Het is denkbaar dat medeoverheden, bijvoorbeeld in het kader van de Regionale Energie Strategieën, hier gezamenlijk aandacht aan geven. Overigens wil ik benadrukken dat ik me – voor de betaalbaarheid van de energietransitie – primair blijf inzetten voor kostenefficiënte opties voor de opwek van duurzame energie. Ik teken daarbij aan dat ik voor wat betreft de financiële ondersteuning van kleinere windmolens geen voornemens heb om verder te gaan dan waartoe de recente gewijzigde motie van Sienot c.s. (Kamerstuk 32 813, nr. 304) mij oproept.

Hoewel ik niet alle voorstellen uit het manifest omarm, concludeer ik dat het beleid voor burgerinitiatieven en participatie in hoofdlijnen overeenstemt met de benadering in het manifest. De afspraken uit het ontwerp van het Klimaatakkoord behoeven daarbij wel nog uitwerking. Bovengenoemde verkenning naar het toekomstpotentieel van burgercoöperaties laat de sterke maatschappelijke dynamiek op dit gebied zien. Dit vormt aanleiding om het beleid in overleg met andere partijen op meer samenhangende wijze vorm te geven. Daar wil ik de komende tijd uitvoering aan geven. Het manifest zie ik als een extra steun en stimulans hierbij.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven