32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Nr. 317 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 april 2019

In de Regeling van Werkzaamheden op 2 april jl. heeft het lid Klaver verzocht om een brief over het bericht dat het kabinet alleen een CO2-heffing wil invoeren over de marge van de uitstoot (Handelingen II 2018/19, nr. 69, Regeling van Werkzaamheden). Hierbij voldoe ik aan dit verzoek.

Het kabinet heeft uw Kamer op 13 maart jl. per brief (Kamerstuk 32 813, nr. 307) een eerste reactie gegeven op de doorrekening van het ontwerp-Klimaatakkoord. In deze brief kondigt het kabinet aan dat het zal komen met een verstandige en objectieve CO2-heffing.

Voor het kabinet zijn bij de vormgeving van de heffing twee randvoorwaarden leidend. De heffing moet eraan bijdragen dat de industrie de opgave van 14,3 Mton CO2-reductie in 2030 realiseert. Tegelijkertijd mag de heffing er niet toe leiden dat bedrijven naar het buitenland vertrekken. Binnen deze twee randvoorwaarden liggen alle opties open. Het kabinet werkt aan een voorstel. Hierover vinden verkennende gesprekken plaats met verschillende betrokken organisaties en NGO’s. Bij de uitwerking van het voorstel worden ETS benchmarks betrokken en de opbrengst van de CO2-heffing zal worden gebruikt om de industrie te vergroenen.

Voordat er een definitief besluit genomen wordt, wacht het kabinet vanzelfsprekend ook de doorrekening van het PBL af van de voorstellen van GroenLinks en de PvdA. Deze komen medio april.

Wanneer het kabinet een besluit heeft genomen over de invulling van de CO2-heffing, zal het kabinet uw Kamer daarover informeren.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven