Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 oktober 2024
Op 17 juni jl. (Kamerstuk 32 813, nr. 1403) is de Tweede Kamer voor het laatst geïnformeerd over de voortgang van de implementatie
in Nederland van de herziene Europese richtlijn hernieuwbare energie voor vervoer
(derde Renewable Energy Directive: RED-III). Met deze brief doe ik de Tweede Kamer
een recent voltooid onderzoeksrapport toekomen en geef ik aan hoe de uitkomsten zullen
worden betrokken in de verdere vormgeving van het beleid.
TNO-onderzoek
In de eerste voortgangsbrief van 26 april jl. (Kamerstuk 32 813, nr. 1383) is de introductie aangekondigd van een correctiefactor voor de inzet van hernieuwbare
waterstof en op waterstof gebaseerde brandstoffen via de raffinageroute. De raffinageroute
verwijst naar het gebruik van deze hernieuwbare energiedragers (renewable fuels of
non-biological origin: RFNBO’s) bij het raffineren van transportbrandstoffen. Het
gebruik van RFNBO’s in raffinage leidt na registratie bij de Nederlandse Emissieautoriteit
tot een credit dat kan worden verkocht aan brandstofleveranciers die een CO2-ketenemissiereductieverplichting hebben in het systeem Energie Vervoer.
De raffinageroute biedt een direct beschikbare, grootschalige afzetmarkt voor hernieuwbare
waterstof. Hiermee biedt het aanvullende zekerheid voor het halen van het Europese
REDIII-subdoel voor RFNBO-gebruik in de mobiliteit, en vormt het een belangrijke schakel
bij de opschaling van de elektrolysecapaciteit in Nederland. Door middel van een correctiefactor
wordt voorkomen dat inzet van RFNBO’s via de raffinageroute ten koste gaat van de
gewenste directe inzet van RFNBO’s in de mobiliteit.
TNO is gevraagd het verschil in meerkosten van directe inzet van RFNBO’s in de verschillende
mobiliteitssectoren en in raffinageprocessen van conventionele vervoersbrandstoffen
via de raffinageroute in kaart te brengen. Op basis van het verschil tussen deze kosten
is berekend binnen welke bandbreedte de correctiefactor zich moet bevinden om een
gelijk speelveld te realiseren tussen directe inzet en de inzet via de raffinageroute.
Hierbij is ook gekeken naar de impact van verschillen in CO2-reductie tussen de verschillende vormen van RFNBO-inzet. Het rapport is bijgevoegd
(bijlage 1).
TNO heeft voor het onderzoek een brede groep stakeholders geraadpleegd. Uit het onderzoek
blijkt dat met name de kosten voor de hernieuwbare waterstof een dominante factor
zijn bij te verwachten meerkosten. Het onderzoek geeft ook inzichten weer van het
belang van de raffinageroute en de correctiefactor op de investeringsbeslissing.
Correctiefactor
Op basis van de resultaten zal in de aankomende aanpassing van de Regeling energie
vervoer een correctiefactor van 0,4 worden voorgesteld voor de raffinageroute in alle
mobiliteitssectoren. Hoewel er (geringe) verschillen bestaan in de uitkomsten voor
de verschillende modaliteiten wordt één correctiefactor voorgesteld. Zo wordt voorkomen
dat het toch al complexe systeem nog ingewikkelder wordt en worden de lasten voor
het bedrijfsleven en de Nederlandse Emissieautoriteit beperkt. De waarde van 0,4 bevindt
zich binnen de door TNO gerapporteerde bandbreedtes voor alle sectoren in het meest
waarschijnlijk geachte scenario (bij een waterstofprijs van € 7,5/kg). Ook in het
scenario van een hogere waterstofprijs is dit de enige gedeelde waarde tussen de sectoren.
Op deze manier worden kansen en ruimte geboden voor zowel directe inzet als de raffinageroute;
met een lagere factor zou de haalbaarheid en betaalbaarheid van de RFNBO-subdoelen
in het gedrang kunnen komen, terwijl een hogere factor ertoe zou kunnen leiden dat
directe inzet van RFNBO’s in de mobiliteit niet van de grond komt. TNO geeft ook aan
dat een te lage correctiefactor nadelig kan uitpakken voor de opschaling van elektrolysecapaciteit,
omdat hierdoor de kosten ten opzichte van geïmporteerde waterstofdragers toenemen.
Verder zou een hogere factor ook de ruimte voor de raffinageroute en daarmee voor
aanvullende elektrolysecapaciteit beperken.
De beoogde waarde van de correctiefactor wordt nu bekend gemaakt met oog op de lopende
openstelling van de Subsidieregeling grootschalige productie volledig hernieuwbare
waterstof via elektrolyse (OWE) tot en met eind november. Zo kunnen bedrijven hier
bij hun aanvraag voor een elektrolyseproject rekening mee houden.
Ten slotte wordt voor één waarde voor de periode 2026 t/m 2030 gekozen om de benodigde
zekerheid voor de markt te bieden voor het maken van investeringsbeslissingen. Uiteraard
wordt de impact van de factor op de directe inzet van RFNBO’s in de mobiliteit, de
haalbaarheid van de RFNBO-doelen en de kosten voor de automobilist nauwlettend gevolgd.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
Ch.A. Jansen