32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Nr. 1392 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 mei 2024

Het Programma Groen Gas ziet op de opschaling van de nationale groen-gasproductie. Deze opschaling is van belang om moeilijk te verduurzamen sectoren perspectief te geven op een klimaatneutrale oplossing. Naast de bijmengverplichting groen gas en het beschikbaar stellen van SDE- en DEI-subsidie voor groen gas, is één van de belangrijkste aandachtsgebieden het versnellen van ruimtelijke inpassing en vergunningverlening, zodat projecten binnen een kortere termijn dan de huidige vijf tot zeven jaar tot realisatie kunnen komen. Om deze reden is in 2022 een traject gestart om tot interbestuurlijke afspraken op dit terrein te komen. Ten behoeve van een gemeenschappelijke feitenbasis heeft CE Delft, namens het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Netbeheer Nederland, het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), de Unie van Waterschappen (UvW) en Platform Groen Gas, een onderzoek uitgevoerd naar de regionale groen-gaspotentie. Deze studie vindt u bijgevoegd bij deze brief. Een beschrijving van de opzet van de studie, de resultaten op hoofdlijnen en mijn waardering treft u hierna aan.

CE Delft heeft onderzocht hoeveel groen gas per provincie geproduceerd kan worden op basis van onder meer de regionaal beschikbare grondstoffen, provinciale beleidskaders1 en de beschikbaarheid van potentiële productielocaties. Op basis hiervan heeft CE Delft verschillende scenario’s opgesteld, die variëren in aannames over de snelheid waarmee ruimtelijke inpassing plaats vindt (moeizaam inpassingstraject of soepel inpassingstraject) en de schaalgrootte van installaties waar nadruk op gelegd wordt (klein- of grootschalig).

De resultaten tonen aan dat het doel van de bijmengverplichting groen gas haalbaar is. Het doel van 3,8 Mton CO2-reductie van de bijmengverplichting2 kan gehaald worden als de productie circa 1,1 miljard m3 groen gas is. De studie van CE Delft toont aan dat 1,1 tot 1,3 miljard m3 groen gas productie voor de bijmengverplichting haalbaar is.

CE Delft onderstreept dat ook de onderkant van de bandbreedte nog geen gelopen race is en dat er actie nodig blijft op het gebied van ruimtelijke inpassing. Ook het oprekken van de bovenkant vraagt om verdergaande actie op dit gebied. Dit heeft te maken met enkele cruciale aannames die in de studie zijn gemaakt en waarvan de haalbaarheid nog niet vanzelfsprekend is. Deze aannames betreffen onder andere voldoende stikstofruimte, gegarandeerde aansluiting op het elektriciteitsnet, feitelijke beschikbaarheid van locaties voor groen-gasinstallaties, en gemeentelijke kaders die groen-gasproductie mogelijk maken. De totale productie van groen gas, waarvan ook een deel buiten de bijmengverplichting ingezet wordt voor bijvoorbeeld de mobiliteitssector, wordt door CE Delft ingeschat op 1,3 tot 1,8 miljard m3. Hiermee is het streefdoel van 2 miljard m3 groen gas productie in 2030 niet binnen bereik en is ook vanuit dat perspectief doorlopende inzet op versnelling noodzakelijk.

Ik beschouw dit als een waardevolle en relevante studie die de noodzakelijke aanknopingspunten biedt voor intensivering van het traject om te komen tot bestuurlijke afspraken met de medeoverheden over het ontsluiten van de potentie van groen gas, de snelheid waarmee dat kan en de instrumenten die hiervoor noodzakelijk zijn. Op basis hiervan kan het constructieve gesprek met de medeoverheden gevoerd blijven worden om dergelijke afspraken te maken. De medeoverheden zijn het bevoegd gezag waar het gaat om de lokale inpassing van groen gas en de versnelling van vergunningverlening. Zonder het commitment en de inzet van de medeoverheden op dit terrein, bijvoorbeeld in de vorm van een bestuurlijke afspraak, is het onmogelijk om de groen gas doelen te halen. Een goede samenwerking met en voortvarende aanpak vanuit de medeoverheden is dan ook cruciaal.

Om de ruimtelijke inpassing van groen gas te faciliteren zijn er recentelijk met succes Road Shows3 georganiseerd in Utrecht en Overijssel, en de ambitie is om deze in meer provincies voort te zetten. Daarnaast onderzoekt de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) de mogelijkheden voor een Expertisecentrum Groen Gas gericht op informatievoorziening aan medeoverheden en wordt er gewerkt aan een handreiking monomestvergisting voor lokale vergunningverleners, waarbij het streven is deze voor de zomer openbaar te maken.

In aanvulling op deze faciliterende ruimtelijke instrumenten, wordt gewerkt aan een bredere set instrumenten voor opschaling en integrale sturing op groen gas. Uw Kamer is recentelijk geïnformeerd over de bijmengverplichting groen gas (Kamerstuk 32 813, nr. 1352). Ook is uw Kamer meermaals geïnformeerd over de rol van mestvergisting in de landbouwtransitie (Aanhangsel Handelingen II 2023/24, nr. 1646). Naar aanleiding van de amfetamine-casus eind vorig jaar in Noord-Nederland ben ik met NVWA, Verticer, RVO, Omgevingsdienst NL en de sector een traject gestart om het toezicht en samenwerking in de co-vergistingsketen te verbeteren.

Ten slotte wordt een visie ontwikkeld op de productie en inzet van groen gas na 2030, zodat zo snel mogelijk duidelijkheid geboden kan worden over de beschikbaarheid van groen gas voor de verschillende sectoren richting 2050. Over deze acties wordt uw Kamer te zijner tijd nader geïnformeerd.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten


X Noot
1

Gemeentelijke kaders zijn helaas niet geanalyseerd wegens tijdgebrek.

X Noot
2

Kamerstuk 32 813, nr. 1283. Het betreft hier CO2 ketenemissiereductie, niet alleen CO2 besparing als gevolg van aardgasvervanging (waar bijvoorbeeld PBL mee rekent in de Klimaat- en Energieverkenning).

X Noot
3

Voorlichtingsbijeenkomsten over beleids- en marktontwikkelingen t.a.v. groen gas voor provincies, gemeenten, waterschappen en omgevingsdiensten. Georganiseerd samen met het Platform Groen Gas en respectievelijk de provincie Utrecht en Overijssel.

Naar boven