32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Nr. 1384 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 april 2024

«Met iedereen de transities in». Zo luidt de titel van het eerste advies van de nieuwe Wetenschappelijke Klimaatraad (hierna: de Raad). Het is met groot genoegen dat ik dit advies op 15 december 2023 in ontvangst heb mogen nemen. Het kabinet werkt momenteel aan een nieuw Klimaatplan, dat volgens de Klimaatwet elke vijf jaar wordt vastgesteld. Het kabinet vroeg de raad bij zijn oprichting, ruim een jaar geleden, om hiervoor een eerste advies uit te brengen. De Raad heeft hieraan beantwoord met een breed advies, dat de klimaattransitie niet in isolatie beschouwt, maar in samenhang beziet met andere verduurzamingstransities die gelijktijdig plaats moeten vinden. Vanuit een «systeemperspectief» heeft de Raad gekeken naar de samenhang tussen de klimaatopgave en andere maatschappelijke opgaven, zoals biodiversiteit, gezondheid en bestaanszekerheid. In de uitwerking naar aanbevelingen wordt een breed palet aan uitdagingen voor het beleid aangeraakt. Het advies maakt hiermee duidelijk hoe de transitie naar een klimaatneutrale samenleving raakt aan de vele aspecten van ons dagelijks leven, en daarmee ook aan verschillende domeinen van het overheidsbeleid.

Dat de Raad in korte tijd zo’n omvangrijk advies heeft geproduceerd is indrukwekkend. Het advies is in relatief korte tijd tot stand gekomen, terwijl gelijktijdig een nieuwe organisatie werd neergezet. In deze brief reageer ik op het advies van de Raad en ga ik in op de wijze waarop de aanbevelingen worden opgevolgd in het aanstaande Klimaatplan.

Naar een nieuwe fase in het klimaat- en energiebeleid

De afgelopen 4 jaar zijn we er in Europa en Nederland in geslaagd een versnelling in het klimaat- en energiebeleid op gang te brengen. Dat is goed nieuws, tegen de grimmige achtergrond van steeds alarmerende signalen over de gevolgen van klimaatverandering die ons vanuit de wetenschap bereiken. Gevolgen die in de toekomst gaan optreden maar ook steeds vaker al voelbaar in het hier en nu.

De achterstand die we hebben in te halen is groot. We zijn er nog niet, maar we zijn onderweg. Met de Green Deal en uitwerking daarvan in het Fit-for-55-pakket, en met een stevige aanscherping van het nationale klimaatbeleid richting ten minste 55% reductie van broeikasgassen in 2030 t.o.v. 1990. Dit najaar bleek uit de jaarlijkse Klimaat- en Energieverkenning van PBL dat het 2030-doel uit onze nationale klimaatwet voor het eerst binnen de bandbreedte ligt. Op basis daarvan mogen we ons natuurlijk niet rijk rekenen. Van heel veel beleidsmaatregelen is de uitvoering eigenlijk nog maar pas begonnen. En schaarste op de arbeidsmarkt en congestie op het elektriciteitsnet stellen die uitvoering voor grote uitdagingen.

Met de vertaling van maatregelen van papier naar de praktijk wordt ook de transitie steeds meer voelbaar in ons dagelijks leven. Een tijd lang, te lang, hield de energietransitie alleen een kleine groep voorlopers bezig. Die tijd ligt ruimschoots achter ons. Steeds meer mensen zijn aan de slag. Burgers, bedrijven, instellingen, woningcorporaties, banken en verzekeraars. Dat betekent ook dat een steeds groter deel van de samenleving voelt dat de transitie hen óók aangaat. Ze zien de kansen, maar hebben ook zorgen waarop ze een antwoord willen. Worden de lasten wel eerlijk verdeeld? Is de transitie rechtvaardig? Ga ik – gaat iederéén – wel mee deze transitie in?

De titel van het advies – Met iedereen de transities in – is hiermee treffend gekozen. Met gebruik van de meervoudsvorm, want de transitie naar een klimaatneutrale samenleving gaat volgens de Raad over het doormaken van drie transities die gelijktijdig moeten plaatsvinden: van energie, van grondstoffen, en van voedsel. Daar komt het op aan, nu we een nieuwe fase van het klimaatbeleid in gaan. Hiermee zet de Raad een breed perspectief neer voor het volgende klimaatplan. Als we klimaatneutraal willen samenleven, is er niet alleen aandacht nodig voor veranderingen in economie en gedrag om onze uitstoot in Nederland terug te brengen, maar zullen ook grote inspanningen moeten plaatsvinden om de ketens te verduurzamen waarvan Nederland economisch afhankelijk is.

Zo’n brede maatschappelijke verandering komt alleen op gang met het vizier op een aantrekkelijk toekomstbeeld, aldus de Raad. «Bepaal met elkaar hoe we willen dat ons land er in 2050 uit ziet. Hoe we samenleven, hoe we onze beperkte ruimte gebruiken, hoe we geld verdienen en hoe we gezond en wel blijven. Maak vanuit daar een strategie voor een klimaatbestendig en klimaatneutraal Nederland in 2050.»

De Raad formuleert naast aanbevelingen over het Klimaatbeleid op hoofdlijnen ook aanbevelingen op drie belangrijke gebieden: Hoe snel moet Nederland emissiereductie en klimaatadaptatie realiseren? Hoe kunnen een systeemperspectief en een systeemaanpak bijdragen aan het bereiken van klimaatneutraliteit? En hoe kan de transitie naar een klimaatneutraal Nederland een transitie van iedereen worden?

Het kabinet onderschrijft in algemene zin de analyse en richtingen in dit eerste advies van de Raad. Niet alle aanbevelingen van de Raad zijn zo concreet dat een beleidsmatige uitwerking mogelijk is. In veel gevallen gaat het om contouren die nader kunnen worden uitgewerkt, waarbij het kabinet ook voorziet dat daarbij vervolgadviezen van de WKR behulpzaam zijn.

De Raad gaat in het advies niet nadrukkelijk in op de vraag uit de adviesaanvraag wat voor de verschillende beleidsrichtingen de technische, economische en sociale voor- en nadelen zijn. Het kabinet ziet dit als een belangrijke prioriteit, ook omdat beter inzicht in deze impact van belang is bij het komen tot gedragen toekomstperspectieven op de transitie en het 2040-doel, waartoe de Raad oproept. Daarnaast is er een aantal onderwerpen waarover een verdere uitwerking door de Raad het beleid kan ondersteunen. Dat zijn onder andere invulling van de voedseltransitie (zowel productie als consumptie), ontwikkeling van koolstofverwijdering, intensivering van het Circulaire Economie-beleid (o.a. op duurzame koolstof) en participatievormen in beleid. Het kabinet zal in ieder geval deze prioriteiten onder de aandacht brengen van de Raad als mogelijk onderwerp voor toekomstige advisering. Voor de zomer zal het kabinet nog een overzicht van voornemens tot adviesaanvragen met de Raad delen, zodat zij dit kunnen meewegen in hun werkprogramma voor 2025.

Reactie op specifieke aanbevelingen

In de bijlage bij deze brief ga ik in op de specifieke aanbevelingen en de reactie van het kabinet hierop. De aanbevelingen zijn daarbij gestructureerd in 4 thematische blokken. Met deze brief doet het kabinet tevens de toezegging af om de Kamer te informeren over de doelstellingen bij scope 2- en scope 3-emissies (TZ202304-010).

Tot slot

Het kabinet gaat met de aanbevelingen uit het advies aan de slag bij de uitwerking van het Klimaatplan. Het Klimaatplan wordt eind 2024 aangeboden aan de Tweede Kamer. Onderwerpen in het advies die verder uitgewerkt worden in het Klimaatplan zijn in ieder geval:

  • Een tussendoel voor 2040

  • Het scherp en transparant expliciteren via welke afwegingen en principes beleidsbesluiten gericht op een rechtvaardige transitie tot stand komen.

  • Het betrekken van burgers in de uitvoering van het beleid uit het Klimaatplan.

  • Het uitwerken van beleidsbeginselen op het snijvlak tussen klimaatmitigatie en de verschillende transities om koppelkansen te benutten en strijdigheid te voorkomen. Daarbij kan ook een relatie gelegd worden met andere maatschappelijke opgaven zoals op het gebied van gezondheid. Ook zullen sectorale maatregelen op hun onderlinge samenhang worden getoetst en op hun consistentie met het Nationaal Plan Energiesysteem.

  • Belang van een meer duurzame leefstijl met focus op de duurzame keuzes met de grootste impact.

  • Beleid voor koolstofverwijdering

  • Kaders voor decentrale samenwerking

  • Ketenemissiebeleid en intensivering van het Circulaire Economie-beleid

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

Naar boven