Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 mei 2022
Met deze brief wil ik mijn appreciatie geven op de gewijzigde motie van de leden Van
Haga en Smolders (Kamerstuk 32 813, nr. 1024) die de regering verzoekt bij subsidieverlening voor zon-op-dak zonnepanelen van
Europese fabrikanten voorrang te geven. Op de gewijzigde strekking van de motie heb
ik tijdens het Tweeminutendebat geen appreciatie gegeven, omdat ik hiervoor moest
overleggen met de Minister voor Klimaat en Energie. In overleg met de Minister voor
Klimaat en Energie geven wij de motie het volgende oordeel: ontraden.
Met het oog op de wens van de heren Van Haga en Smolders voor een circulaire economie,
een verantwoorde keten en zo min mogelijk uitstoot tijdens het transport vinden we
de motie sympathiek.
Het is echter niet mogelijk om bij de subsidieverlening voor zon op dak zonnepanelen
van Europese fabrikanten voorrang te geven. De SDE++ – de belangrijkste subsidie ten
aanzien van zon op dak – werkt met een veilingsystematiek. Bij een dergelijke systematiek
hebben goedkopere projecten die aan alle voorwaarden voldoen eerder kans op subsidie.
Deze systematiek garandeert een kosteneffectieve energietransitie. Europese zonnepanelen
bieden voordelen, maar zijn duurder dan de gangbare zonnepanelen. Voorrang verlenen
aan duurdere projecten is in strijd met de staatsteunregels zoals die van toepassing
zijn in de aanhankelijke situatie en maken het daarom onmogelijk om deze motie uit
te voeren.
Er kunnen wel aan de voorkant van de subsidieaanvraag aanvullende eisen gesteld worden
bijvoorbeeld ten aanzien van de herkomst van de zonnepanelen. Deze zouden dan moeten
gelden voor alle projecten die subsidie aanvragen. Dit kent echter twee grote nadelen:
(1) de ingediende projecten zullen een hogere kostprijs – en daarmee lagere kosteneffectiviteit –
kennen waardoor er minder duurzame energie opgewekt wordt met zon voor dezelfde hoeveelheid
subsidie en – nog belangrijker – (2) het aanbod van Europese panelen is op dit moment
nog onvoldoende om de energietransitie in het benodigde tempo door te zetten wanneer
alle niet-Europese zonnepanelen uitgesloten worden van de subsidieregeling.
Een zelfde argument geldt voor de SCE, een belangrijke subsidie voor energiecoöperaties
en VvE’s. Hierbij wordt gerekend met een referentieproject dat uitgaat van de goedkoopste,
kwalitatief toereikende zonnepanelen, om de subsidie zo kostenefficiënt mogelijk te
maken. Bij beide subsidieregelingen geldt overigens uiteraard wel dat het aanvragers
altijd vrij staat subsidie aan te vragen voor een project mét Europese zonnepanelen.
Er wordt daarbij op andere vlakken wel aandacht besteed aan het beperken van het gebruik
van ongewenste stoffen in zonnepanelen, waarbij ook het normeren hiervan wordt verkend.
Hierover, en over al het andere beleid omtrent zonnepanelen, zal mijn collega Jetten
uw Kamer met de zogenoemde Zonnebrief binnenkort nader over informeren.
Tot slot zijn we vanuit de opgestarte buyers group zonneparken in Nederland – waarin Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
en circulariteit een belangrijke rol spelen – met de Europese Commissie in gesprek
over het mogelijk vormen van een Europese buyers group. Naar aanleiding van het signaal dat deze motie afgeeft, zullen we in die gesprekken
meenemen in hoeverre het mogelijk is om alleen te kijken naar in Europa geproduceerde
zonnepanelen zodat niet alleen aandacht wordt besteed aan de gebruikte materialen
en de mogelijkheden voor recycling, maar ook aan het beperken van transport.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge