32 805 Hulpmiddelenbeleid in de gezondheidszorg

Nr. 129 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2021

In het ordedebat van 23 november jl. heeft uw Kamer de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) verzocht om u schriftelijk te informeren over berichtgeving in de Volkskrant over persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) (Handelingen II 2021/22, nr. 25, Regeling van Werkzaamheden). Het artikel beschrijft een onderzoek naar een overeenkomst tussen het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) en een partij betreffende de levering van PBM in 2020.

Sinds het terugtreden van de Minister voor Medische Zorg en Sport op 3 september jl. ben ik als Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verantwoordelijk voor het verloop van het onafhankelijk onderzoek naar de inkoop van PBM. Daarom ontvangt u hierbij u mijn reactie op dit verzoek van uw Kamer. Daarnaast informeer ik u over de laatste stand van zaken van het onderzoek naar de inkoop van PBM. Ik ga daarbij in op de voortgang van het onderzoek, het advies van de landsadvocaat over de overdracht van data binnen dit onderzoek en de wijze waarop invulling aan dit advies wordt gegeven. Tot slot licht ik toe dat een deel van het onderzoek door een tweede onderzoeksbureau zal worden uitgevoerd.

Reactie artikel de Volkskrant

Op 18 november jl. heeft de Volkskrant een artikel gepubliceerd over deals die door het LCH zijn gesloten waar het Britse beursgenoteerde bedrijf Bunzl – groothandel van medische hulpmiddelen – bij betrokken was. In het artikel bericht de Volkskrant over commissieafspraken betreffende deze deals. Tijdens het ordedebat op 23 november jl. heeft uw Kamer gevraagd om alle informatie die het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: VWS) heeft over de genoemde commissieafspraken met uw Kamer te delen. Hieronder vindt u een toelichting op de laatste stand van zaken.

Tijdens de accountantscontrole over de financiële verantwoording 2020 van het LCH kwam er een signaal naar boven van een mogelijk heimelijke commissieafspraak bij een van de overeenkomsten over de aankopen van PBM. Bij dergelijke signalen is het gebruikelijk dat er vervolgens een onderzoek door een forensisch accountant plaatsvindt. Onderzoeksbureau Grant Thornton (GT) is destijds aangesteld om het signaal van een mogelijke onregelmatigheid in deze kwestie te onderzoeken.

Zoals ik in mijn brief van 25 oktober jl.1 heb gemeld, heeft het ministerie uit de bevindingen van GT in haar onderzoek naar deze kwestie opgemaakt dat er daadwerkelijk een onregelmatigheid heeft plaatsgevonden. Daarbij heb ik ook aangegeven dat ik de juridische positie en mogelijkheden van de Staat in deze kwestie zou nagaan. Informatie die een mogelijk procesbelang van de Staat kan schaden kon en kan ik alleen vertrouwelijk met uw Kamer delen. Gezien het feit dat het noemen van namen van bedrijven onder bedrijfsvertrouwelijke informatie valt, is de naam van Bunzl niet eerder genoemd.

Door middel van de publicatie van het artikel in de Volkskrant op 18 november jl. is inhoudelijke informatie over deze kwestie openbaar gemaakt. Ik kan u daarom nu bevestigen dat het in dit artikel inderdaad gaat over het genoemde tweede dossier waar GT onderzoek naar heeft verricht. Het gaat hier om onderzoek naar mogelijke onregelmatigheden betreffende commissieafspraken in relatie tot het LCH.

In de afgelopen maanden heeft er overleg plaatsgevonden tussen VWS en Bunzl om de bevindingen van GT te bespreken en een oplossing te vinden teneinde de door VWS vastgestelde onregelmatigheid weg te nemen. De onregelmatigheid betreft heimelijk bedongen commissies ter waarde van ongeveer twee miljoen euro door toedoen van medewerkers van Bunzl. Het gaat hier om belastinggeld en daarom heeft mijn ministerie alles in het werk gesteld om deze onregelmatigheid recht te zetten. Bovendien heeft Bunzl in het artikel van de Volkskrant en op haar website erkend dat er commissies zijn bedongen. Daar bestaat dus geen misverstand over. Helaas hebben deze gesprekken niet tot het gewenste resultaat geleid.

Aangezien VWS en Bunzl geen oplossing hebben kunnen vinden voor deze kwestie, heb ik heden de landsadvocaat verzocht om dit dossier over te nemen en de zaak voor te leggen aan de rechter. Het is daarmee aan de rechter om te beoordelen of de door de Staat geleden schade – ontstaan door toedoen van medewerkers van Bunzl – verhaald kan worden op Bunzl. Het spreekt voor zich dat de Staat zich op het standpunt stelt dat Bunzl verantwoordelijk is voor het handelen van haar medewerker en dus hiervoor aansprakelijk is. In verband met het procesbelang van de Staat kan ik u – tot de rechter uitspraak heeft gedaan in deze zaak – verder alleen informeren over het proces. Inhoudelijke mededelingen over de positie van de Staat kunnen immers het procesbelang van de Staat schaden.

De andere kwestie waar de Volkskrant over schrijft heeft betrekking op de vraag of er onregelmatigheden hebben plaatsgevonden bij partijen die betrokken waren bij het LCH en in 2020 tevens als leverancier hebben opgetreden. Dit is nu onderwerp van het onafhankelijke aanvullende onderzoek naar de inkoop van PBM. Het onderzoeksbureau kijkt mede naar het aspect van het winstoogmerk bij deze leveranciers.

Voortgang onderzoek inkoop PBM

In mijn brief van 25 oktober jl.2 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat naar verwachting de eerste onderzoeksresultaten in het eerste kwartaal in 2022 opgeleverd kunnen worden. Daarnaast heb ik uw Kamer op 10 november jl. 3 bericht over het datalek dat zich heeft voortgedaan, doordat een persoonlijk notitieboek van een van de onderzoekers van Deloitte Forensic & Dispute Services B.V (hierna: onderzoeksbureau) vermist was geraakt. Op 24 november jl.4 heb ik u laten weten dat het notitieboek weer terecht is. Op grond van de toezeggingen door het onderzoeksbureau aan VWS – over een zorgvuldige afhandeling van het incident en het vervolg van het onderzoek – kan het onderzoek naar de inkoop van PBM gecontinueerd worden. Ik wil hierbij benadrukken dat zowel het ministerie als het onderzoeksbureau alles in het werk hebben gesteld om zo goed mogelijk de nazorg voor de direct betrokkenen bij het datalek te organiseren. De persoonlijke verhalen van mensen die tijdens de crisisperiode onder hoge druk hebben gewerkt en die nu onderdeel uitmaken van het onderzoek, hebben mij – opnieuw – de impact van deze periode doen inzien. Dit geldt niet alleen voor de medewerkers in dienst van VWS, maar ook voor alle betrokkenen van organisaties, bedrijven en ministeries die zich in een uitzonderlijke periode voor het LCH hebben ingezet om de crisis het hoofd te bieden.

Na voornoemde brief van 24 november jl.5 is het onderzoeksbureau verder gegaan met het afnemen van interviews en het proces om te komen tot de dataoverdracht. Om de zorgvuldigheid bij deze overdracht van data vanuit het ministerie te waarborgen zijn er strenge voorwaarden gesteld. Hiervoor heb ik ook advies ingewonnen van de landsadvocaat. Dit advies ziet onder andere op de invulling van de (verwerkings-)verantwoordelijkheid van de Minister van VWS voor de gegevens die onder zijn verantwoordelijkheid worden verwerkt. U vindt dit advies bij deze brief6. Hiermee voldoe ik aan mijn toezegging in de beantwoording van Kamervragen van het lid Pouw-Verweij op 14 oktober jl.7 over het aanvullend onderzoek door het onderzoeksbureau naar de inkoop van PBM.

Hieronder licht ik toe op welke wijze het ministerie invulling geeft aan het advies van de landsadvocaat en hoe het onderzoeksbureau hierbij te werk gaat.

Toelichting werkwijze

Om tot een relevante dataset voor het onderzoek te komen heeft het onderzoeksbureau aan de hand van zoekwoorden de opgevraagde data gefilterd. Het ministerie heeft de door het onderzoeksbureau geselecteerde data aan een steekproef onderworpen om te bepalen of er gegevens zijn die een risico vormen ten aanzien van – de regels omtrent – de informatiebeveiliging en de privacywetgeving. Het gaat hier bijvoorbeeld om bijzondere persoonsgegevens. Deze steekproef is als extra waarborg ingebouwd, omdat de Minister van VWS uiteindelijk verantwoordelijk is voor de gegevens die bij het ministerie berusten. Het onderzoeksbureau heeft hierbij zijn onafhankelijkheid behouden en is bepalend geweest in de vooraf opgestelde zoekcriteria en de wijze waarop deze na de steekproef konden worden aangescherpt.

Vervolgens filtert het onderzoeksbureau deze dataset binnen de eigen onderzoeksomgeving op relevantie om uiteindelijk tot de definitieve dataset te komen voor het onderzoek. Het onderzoeksbureau voert onder zelfstandige verwerkingsverantwoordelijkheid het onderzoek op de overgedragen dataset uit. Hierbij is het onderzoeksbureau niet alleen gehouden aan de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (UAVG), maar ook aan de Privacygedragscode sector particuliere onderzoeksbureaus van de Nederlandse Veiligheidsbranche. Deze verplichting vloeit voort uit de vergunning die het onderzoeksbureau als recherchebureau heeft onder de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus en onderliggende regelgeving.

Inzet tweede onderzoeksbureau

Op 14 oktober jl. heb ik uw Kamer bij de beantwoording van de hierboven genoemde vragen van het Kamerlid Pouw-Verweij (JA21) de opdrachtbevestiging van het onderzoeksbureau toegestuurd.

In de opdrachtbevestiging heeft het onderzoeksbureau aangegeven dat het in verband met een «conflict of interest check» een aantal inkooptransacties zelf niet kan onderzoeken. Het gaat hier om inkooporders – door LCH en/of VWS – bij partijen die onderdeel uitmaken van de scope van het onderzoek en bijvoorbeeld cliënt zijn van het onderzoeksbureau. Om deze transacties evenwel bij het onderzoek te kunnen betrekken en de onafhankelijkheid van het onderzoeksbureau te garanderen, vindt er nu een procedure plaats voor het aanstellen van een tweede onderzoeksbureau om de desbetreffende transacties te onderzoeken. In verband met de onderlinge afhankelijkheid met de recente strenge voorwaarden die aan de dataoverdracht zijn gesteld, was het niet mogelijk om deze opdracht eerder te definiëren. Indien deze opdracht is bevestigd, zal ik deze uiteraard met uw Kamer delen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis


X Noot
1

Kamerstuk 32 805, nr. 122.

X Noot
2

Kamerstuk 32 805, nr. 122.

X Noot
3

Kamerstuk 32 805, nr. 124.

X Noot
4

Kamerstuk 32 805, nr. 127.

X Noot
5

Kamerstuk 32 805, nr. 127.

X Noot
6

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
7

Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 326.

Naar boven