32 805 Hulpmiddelenbeleid in de gezondheidszorg

Nr. 122 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 oktober 2021

Zoals aangekondigd in mijn brief van 15 september 20211 informeer ik uw Kamer over de voortgang van het aanvullend forensisch onderzoek naar de inkoop van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) door Deloitte Forensic & Dispute Services B.V. (hierna: het onderzoeksbureau). Met deze brief licht ik nader toe welke stappen tussen september en oktober jl. zijn gezet. Ook ga ik in op de stand van zaken rondom het tweede onderzoek door Grant Thornton. Tot slot benoem ik op welke wijze ik informatie met uw Kamer kan delen indien er sprake is van mogelijke tekortkomingen betreffende de inkoop van PBM.

Stand van zaken onderzoek

In voornoemde brief heb ik toegelicht dat het onderzoeksbureau mogelijk in de tweede helft van deze maand – oktober – nog niet kan aangeven wanneer het de resultaten van het onderzoek naar de overeenkomst met Hulptroepen Alliantie (HA) en/of Relief Goods Alliance B.V. (RGA) en de overige twee fases kan opleveren. Het onderzoeksbureau heeft mij laten weten op dit moment nog geen harde toezegging te kunnen doen over het moment waarop de onderzoeksresultaten kunnen worden opgeleverd. De verwachting is dat dit niet voor het einde van dit jaar zal plaatsvinden. De belangrijkste oorzaak betreft hierbij het weerbarstige – en daarmee langer durende – proces om te komen tot de volledige dataoverdracht voor het onderzoek. In mijn vorige brief gaf ik aan dat er sprake is van een complex datalandschap. Dit kan ik als volgt illustreren. De data die het onderzoeksbureau bijvoorbeeld van het Ministerie van VWS gaat betrekken, betreffen naast ruim 135 mailboxen ook netwerkschijven, datasystemen – zoals het documentmanagementsysteem en het financiële systeem – en chatberichten. Bij het filteren van deze data gaat het om miljoenen documenten die conform de forensische vereisten worden veilig gesteld en gefilterd tot een voor het onderzoek relevante dataset. Daarnaast wil het onderzoeksbureau ook de data van de op dat moment aan het LCH verbonden partijen en relevante data van andere departementen betrekken in het onderzoek.

Ook hier gaat het om vele, verschillende typen documenten die zich op verschillende locaties bevinden.

In het kader van het onderzoek is de vraag gerezen of VWS de data, afkomstig van het LCH en opgeslagen bij het CIBG, mag delen met het onderzoeksbureau. Uit een analyse blijkt dat VWS in de zin van de Algemene Verordening Gegevens moet worden aangemerkt als verwerkersverantwoordelijke van de data die afkomstig is van het LCH.2 Met het vaststellen van deze verwerkingsverantwoordelijkheid kan VWS de data delen met het onderzoeksbureau ten behoeve van het onderzoek naar de inkoop van PBM.

Net als uw Kamer wil ik op de kortst mogelijke termijn helderheid krijgen over de uitkomsten van het onderzoek. Mochten de resultaten van het eerste deel van het onderzoek – de overeenkomst met HA/RGA – nog niet in het eerste kwartaal van 2022 definitief zijn dan deel ik met u uiterlijk aan het einde van dat kwartaal de stand van zaken van dat moment. Uiteraard is het streven er wel op gericht in dat tijdvak de resultaten van het eerste deelonderzoek te hebben.

Ik hecht eraan te benadrukken dat na het formaliseren van de opdrachtverstrekking het onderzoeksbureau voortvarend is gestart met het onderzoek. Hiervoor heeft het bureau in de afgelopen periode tientallen gesprekken gevoerd met medewerkers van VWS en met andere betrokkenen bij het inkoopproces PBM. Deze gesprekken dien(d)en ertoe om inzicht te verkrijgen in de voor het onderzoek relevante databronnen en hadden eveneens ten doel het kunnen identificeren van de benodigde informatie voor het onderzoek. Tevens zijn er verschillende interviews gehouden inzake het normenkader en de context van de periode waarin PBM zijn aangekocht. Bovendien zijn er interviews gehouden inzake de te onderzoeken transacties en is een eerste transactie-analyse verricht. Tot slot heeft het onderzoeksbureau laten weten dat wegens de toegevoegde waarde van het meldpunt (www.meldpuntinkopenPBM.nl) dit langer wordt opengesteld, namelijk tot 1 december a.s.

Onderzoek tweede dossier Grant Thornton

In mijn brief van 9 augustus jl.3 heb ik toegelicht dat uit het advies van de landsadvocaat is gebleken dat iedere mogelijke onregelmatigheid individueel beoordeeld dient te worden. Als uit een dergelijke beoordeling blijkt dat er sprake is van een concrete vaststelling van een onregelmatigheid zal het Ministerie van VWS passende maatregelen nemen. Ik gaf daarbij ook aan dat ik informatie hierover met u zal delen voor zover dit een mogelijke oplossing van die onregelmatigheid niet in de weg staat of een eventueel procesbelang van de Staat niet schaadt wanneer een gerechtelijke procedure wordt opgestart.

In dit kader wil ik u informeren over de stand van zaken van het tweede dossier waar Grant Thornton onderzoek heeft verricht naar mogelijke onregelmatigheden in relatie tot het LCH. De toenmalig Minister voor Medische Zorg en Sport (hierna: MZS) heeft dit benoemd in de eerdergenoemde brief van 18 juni jl.4 Rekening houdend met de hierboven genoemde context en aspecten over het kunnen delen van informatie, bericht ik u dat VWS uit de bevindingen van Grant Thornton in dit tweede onderzoek opmaakt dat er een onregelmatigheid heeft plaatsgevonden.

Daarom laat ik de juridische positie van en de mogelijkheden voor de Staat verder nagaan en hiervoor zal ook nader onderzoek plaatsvinden. Ik blijf uw Kamer informeren over deze voortgang.

Informatiedeling mogelijke tekortkomingen

Tot slot informeer ik u ook over het kunnen delen van informatie bij recente en eerder door het Ministerie van VWS ontvangen signalen van mogelijke tekortkomingen, zoals ook de toenmalig Minister voor MZS in haar brief van 18 juni jl. heeft genoemd. Zolang nog niet is vastgesteld dat er daadwerkelijk sprake is van een onregelmatigheid dien ik terughoudend te zijn in het benoemen van eventuele onregelmatigheden of de betrokken overeenkomsten vanwege bedrijfsvertrouwelijkheid en privacy.

Ik realiseer mij goed dat dit de transparantie die uw Kamer en ik nastreven minder ten goede komt. Daarom treed ik graag met u in gesprek hoe we hier samen invulling aan kunnen geven. Het vertrouwelijk toelichten van dergelijke informatie in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport is uiteraard mogelijk. Hierbij bied ik u die mogelijkheid graag aan.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis


X Noot
1

Kamerstuk 32 805, nr. 120

X Noot
2

De analyse betreft een zogenaamde «data privacy impact assesment» (ook wel DPIA genoemd) die in de betreffende periode is opgesteld.

X Noot
3

Kamerstuk 32 805, nr. 119

X Noot
4

Kamerstukken 32 805 en 25 295, nr. 117

Naar boven