32 798 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met bezuiniging op het kindgebonden budget

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 4 november 2011

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget en hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met veel belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij constateren dat de regering drie maatregelen neemt, te weten het ongedaan maken van de verhoging van het kindgebonden budget in 2011, en het afzien tot 2015 van de indexering van enkele bedragen, verhogingen en inkomensgrenzen. Ten derde wordt een vermogenstoets ingevoerd. De leden van deze fractie hebben naar aanleiding van het voorstel nog enige vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel tot Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget. Zij onderschrijven het uitgangspunt van de regering dat de verantwoordelijkheid voor kinderen primair bij de ouders ligt, en hebben begrip voor het voornemen om het kindgebonden budget weer terug te brengen naar het niveau van 2010. Zij hebben nog een drietal vragen.

De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling maar ook met enige aarzeling kennis genomen van het wetsvoorstel en leggen de regering nog enige vragen voor.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben naar aanleiding daarvan nog enkele vragen.

VVD-fractie

De in het wetsvoorstel opgenomen vermogenstoets gaat uit van een gezamenlijk vermogen van ouders van € 80 000, boven de heffingvrije bedragen van ouders en kinderen, daarmee tenminste uitkomend op € 120 000. Dat lijkt een ruim bedrag om nog in aanmerking te komen voor inkomensondersteunende maatregelen. Door het toepassen van verschuiving van vermogensonderdelen van box 3 naar box 1 kan het vermogen van ouders nog verder toenemen, alvorens het limietbedrag is bereikt. Een eventueel aanwezige eigen woning kan voor een gedeelte of geheel vrij van hypotheek gemaakt worden, zonder mee te tellen in de gehanteerde limietbedragen. Vindt de regering deze mogelijkheid voor de vermogenstoets gewenst en heeft zij inzicht in de omvang van het aantal gezinnen met een eigen woning dat in aanmerking komt voor een kindgebonden budget?

Om onduidelijkheden en verwarring te voorkomen is communicatie van de voorgestelde wijzigingen van groot belang voor de betrokken burger, zeker nu de belanghebbende zelf de juiste gegevens moet verstrekken en er sprake is van verschillende momenten van inwerkingtreden. Is de regering van mening dat de systemen bij de belastingdienst voldoende zijn ingericht om deze communicatie adequaat te verzorgen, zodat daarmee procedures omtrent bezwaar en beroep voorkomen kunnen worden? Het gaat dan niet alleen om het bereiken van de juiste doelgroepen, maar ook om de informatie begrijpelijk over te dragen en gegevens op te slaan en te controleren.

PvdA-fractie

De leden van de fractie van de PvdA vragen hoe onderhavig wetsvoorstel zich verhoudt tot de plannen met betrekking tot de overige kindregelingen. Zij vragen ook hoe het gerelateerd is aan de verschillende varianten uit heroverwegingsrapport nummer 52 over kindregelingen.

Welke alternatieven voor de voorgestelde maatregelen heeft de regering tegen elkaar afgewogen en om welke redenen zijn de alternatieven afgevallen? Kan de regering uitleggen hoe deze regeling zich verhoudt tot bijvoorbeeld de kinderbijslag? De leden van deze fractie vragen de regering voorts inzicht te verschaffen in de effectiviteit van het kindgebonden budget in verhouding tot andere kindregelingen. En hoe verhouden de uitvoeringskosten en administratieve lasten van het onderhavig wetsvoorstel zich tot de verwachte besparingen?

Ook vragen deze leden graag aandacht voor de koopkrachteffecten voor gezinnen die te maken krijgen met de bezuiniging op het kindgebonden budget. Kan de regering deze inzichtelijk maken voor de diverse inkomensgroepen en dan met name voor de huishoudens met lage inkomens?

De grens voor de invoering van de vermogenstoets lijkt de leden van deze fractie arbitrair. Kan de regering de motivatie geven bij de gemaakte keuze? Is de constatering juist dat invoering van een vermogenstoets ertoe leidt dat de algemene regeling van vermogenstoetsen wordt verlaten? Wat is de argumentatie hiervoor?

Ten slotte zien de leden van de fractie van de PvdA graag een berekening van de cumulatieve effecten van het onderhavige wetsvoorstel in combinatie met bezuinigingen op verwante fiscale regelingen en tegemoetkomingen. Kan de regering deze inzichtelijk maken voor de diverse inkomensgroepen en dan met name voor huishoudens met lage inkomens?

CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennis genomen van het voornemen van de regering om een vermogenstoets in te voeren. Met de Raad van State vragen zij zich echter af waarom de regering voor een relatief hoge vermogensgrens van € 80 000 kiest, die, zo wordt in de memorie van toelichting aangegeven, voor een tweeoudergezin de facto op € 120 000 ligt. Als motivering kan de opmerking die de minister hierover maakt niet volstaan. Hij merkt op dat bij het invoeren van een grens van € 80 000 4 procent van de gezinnen niet langer recht heeft op het kindgebonden budget, en dat dit bij een lagere grens een hoger percentage is. Dat mag zo zijn, maar deze argumentatie gaat voorbij aan het door de regering zelf onderschreven principe achter het kindgebonden budget: solidariteit met gezinnen met relatief lage inkomsten. Daarom ook is het kindgebonden budget inkomensafhankelijk. Toch zal een gezin met twee kinderen met een vermogen van € 75 000 op een spaarrekening in 1 jaar meer verdienen aan rente-inkomsten dan het bedrag dat – daar bovenop – aan kindgebonden budget ontvangen wordt. Dat nu lijkt niet redelijk. Zou de regering daarom willen overwegen om de vermogensgrens te verlagen en kan zij de huidige grens inhoudelijk onderbouwen?

De regering kiest ervoor om gezinnen met drie of meer kinderen te korten. In reactie op de vraag van de Tweede Kamerfractie van de ChristenUnie of dit billijk is, merkt de regering op dat gezinnen met twee kinderen in Nederland nu eenmaal het meest voorkomen, en de Wet kindgebonden budget altijd al een aflopend karakter had. Beide opmerkingen zijn feitelijk juist, maar op zichzelf nog geen motivering. Kan de regering met een berekening motiveren waarom grotere gezinnen kennelijk toekunnen met een relatief kleiner budget?

Met het aanpassen van de Wet kindgebonden budget kiest de regering voor een stap die op zichzelf voor de hand ligt, maar voorbij gaat aan de bredere problematiek die zich voordoet bij het grote aantal kindgerelateerde regelingen. Stuk voor stuk hebben die regelingen ongetwijfeld hun eigen ijzeren logica; samen scheppen zij echter een systeem van grote complexiteit, met soms tegenstrijdige doelstellingen en vaak niet bewezen effectiviteit. Is de regering bereid om medio 2012 met een integraal toekomstperspectief op de kindgebonden regelingen te komen?

D66-fractie

Het wetsvoorstel voorziet volgens de memorie van toelichting in een aantal bezuinigingen te weten: het per 1 januari 2012 terugdraaien van de per 2011 verhoogde bedragen in het kindgebonden budget, het niet indexeren van deze bedragen tussen 2012 en 2015 en het afschaffen van de oploop in het kindgebonden budget vanaf het derde kind. Met de tweede nota van wijziging van 23 september 2011 heeft de regering deze laatste bezuiniging bijgesteld en de bedragen voor het eerste en tweede kind verhoogd. Ook wordt voorgesteld om het aldus ontstane besparingsverlies terug te verdienen door de kinderbijslag te verlagen € 10,29 per kwartaal tot € 268,26. Volgens deze nota van wijziging dient daarom ook de Algemene Kinderbijslagwet te worden gewijzigd. Los van de inhoud van dit voorstel is het de vraag of deze weg een gelukkige is. De leden van deze fractie zetten vraagtekens bij de zorgvuldigheid van een dergelijk wetgevingstraject. Immers, door in een nota van wijziging een wijziging op een andere wet dan de voorgestelde wet te introduceren ontneemt de regering de Raad van State zijn bij de Grondwet (artikel 73 lid 1) gegeven bevoegdheid om over iedere wet met inbegrip van de wijziging daarvan te adviseren. Dit zou betekenen dat deze gang van zaken strijdig is met de Grondwet. Graag vernemen deze leden de reactie van de regering hierop.

Wat de timing en de inhoud van het wetsvoorstel betreft sluiten de leden van deze fractie aan bij het advies van de Raad van State: dit wetsvoorstel mist een nadere beschouwing over de afweging die heeft geleid tot dit voorstel en eventuele alternatieven. Het stelsel van tegemoetkomingsregelingen in verband met kinderen is gezien het grote aantal daarvan behoorlijk complex en de doelstellingen zijn vaak tegenstrijdig. Ook over de effectiviteit van deze regelingen is weinig bekend, aldus de Raad van State. Volgens de Raad van State zou een meer samenhangende aanpak van al deze regelingen niet misstaan. Desniettemin heeft de regering ervoor gekozen deze aanpak niet af te wachten, omdat zij gezien de bezuinigingsdoelstelling van dit kabinet de bezuinigingen zo spoedig mogelijk in gang wil zetten en de onderhavige bezuinigingsmaatregel vrij eenvoudig zou zijn te implementeren, aldus de memorie van toelichting. Het argument van de eenvoud gaat dus kennelijk boven het belang van een gedegen onderzoek naar effectiviteit van wettelijke maatregelen en toedeling van middelen. De leden van deze fractie betreuren dit en vragen hieromtrent een reactie van de regering.

In het wetsvoorstel wordt naast draagkracht ook een vermogenstoets geïntroduceerd. In verband met de technische aanpassingen bij de Belastingdienst/Toeslagen zal deze op 1 januari 2013 in werking treden, aldus de memorie van toelichting. Alsdan kunnen ouders met een vermogen dat lager ligt dan het heffingvrije vermogen uit box 3 plus € 80 000 aanspraak maken op een kindgebonden budget. Ouders met een vermogen dat daarboven ligt hebben geen inkomensondersteuning nodig, aldus de memorie van toelichting. Deze leden vragen welke gedachte er schuil gaat achter de introductie van een vermogenstoets van € 80 000. In de brief van 24 oktober 2011 (32 798, nr. 11) aan de Tweede Kamer wordt een overzicht gegeven van de verschillende vermogenstoetsen in de verschillende wetten die tegemoetkomingsregelingen betreffen. De gekozen € 80 000 voor de onderhavige wet lijkt geen aansluiting te vinden met de vermogenstoetsen die deel uitmaken van de hiervoor bedoelde wetgeving en lijkt daarom arbitrair. Waarom is bijvoorbeeld geen aansluiting gezocht met de toets betreffende de huur- of zorgtoeslag? Graag krijgen deze leden een toelichting op de achtergrond van deze verschillen.

In de tweede nota van wijziging van 23 september 2011 heeft de regering onder druk van de fractie van de SGP de beperking van het kindgebonden budget tot het eerste en tweede kind losgelaten, zodat anders dan aanvankelijk beoogd, gezinnen met grotere kindertallen toch iets extra’s krijgen. Met deze wijziging van de wet is het de vraag of de in de memorie van toelichting (blz. 4) opgenomen tabel betreffende de inkomenseffecten voor huishoudens die kindgebonden budget ontvangen nog wel klopt. Graag ontvangen de leden van deze fractie een bijgewerkte tabel betreffende de inkomenseffecten. Ook vernemen zij graag in hoeverre de gekozen uitbreiding van het budget ten behoeve van derde en volgende kinderen de aanvankelijk beoogde besparingen te niet doet en of de gekozen oplossing de kinderbijslag te beperken deze besparingsverliezen volledig dekt.

In dit verband geldt wellicht tevens dat ook de eenmalige uitvoeringskosten aan wijziging onderhevig zijn. Met handhaving van het budget voor ook het derde en volgende kind heeft de tweede nota van wijziging de uitvoering van het kindgeboden budget niet wezenlijk aangetast, zodat de begrote budgetkosten wellicht aan de hoge kant zijn. Ook hierop vragen deze leden een reactie van de regering.

GroenLinks-fractieChristenUnie-fractie

Huishoudens hebben te maken met een reeks van regelingen die betrekking hebben op kinderen. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom de regering juist in het kindgeboden budget gaat ingrijpen. Heeft de regering, mede gezien het oordeel van de Raad van State hierover, ook andere beleidsopties afgewogen? Kan de regering bovendien toelichten hoe het wetsvoorstel uitpakt voor gezinnen met een variërend aantal kinderen? Dit laatste vragen de leden van deze fractie mede in het licht van de SGP-motie terzake in de Tweede Kamer. Ook krijgen zij graag een nadere toelichting op de gekozen grens van € 80 000. De leden van deze fractie dringen voorts aan op het ontwikkelen van een meer toekomstgerichte en duurzame visie op kindregelingen. Is de regering bereid een dergelijke visie te ontwikkelen en aan de Kamer kenbaar te maken?

De leden zien de beantwoording – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Sylvester

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD), Terpstra (CDA), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA), (voorzitter), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Scholten (D66), Backer (D66), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Klever (PVV), (vice-voorzitter), Van Dijk (PVV). Reynaers (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD), Van Rey (VVD) en Beckers (VVD).

X Noot
2

Kamerstukken II 2009/10, bijlage 5 bij 32 359, nr. 1.

Naar boven