32 793 Preventief gezondheidsbeleid

Nr. 205 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 december 2015

In januari 2014 heb ik het Akkoord gesloten voor de verbetering van productsamenstelling1 waarmee ik met de brancheorganisaties van supermarkten (CBL), producenten (FNLI), horeca (KHN) en cateraars (Veneca) afspraken heb gemaakt om het productaanbod gezonder te maken. Het Akkoord focust op het verbeteren van de productsamenstelling wat betreft zout, verzadigd vet en calorieën (suiker, vet en portiegrootte) zodat de gezonde keuze makkelijker wordt met einddoelen voor 2020. Naast het nationale Akkoord, maak ik werk van een Europese aanpak voor een gezonder productaanbod vanwege het internationale karakter van de levensmiddelenmarkt. Ik heb u toegezegd in te zetten op Europese normen voor zout, verzadigd vet en calorieën en u hierover te informeren. Met deze brief breng ik u op de hoogte van de voortgang van zowel het Akkoord als mijn inzet in de EU.

Ik ga hierbij in op de moties Kamerstuk 32 793, nr. 176 (Dik-Faber), Kamerstuk 32 793, nr. 181 (Wolbert) en Kamerstuk 32 793, nr. 185 (Wolbert), en op de toezeggingen om de Kamer periodiek te informeren over de voortgang rond productverbetering (AO Voedsel, Kamerstuk 31 532, nr. 122), over de inventarisatie van verbetering van productsamenstellingen in andere EU-lidstaten (AO preventie, Kamerstuk 32 793, nr. 171) en de resultaten van een vergelijkend onderzoek naar productverbetering (AO EU-Gezondheidsraad, Kamerstuk 21 501-31, nr. 378).

I Voortgang Akkoord Verbetering Productsamenstelling2

In 2020 moet het makkelijk zijn om dagelijks maximaal 6 gram zout en maximaal 10 energieprocent verzadigd vet en minder calorieën te consumeren. Om dit te bereiken zijn in 2014 en 2015 per productcategorie voor de verschillende voedingsstoffen normen afgesproken. Richting 2020 worden stapsgewijs gehaltes aan zout, verzadigd vet en energie (suikers) verlaagd.

Voor de meeste productcategorieën waarvan de inname aan de genoemde voedingsstoffen het hoogst zijn, zijn de eerste maximumnormen afgesproken. De wetenschappelijke adviescommissie (WAC) heeft geconstateerd dat de reductiestappen van de gemaakte afspraken, gerelateerd aan de doelstellingen van het Akkoord, niet erg ambitieus zijn. Een stapsgewijze aanpak is echter nodig om duurzaam resultaat te behalen, zowel vanwege smaakgewenning bij de consument als vanwege haalbaarheid voor het bedrijfsleven. De komende jaren verwacht ik steeds verdergaande stappen om onze ambitieuze doelstellingen in 2020 te behalen.

Hieronder informeer ik u achtereenvolgens over:

  • A. De afspraken en activiteiten vanuit het Akkoord in 2015 en plannen voor 2016

  • B. Monitoring en databanken

  • C. Consument & campagne

A. Afspraken en activiteiten Akkoord 2015&2016

Afspraken tot en met 2015

Begin 2015 zijn nog twee afspraken uit het werkplan van 2014 vastgesteld. Het gaat om de categorie frisdranken met een commitment (pledge) op verlaging van de hoeveelheid calorieën per volume en de categorie zuivel (dranken en toetjes) met criteria voor toegevoegde suikers. Dit jaar is in vervolg op de afspraak van 2014 een norm voor suikers opgesteld voor specifieke zuiveltoetjes, mousse en puddingen. Hier vallen ook producten onder die veel door kinderen worden geconsumeerd.

Voor koek en gebak is het de branche niet gelukt om in 2014 een afspraak te maken.

In december zullen voorstellen voor afspraken voor zout en verzadigd vet voor hartige droge snacks (chips, noten, borrelnoten e.d.) en een aantal soorten vleesconserven worden ingediend. De WAC beoordeelt deze begin 2016.

Voor groente- en fruitconserven zouden criteria voor suiker ingediend worden. Er is onderzoek gedaan naar wat de relevante producten zijn. Ik verwacht begin komend jaar over de voortgang hiervan geïnformeerd te worden.

Voor babyvoeding heeft de stuurgroep besloten nu geen criteria voor suiker vast te stellen, omdat volgend jaar de EFSA met een advies voor de samenstelling hiervan komt. Dit leidt waarschijnlijk tot nieuwe wettelijke samenstellingseisen voor deze producten.

Voor de categorieën uit het werkplan 2015 waarvoor eind dit jaar nog geen zicht is op afspraken (koek en banket en groenteconserven), zal de stuurgroep in januari tot vervolgstappen besluiten om alsnog tot afspraken te komen. De mogelijkheid om de WAC om een voorstel voor een afspraak te vragen zal hierbij overwogen worden.

Op de website van het akkoord www.akkoordverbeteringproductsamenstelling.nl worden afspraken, beoordelingen, besluiten en resultaten vermeld. Afgelopen jaar zijn de namen van bedrijven toegevoegd die deelnemen aan de gemaakte afspraken. Daarnaast is op de website een overzicht gezet met per productgroep de gemaakte afspraken.

Afspraken 2016 en verder

In 2016 zullen maximum zoutnormen worden afgesproken voor de product-groepen kant-en-klaar maaltijden (een eerste subgroep), pizzabodems, vers vleesbereidingen en hartige broodjes (saucijzen, kaasbroodjes e.d.). Waar relevant en mogelijk wordt ook ingezet op reductie van verzadigd vet.

De stuurgroep heeft de WAC gevraagd halverwege de looptijd van het Akkoord de voortgang te evalueren met het oog op de ambities voor 2020.

Aan de hand van dit advies, zal de stuurgroep besluiten of bijstelling van de aanpak nodig is en wat benodigde vervolgstappen zouden moeten zijn voor zowel categorieën waar al afspraken voor gemaakt zijn als voor overige productcategorieën.

Catering en horeca

Zowel Koninklijke Horeca Nederland (KHN) als Veneca werken aan het verhogen van het «gezondheidsbewustzijn» van hun leden zodat deze verbeterde producten inkopen en ook bij bereiding oog hebben voor vermindering van het gebruik van zout, verzadigd vet en suikers.

De leden van Veneca hanteren de afgesproken normen als criterium bij de inkoop.

De leden van Veneca zijn allen bezig met zoutreductie in hun recepturen. Veel leden gebruiken het Vinkje logo op producten. De criteria hiervoor zijn afgelopen zomer aangescherpt.

Door Veneca wordt onderzoek gedaan naar de inrichting van het cateringaanbod en het effect daarvan op de keuze van de consument voor gezond productaanbod. De uitkomsten hiervan worden uitgewerkt tot praktische toepasbare tools die naar verwachting eind 2016 gereed zijn. In 2017 kunnen deze door cateraars benut worden in gesprekken en afspraken met hun opdrachtgevers.

KHN doet onderzoek naar het effect van bordsamenstelling op de consumptie van meer groenten en minder vlees door de consument. Resultaten van dit onderzoek zijn eind 2015 klaar. In 2016 worden op basis van deze resultaten praktische tips opgesteld voor de horeca. Ook onderzoekt KHN de trend gezondheid binnen de horeca. De resultaten hiervan geven inzicht in drie vragen: hoe staat het met de trend gezondheid in de horeca?, welke stappen worden er al gezet binnen de horeca? en wat is er vanuit wie nodig om deze stappen verder te zetten? De resultaten hiervan worden in februari 2016 verwacht. Naast deze onderzoeken organiseert KHN diverse bijeenkomsten voor de horeca en komt het gezonder maken van het aanbod in diverse communicatie-uitingen terug. Tot slot is KHN in gesprek met toeleveranciers over de positionering (herkenbaarheid) van de producten die aan de afgesproken normen voldoen. In 2016 zal dit worden voortgezet en zal ook met opleidingen in de horeca worden gesproken over aandacht voor gezond aanbod.

B. Monitoring en databanken

Monitoring afspraken

In 2015 is door het RIVM geen uitgebreide monitor op productverbetering uitgevoerd. Omdat in de loop van 2014 is gestart met het maken van afspraken, worden de praktische receptuuraanpassing van deze eerste afspraken nu nog in het productieproces en op het etiket doorgevoerd en is het effect nog niet te meten. Wel is bij de branches nagevraagd wat de voortgang is met betrekking tot de gemaakte afspraken.

In het Akkoord is afgesproken dat brancheorganisaties jaarlijks de naleving van de gemaakte afspraken navragen bij hun leden. Bij de verschillende achterbannen is nagevraagd of ze zijn begonnen met het doorvoeren van de afspraak en of er iets gezegd kan worden voor welk deel van de producten in de portfolio dit geldt. Hoe snel de normen kunnen worden geïmplementeerd is mede afhankelijk van «natuurlijke momenten» voor herziening van producten, zoals herziening van leveringscontracten.

In de zuivelsector hebben alle betrokken partijen de normen in de planningen verwerkt voor alle vier de categorieën waarover eind 2014 afspraken zijn gemaakt: yoghurt en kwark, basisvla, vla specialties en zuiveldranken.

Uit de inventarisatie blijkt dat de ene partij begonnen is met een deel van het assortiment en inmiddels 15% heeft aangepast, en een ander met alle subcategorieën tegelijk is gestart.

De soepen- en sauzensectoren zullen in februari 2016 een peiling doen naar de mate waarin al aan de normen wordt voldaan. Het beeld tot op heden is dat fabrikanten en retailers met een groot deel van de producten in beide categorieën aan de slag zijn en dat een aanzienlijk deel inmiddels is afgerond.

De frisdrankensector zal in januari 2016 een peiling doen onder de ondertekenaars van hun toezegging, om na te gaan of de hoeveelheid calorieën die per volume op de markt wordt gezet al enigszins is gereduceerd (in calorieën per 100 ml drank).

In de zomer van 2015 heeft de eindmeting plaatsgevonden van de afspraken in het convenant herformulering vleeswaren dat het CBL en de Vereniging Nederlandse Vleeswarenindustrie (VNV) in 2013 hadden afgesloten, al vóór het Akkoord. Het valt formeel niet onder het Akkoord, maar heeft hetzelfde doel en methodiek. Uit de meting bleek dat de doelstelling van 10% verlaging van het gemiddeld zout (natrium) gehalte in de groepen gekookt enkelvoudige, gekookt samengestelde en rauw samengestelde vleeswaren ruimschoots is gehaald. De uiteindelijke reductie is uitgekomen op gemiddeld ruim 20%. Daarnaast is de het gemiddelde verzadigd vetgehalte in de subgroep gekookt samengestelde vleeswaren met 9% gedaald, de doelstelling was 5%.

De NVWA heeft ook in 2015 de jaarlijkse monitor van het zoutgehalte in levensmiddelen uitgevoerd. Dit betreft een jaarlijkse steekproef van veel gegeten levensmiddelen uit tien productcategorieën. Dit geeft inzicht in de ontwikkeling van het zoutgehalte in reguliere producten uit het gangbare supermarktschap over de afgelopen jaren. Dit betreft dus ook (geïmporteerde) producten waarop het Akkoord niet direct van toepassing is. Het rapport verwacht ik begin 2016.

Databanken productgegevens

Er is dit jaar werk gemaakt van het verbeteren van de beschikbaarheid en het gebruik van actuele productgegevens vanuit externe databases. Voedingscentrum en RIVM werken hierin samen. Vanaf december 2016 moet op alle voorverpakte levensmiddelen de voedingswaarde worden vermeld. Daarmee kunnen consumenten producten met elkaar vergelijken. Er bestaan verschillende databases waar deze gegevens in staan, voor verschillende doeleinden. Voor de monitoring van de productverbetering maakt het RIVM ook gebruik van deze externe databases. Dit vergt nog juridisch overleg want deze gegevens zijn en blijven eigendom van het bedrijfsleven. Het betreft geen overheidsinformatie die ik zonder meer openbaar kan maken. Het RIVM brengt data van verschillende bronnen -ook analysegegevens van de NVWA- samen tot gemiddelde product-samenstelling, waarbij de gegevens van bedrijven worden geanonimiseerd. Deze databank is publiek toegankelijk3.

Deze databank wordt gebruikt voor onder andere de Voedselconsumptiepeiling en de monitoring van de productverbetering. Ook het Voedingscentrum maakt veel gebruik van deze databanken voor het informeren van de consument4.

Door gebruik van meer gegevens wordt verwacht dat met meer betrouwbaarheid kan worden beoordeeld of een verbetering in samenstelling heeft plaatsgevonden in afzonderlijke productgroepen.

In aanvulling op de gegevens over productsamenstelling, wordt ook gewerkt aan het opzetten van een databank met gegevens over portiegrootte zodat op termijn onderzoek kan worden gedaan naar de ontwikkeling hiervan.

C. Consument & campagne

In 2016 zal het Voedingscentrum via een campagne de nieuwe Schijf-van-Vijf lanceren. Het doel van deze campagne is de consument te helpen, handelingsperspectief te bieden, om de gezonde keuze te maken. Bijvoorbeeld door op basis van het etiket de gezondere keuze te maken. Als het productaanbod verbetert, wordt de keuze voor gezondere producten voor de consument gemakkelijker. Daarom zet ik me, parallel aan het nationale Akkoord, sterk in voor Europese stappen op het gebied van productverbetering.

II Productverbetering in de EU en het Nederlands voorzitterschap

Het EU-Voorzitterschap staat voor de deur. Eind 2014 heb ik u geïnformeerd5 over het prioriteren van productverbetering voor het Nederlands voorzitterschap, om van agenda naar actie over te gaan in de EU. Het afgelopen jaar heb ik het onderwerp nadrukkelijk geagendeerd in de EU, zowel bij de Europese Commissie, lidstaten, Europese brancheverenigingen, multinationals als NGO’s. Door middel van vele gesprekken en een aantal inhoudelijke actielijnen is het krachtenveld en de stand van zaken in de EU in beeld gebracht. Ik informeer u hieronder achtereenvolgens over:

  • A. Het op Europees niveau agenderen van productverbetering

  • B. De inventariseren van de huidige stand van zaken in de EU;

  • C. De ambitie en beoogde resultaten voor het voorzitterschap

A. Het op Europees niveau agenderen van productverbetering6

Mijn ambities voor productverbetering op het gebied van zout, verzadigd vet en calorieën (suiker) in de EU heb ik tijdens vrijwel alle relevante werkbezoeken en overleggen op verschillende niveaus ingebracht. Voorbeelden hiervan zijn de Informele Raad in Riga, een rondje langs hoofdsteden op DG-niveau, gesprekken tussen attachés, werkbezoeken op ambtelijk niveau en EU-en WHO- bijeenkomsten op expertniveau. Ik heb hierbij veel enthousiasme en steun vernomen voor het stevig agenderen van dit onderwerp en het intensiveren van de aandacht die er al was in de EU.

Niet alle lidstaten zien een even grote rol voor EU samenwerking op dit vlak, laat staan voor wetgeving, en prefereren een nationale aanpak op basis van vrijwilligheid. Op basis van alle bijeenkomsten is de inschatting dat ongeveer de helft van de lidstaten meer gezamenlijke actie op EU-niveau zal steunen.

Er lijkt voldoende draagvlak voor het zetten van de eerste stappen tijdens het EU-Voorzitterschap.

Bij mijn aanpak betrek ik naast het volksgezondheidsbelang ook het perspectief van de interne markt. De levensmiddelenhandel is internationaal en vraagt juist daarom om een Europese benadering. Om deze reden is ook het Ministerie van Economische Zaken betrokken en vindt in de EU afstemming plaats met DG Interne Markt (GROW).Ik heb de betreffende commissaris Bienkowska hierover gesproken.

Naast overheden betrek ik ook bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Ik vind het belangrijk met hen samen te werken. Europese brancheorganisaties van de levensmiddelenindustrie en multinationals hebben aangegeven meer gezamenlijke actie op EU-niveau te verwelkomen. Ditzelfde geldt voor NGO’s zoals de Europese consumentenorganisatie BEUC en de Europese koepel van Hartstichtingen (EHN). De verbonden Nederlandse organisaties spelen hierbij een positieve stimulerende rol.

In september was ik bijvoorbeeld aanwezig bij een internationale vergadering van Directeuren-Generaal van FoodDrinkEurope, zoals ik in mijn brief7 vorig jaar had aangekondigd. Tijdens deze vergadering met Europese sectoren en nationale federaties zijn een aantal gemeenschappelijke uitgangspunten benoemd, waaronder de gedeelde bezorgdheid over toenemende ziektelast en overgewicht en verantwoordelijkheid om actie te ondernemen en gezamenlijk volgende stappen te zetten.

B. Inventarisatie stand van zaken in de Europese Unie8

Als basis voor de discussies over het waarom, wat en hoe van gezamenlijke inzet op productverbetering in de EU, heb ik via een viertal actielijnen de huidige stand van zaken in de EU in beeld gebracht. In relatief korte tijd is gekeken naar het beleid in de lidstaten, gehanteerde logo’s en criteria, productsamenstelling en handelsstromen van levensmiddelen in de EU.

Beleid in de lidstaten

In samenspraak met Nederland heeft de Europese Commissie een vragenlijst uitgestuurd over het nationale beleid ten aanzien van het voeding en product-verbetering, in het bijzonder de reductie van zout, verzadigde vetten, calorieën en (toegevoegde) suikers. Zo goed als alle lidstaten (+ Noorwegen en Zwitserland) hebben op deze vragenlijst gereageerd. Interessante bevindingen op basis van deze zelf-rapportage zijn onder meer dat vrijwel alle respondenten aangeven (enige vorm van) beleid te hebben voor productverbetering, vaak (ook) op basis van een vrijwillige aanpak. In negen lidstaten zijn wettelijke normen voor een of meerdere nutriënten in bepaalde productcategorieën van kracht, veelal voor zout in brood. Nagenoeg alle lidstaten hebben in hun beleid aandacht voor zoutreductie, 21 respondenten voor verzadigde vetten en 20 voor toegevoegde suikers. 18 landen geven aan op dit vlak samen te werken met het bedrijfsleven.

Overzicht gehanteerde logo’s en criteria

Ik heb, mede op basis van bovengenoemde vragenlijst, in kaart laten brengen welke lidstaten maximumcriteria en of een voedselkeuzelogo hebben. Dit geeft een overzicht van verschillen en overeenkomsten in de systemen hiervoor.

Het is geen uitputtend overzicht. Uit dit onderzoek blijkt dat in ten minste 13 landen in enigerlei vorm gebruik wordt gemaakt van een voedselkeuzelogo.

Op basis van de overeenkomsten tussen de diverse systemen concluderen de onderzoekers dat er mogelijkheden zijn om de aanpak in verschillende landen meer met elkaar in overeenstemming te brengen, hoewel bij de diverse systemen niet altijd wordt uitgegaan van dezelfde nutriënten en productgroepen.

Het onderzoek leert ons verder dat in ten minste 9 landen maximumcriteria voor één of meer nutriënten in één of meer productcategorieën worden gehanteerd. De meeste van deze landen stellen normen voor (met name zout in) brood, bewerkt vlees en ontbijtgranen. Dit kunnen normen zijn voor productsamenstelling in het algemeen, maar ook criteria voor schoolmaaltijden, zorginstellingen (onder verantwoordelijkheid van de betreffende overheid), of een norm gerelateerd aan een belasting of verplichte etikettering van een waarschuwing.

Dit onderzoek biedt aanknopingspunten voor gezamenlijke inzet op EU-niveau.

Internationale vergelijking productsamenstelling

Het RIVM heeft in mijn opdracht een internationale vergelijking gemaakt van de productsamenstelling in een aantal lidstaten. Er is op basis van beschikbare gegevens in een Europese database en geografische spreiding gekozen voor 7 lidstaten. De productcategorieën brood, kaas, vlees, soep en ontbijtgranen zijn gekozen op basis van de prioriteiten van lidstaten, relevante categorieën voor zout, verzadigde vetten en suikers en grensoverschrijdende handel. Dit was geen makkelijke opgave gelet op het gebrek aan recente, goed vergelijkbare data.

Op basis van de vergelijking lijken er aanzienlijke verschillen te zijn voor de productsamenstelling wat betreft de verschillende nutriënten in de verschillende landen. Zowel binnen als tussen landen is grote spreiding te zien. Bij dit onderzoek was deze variatie het grootst voor zout in kaas en suiker in ontbijtgranen. Uit deze vergelijking kan geconcludeerd worden dat er ruimte is voor productverbetering en dat bij Europese inzet hierop rekening gehouden moet worden met de verschillende uitgangssituaties in landen. Daarnaast maakt dit onderzoek de noodzaak om te komen tot betere monitoring en dataverzameling op EU-niveau zichtbaar.

Handelsstromen in de EU

Internationaal opererende voedingsproducenten geven aan in toenemende mate last te ondervinden van het gebrek aan harmonisatie in de EU waar het gaat om productverbetering. Om beter zicht te krijgen in de mate van grensoverschrijdendheid en de urgentie van het probleem is gekeken naar handelsstromen van levensmiddelen in de EU. Hiervoor zijn gegevens van Eurostat gebruik. Uit deze exercitie blijkt dat het totale bedrag van intra EU handel in levensmiddelen in 2014 in 294 miljard euro bedroeg. In 2002 was dit nog 154 miljard. Dit laat zien dat het grensoverschrijdende aspect van de levensmiddelenmarkt toeneemt en het belang van een gelijk speelveld hiermee steeds relevanter wordt.

De opbrengst van bovengenoemde actielijnen zullen op de website van het akkoord9 worden gezet, waarschijnlijk kort na de conferentie in februari.

C. Ambitie en beoogde resultaten voor het Voorzitterschap

Mijn ambitie voor het voorzitterschap is dat alle betrokkenen (lidstaten, Europese Commissie, WHO, bedrijfsleven en NGO’s) het belang onderschrijven van een versterkte gezamenlijke aanpak voor productverbetering op EU-niveau en dat de eerste concrete afspraken voor een dergelijke aanpak worden gemaakt, met zowel lidstaten als bedrijfsleven en andere betrokken organisaties.

Inspirerende conferentie en Roadmap for Action

Op 22 en 23 februari 2016 organiseer ik een conferentie over productverbetering in Amsterdam. Vertegenwoordigers van lidstaten (DG-niveau), Europese Commissie, WHO, brancheorganisaties, multinational en Europese NGO’s worden hiervoor uitgenodigd. Dit wordt een conferentie waarbij interactie tussen de verschillende partijen centraal staat. Eurocommissaris Andriukaitis van volksgezondheid en voedselveiligheid heeft toegezegd hier een actieve rol te willen spelen.

Ditzelfde geldt voor de Staatssecretaris van Economische Zaken die het perspectief van de interne markt en de kansen die dit thema biedt voor innovatie zal onderschrijven met zijn aanwezigheid.

De beoogde uitkomst van de conferentie is een «Roadmap for Action» die door lidstaten, bedrijfsleven (koepels), NGO’s, de Europese Commissie en de WHO, wordt ondersteund. In de «Roadmap» zullen naast gezamenlijke overwegingen en referenties aan de huidige stand van zaken in de EU vooral acties staan om gezamenlijk duurzame stappen te zetten voor productverbetering. Bovengenoemde actielijnen dienen ook als inbreng hiervoor. De consultatie over op te nemen acties vindt momenteel plaats. De indruk tot op heden is dat hier niet alleen bij de lidstaten, maar ook bij de overige partijen voldoende draagvlak voor zal zijn. In de gesprekken blijkt onze inzet veel positieve energie los te maken.

Een lange termijn agenda voor productverbetering

Het bereiken van concrete resultaten in productverbetering vraagt een lange adem. Daarom is het belangrijk dit onderwerp op de agenda te verankeren voor de komende jaren. Hiertoe zal ik de uitkomsten van de conferentie op politiek niveau bespreken tijdens de Informele Gezondheidsraad. Vervolgens wil ik via Raadsconclusies de acties die door alle lidstaten gesteund worden op de EU-agenda verankeren.

Daarnaast heb ik contact met trio-partners Malta en Slowakije en met het Verenigd Koninkrijk (voorzitter in het volgende trio) over opvolging van dit thema tijdens hun voorzitterschappen. De samenwerking met de Europese Commissie op dit thema is constructief. Ook dit is belangrijk gezien de coördinerende en ondersteunende rol die zij kan en moet spelen om resultaten te behalen.

Nederland heeft rond het thema productverbetering veel ervaring om samen met bedrijfsleven en kennisinstituten aan concrete afspraken werken. Ik zie het voorzitterschap als een mooie kans om dit te delen in de EU in het belang van de Europese voedselconsumenten.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Kamerstuk 32 793, nr. 130.

X Noot
2

Motie Wolbert Kamerstuk 32 793, nr. 185.

X Noot
5

Kamerstuk 32 793, nr. 162.

X Noot
6

Motie Wolbert Kamerstuk 32 793, nr. 181.

X Noot
7

Kamerstuk 32 793, nr. 162.

X Noot
8

Toezeggingen Kamerstuk 32 793, nr. 171 en Kamerstuk 21 501-31, nr. 378.

Naar boven