32 775 Oprichting Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA

Nr. 3 AANVULLENDE LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 15 juli 2011

De vaste commissie voor Defensie1 heeft een vijftal nadere vragen voorgelegd aan de minister van Defensie over de antwoorden op eerder gestelde vragen inzake de oprichting van de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA (kamerstuk 32 775, nr. 2).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 14 juli 2011. Vragen en antwoorden,voorzien van een inleiding, zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van Beek

De griffier van de commissie,

De Lange

Inleiding van de minister

Hierbij zend ik u de antwoorden op de nadere vragen van de vaste commissie voor Defensie over mijn voornemen de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA op te richten. Deze vragen werden ingezonden op 4 juli 2011 met kenmerk 2011Z14265/2011D36942.

Mede ter uitvoering van de motie van lid Hachchi c.s. van 22 november 2010 is op 30 juni jongstleden de oprichtingsakte getekend met de opschortende voorwaarde die ertoe strekt dat de akte eerst van kracht wordt, als is komen vast te staan dat de Staten-Generaal over de voorgenomen oprichting geen nadere inlichtingen meer verlangt en niet als oordeel heeft uitgesproken dat een voorafgaande wettelijke machtiging is vereist.

Voorts hecht ik er aan onder uw aandacht te brengen dat een dezer dagen de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie over de accreditatie van de betrokken Bachelor opleidingen heeft besloten, onder een voorwaarde met dezelfde strekking. Het ministerie van OCenW heeft mij het vertrouwen gegeven dat indien deze voorwaarde (tijdig) komt te vervallen, de circa 120 studenten van de NLDA die binnenkort hun bul ontvangen een Bachelor diploma met civiel effect behalen. De «bullenparade» is – onder voorbehoud van de formele oprichting van de Stichting – gepland op 30 september.

Vragen en antwoorden

1.

Kunt u de Kamer informeren over het overleg tussen het ministerie van Defensie en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)? Wat waren de belangrijkste discussiepunten en conclusies?

Tegen de achtergrond van de motie Herben c.s. (december 2002) is over de accreditatie van het bacheloronderwijs en de aanwijzing van de Faculteit Militaire Wetenschappen als erkende instelling voor hoger onderwijs geregeld overleg gevoerd tussen het ministerie van OCenW, de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) en het ministerie van Defensie. De belangrijkste onderwerpen van gesprek waren de te volgen procedure om te komen tot accreditatie en aanwijzing als erkende instelling voor hoger onderwijs alsmede de aan het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek te stellen structuur- en kwaliteitseisen. In september 2010 zijn de bacheloropleidingen positief beoordeeld door de NVAO en heeft de Inspectie van het Onderwijs de staatssecretaris van OCenW positief geadviseerd inzake het verzoek van de faculteit tot aanwijzing als instelling voor hoger onderwijs. Omdat alleen rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid met uitzondering van de Staat door OCenW niet bekostigd geaccrediteerd hoger onderwijs mogen verzorgen en bijbehorende graden mogen verlenen, is er overleg gevoerd met de ministeries van OCenW, BZK en Financiën over de te kiezen rechtspersoon. Dit overleg heeft geleid tot het door de regering geuite voornemen tot oprichting van de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA, zoals nader uiteengezet in mijn brief aan uw Kamer van 13 mei 2011 (Kamerstuk 32 775, nr. 1).

2.

Is de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ook (ten dele) verantwoordelijk voor de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Zoals in detail in de statuten beschreven is de Stichting verantwoordelijk voor het verzorgen van het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek en het verlenen van de daarbij behorende graden. De uitvoering van het onderwijs en onderzoek dient daarbij geheel conform de eisen van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) te geschieden. De minister van OCenW ziet toe op de kwaliteit van de uitvoering van het onderwijs en onderzoek en maakt daartoe gebruik van de hem ten dienste staande wettelijke toezichts-, controle en sanctie-bevoegdheden.

3.

Kunt u nader uiteenzetten waarom het volgens u niet gewenst is om de Stichting onder te brengen in de reguliere structuur, dus bij één van de universiteiten?

De initiële officiersopleiding wordt door de NLDA verzorgd. De kracht van deze opleiding ligt voor een belangrijk deel in de verwevenheid van de militaire officiersvorming, persoonsvorming en wetenschappelijke vorming, waarbij ook het internaatssysteem (residentieel onderwijs) een belangrijke rol speelt. De bachelor-opleidingen onderscheiden zich – vanwege de expliciete wetenschappelijke bestudering van het militaire domein – substantieel van opleidingen aan civiele faculteiten. Dit betreft bijvoorbeeld vakken als krijgswetenschappen, militair strategie, (onderhoud van) militaire systemen en defensie-economie. Dat laat onverlet dat waar mogelijk wordt samengewerkt met andere universiteiten, zoals met de Technische Universiteiten van Twente en Delft, de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Universiteit van Amsterdam. Daarnaast zijn er met een groot aantal universiteiten zo genoemde «doorstroomcontracten», om een naadloze aansluiting naar het verkrijgen van de graad van Master mogelijk te maken.

4.

Deelt u de mening dat het onderbrengen van de Stichting bij één van de universiteiten de onafhankelijkheid, het toezicht en de civiele aspecten beter zal borgen? Zo nee, waarom niet?

De wetenschappelijke onafhankelijkheid van de leden van de Wetenschappelijke Adviesraad en van het Stichtingsbestuur bij de uitvoering van al hun in de stichtingsakte benoemde taken is statutair geborgd. In samenhang met de (wetenschappelijke) achtergrond en positie van deze leden is de academische vrijheid en de zelfstandigheid bij ondermeer het stellen van kwaliteitsnormen en het toezien op de realisatie daarvan een gegeven. Daarnaast wordt de kwaliteit van de opleiding door de NVAO en de naleving van de WHW door de Inspectie voor het Onderwijs bewaakt. Ik ben van mening dat onderbrenging bij een universiteit geen betere borging zou garanderen. Voor de civiele aspecten verwijs ik naar de afspraken en samenwerking met andere universiteiten, zoals in de vorige vraag beschreven.

5.

Kunt u nader toelichten waarom de overheidsfunctionarissen in dienst zijn van het Ministerie van Defensie en niet in dienst zijn van de Stichting? Wat zijn hier mogelijk de gevolgen van (zowel nadelig als voordelig)?

Het benodigde personeel voor het doen verrichten van academisch onderwijs en onderzoek wordt om niet ter beschikking gesteld aan de stichting. Hierdoor is de stichting gevrijwaard van de administratieve lasten die met het beheer van dit personeel gepaard gaan. Dit personeel valt onder de defensiebegroting, met als significant voordeel dat de gebruikelijke begrotings- en parlementaire toezichtsprocedures van toepassing zijn. Voorts ziet de Algemene Rekenkamer op het gehele proces toe. Bijkomende voordelen zijn dat de rechtspositie van het zittend personeel niet behoeft te worden gewijzigd en dat defensiepersoneel gedurende een bepaalde periode aan de NLDA verbonden kan zijn en aansluitend een andere functie bij Defensie kan gaan vervullen, zonder dat daarbij de rechtspositie of status in het geding komt. Ik acht geen nadelen aanwezig.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Beek, W.I.I. van (VVD), Voorzitter, Bommel, H. van (SP), Staaij, C.G. van der (SGP), Timmermans, F.C.G.M. (PvdA), Eijsink, A.M.C. (PvdA), Miltenburg, A. van (VVD), Knops, R.W. (CDA), Jacobi, L. (PvdA), Brinkman, H. (PVV), Voordewind, J.S. (CU), Broeke, J.H. ten (VVD), Dijk, J.J. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Rouwe, S. de (CDA), Ondervoorzitter, Berndsen, M.A. (D66), Kortenoeven, W.R.F. (PVV), Monasch, J.S. (PvdA), Bosman, A. (VVD), El Fassed, A. (GL), Hernandez, M.M. (PVV), Hachchi, W. (D66), Grashoff, H.J. (GL) en Holtackers, M.P.M. (CDA).

Plv. leden: Taverne, J. (VVD), Raak, A.A.G.M. van (SP), Dijkgraaf, E. (SGP), Smeets, P.E. (PvdA), Wolbert, A.G. (PvdA), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD), Ferrier, K.G. (CDA), Samsom, D.M. (PvdA), Helder, L.M.J.S. (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Vacature, VVD (), Irrgang, E. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Ormel, H.J. (CDA), Schouw, A.G. (D66), Bontes, L. (PVV), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Peters, M. (GL), Roon, R. de (PVV), Pechtold, A. (D66), Braakhuis, B.A.M. (GL) en Haverkamp, M.C. (CDA).

Naar boven