32 768 Implementatie van richtlijn nr. 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied)

B VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE1

Vastgesteld 20 november 2012

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen. Vertrouwende op een adequate en tijdige reactie achten de leden van de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Algemeen

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden stellen vast dat behandeling van het wetsvoorstel plaatsvindt kort nadat de Eerste Kamer heeft ingestemd met de Aanbestedingswet 20..2 en hebben nog enkele vragen. De leden van de PvdA-fractie wachten de antwoorden van de regering met belangstelling af.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben over het wetsvoorstel enkele vragen aan de regering.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en zij hebben daarover een vraag.

Artikel 346 VWEU en compensatieorders

De leden van de PvdA-fractie constateren dat het doel van het wetsvoorstel het bevorderen van de totstandkoming van een Europese markt op het terrein van defensie en veiligheid met een gelijk speelveld voor middelgrote en kleine bedrijven is. De regering geeft in de beantwoording van vragen van de Tweede Kamer aan dat door Europese landen (ook Nederland) vaak een beroep wordt gedaan op artikel 346 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en dat dit de totstandkoming van een open Europese markt belemmert. Waarop baseert de regering haar verwachting dat na implementatie van de nieuwe richtlijn minder vaak gebruik zal worden gemaakt van deze uitzonderingsmogelijkheid? Welke artikelen in het wetsvoorstel leiden daartoe?

De leden van de PVV-fractie vragen hoe groot de omvang (in omzet) van de Europese defensie-industrie is. Kan de regering een overzicht geven van de omvang per lidstaat? Voor hoeveel orders (in omzet) wordt er momenteel binnen de EU gebruik gemaakt van artikel 346 VWEU? Kan de regering een overzicht geven van de omvang per lidstaat? Indien de gegevens van de andere lidstaten betreffende de toepassing van artikel 346 VWEU niet voor handen zijn, terwijl de Nederlandse gegevens wel bekend zijn bij de andere landen, hoe kan er dan een gelijk speelveld gecreëerd worden? Zijn deze gegevens niet nodig om een vertrouwensbasis te creëren en om bij de evaluatie tot een juist vergelijk te komen? Op welke wijze kan Nederland dan smart follower zijn? In hoeverre verwacht de regering dat er minder gebruik gemaakt zal worden van artikel 346 VWEU door Nederland en de andere Europese lidstaten?

De Europese Commissie wil door middel van richtlijn 2009/81/EG het compensatiebeleid afschaffen. Verschillende landen buiten de EU, waaronder de Verenigde Staten, hebben aangegeven dat zij het compensatiebeleid voortzetten. Nederland ontvangt jaarlijks voor 500 miljoen euro compensatieorders. De Nederlandse bedrijven zijn voor 66 procent afhankelijk van deze compensatieorders en 50 procent van de omzet wordt geëxporteerd. De leden van de fractie van de PVV constateren dat de kans levensgroot is dat de defensiemarkt in de landen om ons heen gesloten blijft. Zijn er voorbeelden dat de grote defensie-industrielanden de nationale markt betreffende de defensie-industrie al meer open hebben gezet? Kan de regering aangeven in welke omstandigheden essentiële belangen van de eigen nationale veiligheid beschermd moeten worden, zodat compensatie is toegestaan? Door afschaffing van het compensatiebeleid is de kans groot dat de Nederlandse bedrijven 66 procent van de orders verliezen. In hoeverre maken andere lidstaten gebruik van compensatieorders? Verliezen zij dan ook hun aandeel in deze?

Welke actieve rol gaat de regering op zich nemen voor het verwerven van opdrachten? Kan de regering haar actieve rol voor het verwerven van opdrachten voor het mkb nader toelichten in die gevallen waar artikel 346 VWEU niet wordt toegepast? Welke instrumenten zijn er voor handen?

De leden van de PVV-fractie constateren dat in de richtlijnen uitzonderingen zijn opgenomen. Uitzonderingen betreffen:

  • onderzoek en ontwikkeling;

  • projecten die onder samenwerkingsovereenkomsten vallen tussen overheden.

In het licht van de eerste uitzonderingsgrond: kan de regering een overzicht geven van de prioritaire technologiegebieden? Met betrekking tot de tweede uitzonderingsgrond constateren deze leden dat Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk al een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten. Heeft Nederland al vergelijkbare samenwerkingsovereenkomsten gesloten of gaat Nederland deze nog sluiten, zodat een beroep kan worden gedaan op artikel 346 VWEU?

Europese drempelbedragen

De leden van de PvdA-fractie constateren dat het wetsvoorstel ziet op aanbestedingen van leveringen, werken en diensten gelijk aan of hoger dan de Europese drempelbedragen. Welke eisen worden aan aanbestedende diensten gesteld bij aanbestedingen beneden de Europese drempels?

Implementatie en naleving

De leden van de fractie van de PVV constateren dat de lidstaten die de richtlijn bij het aflopen van de implementatietermijn op 21 augustus 2011 hebben geïmplementeerd zijn: Denemarken, Griekenland, Spanje, Letland, Litouwen en het Verenigd Koninkrijk. Wat is de status van invoering in de overige lidstaten?

Deze leden constateren voorts dat de regering, bij monde van de minister van EL&I, het volgende heeft aangegeven in de nota naar aanleiding van het verslag: «Het is in eerste instantie de taak van de Europese Commissie om toe te zien op de correcte toepassing en hantering van de aanbestedingsregels. Indien op grond van klachten van Nederlandse defensieondernemingen blijkt dat aanbestedende diensten uit andere EU-lidstaten de naleving van de richtlijn ontwijken, dan ben ik bereid dit nader te onderzoeken en langs diplomatieke weg lidstaten hierop aan te spreken, dan wel de Europese Commissie hiervan op de hoogte te brengen.3» In hoeverre kan men sancties opleggen in deze? Zijn er wel eens dergelijke sancties opgelegd? Zo ja, welke?

Innovatie

De leden van de PVV-fractie merken op dat in het geval van de Nederlandse defensie-industrie sprake is van een volledig private sector die concurrerend is en efficiënt. Deze sector heeft nauwelijks toegang tot de markt in de grote defensie-industrielanden. Innovatie bepaalt het succes van deze ondernemingen. In veel gevallen worden innovaties in nauwe samenwerking met experts van het Ministerie van Defensie ontwikkeld. Internationaal exportsucces van deze innovaties is pas mogelijk als de eigen overheid als launching customer optreedt. Dat heeft te maken met de relatief hoge R&D-kosten en de typische learning curve die in de defensie-industrie optreedt. In hoeverre heeft dit wetsvoorstel invloed op de vruchtbare samenwerking tussen de bedrijven en het ministerie? Indien de eigen overheid niet meer of minder zal optreden als launching customer, heeft de regering dan inzicht in hoeverre dat gevolgen kan hebben voor de innovatie binnen de Nederlandse bedrijven? Zij hebben dan immers geen «proeftuin» meer. In hoeverre kan de Nederlandse defensie-industrie zich dan staande houden? En is het in het kader van de nationale veiligheid niet van belang dat de eigen industrie behouden blijft en zich verder ontwikkelt?

Aanbestedingswet 20..

De leden van de PvdA-fractie constateren dat op 30 oktober 2012 de Eerste Kamer het wetsvoorstel Aanbestedingswet 20.. heeft aanvaard. De wet treedt in werking op 1 januari 2013. De Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied zal naar verwachting op datzelfde tijdstip in werking treden. Kan de regering aangeven hoe is geborgd dat in beide wetten dezelfde begrippen en eisen worden gehanteerd (voor wat betreft de definitie van «aanbestedende dienst», de uniforme gedragsverklaring, verplicht gebruik van TenderNed, verplicht gebruik van de Gids Proportionaliteit, et cetera).

De Raad van State heeft in zijn advies aangegeven dat het goed mogelijk is om te zijner tijd dit wetsvoorstel onderdeel te laten zijn van de brede Aanbestedingswet. De regering kiest daar nu niet voor, gezien het bijzondere karakter van aanbestedingen op het gebied van defensie en veiligheid en geeft aan dit te willen bekijken bij de evaluatie van de Europese richtlijn in 2016. De brede Aanbestedingswet wordt geëvalueerd in 2015; dan zal, zo heeft de regering bij de behandeling van die wet laten weten, ook de nieuwe Europese aanbestedingsrichtlijn geïmplementeerd moeten worden. Is de regering het met de leden van de PvdA-fractie eens dat het logisch lijkt de evaluatie van beide wetten gelijktijdig te laten plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?

Bij de behandeling van de Aanbestedingswet 20.. in de Eerste Kamer zijn door de regering toezeggingen gedaan met betrekking tot onder meer het stimuleren van social return en de positie van onderaannemers. Ook is een drietal moties4 aangenomen, die door de regering als beleidsondersteunend werden beoordeeld. De leden van de PvdA-fractie gaan er van uit dat deze toezeggingen en moties van overeenkomstige toepassing zijn op het nu voorliggende wetsvoorstel. Kan de regering dit bevestigen? Zo nee, waarom zijn deze moties niet van overeenkomstige toepassing?

Arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden

De leden van de SP-fractie constateren dat het voorgestelde artikel 2.71 lid 2 luidt: «Een aanbestedende dienst of een speciale-sectorbedrijf verzoekt de inschrijvers aan te geven dat zij bij het opstellen van hun inschrijving rekening hebben gehouden met de verplichtingen uit hoofde van de bepalingen inzake de arbeidsbescherming en de arbeidsvoorwaarden die gelden op de plaats waar de verrichting wordt uitgevoerd.»

De leden van de SP-fractie vragen de regering toe te zeggen om, mocht het voorstel tot wet worden verheven, bij de eerstvolgende relevante herziening van de wet in of aan dit artikel het volgende toe te voegen: nadat de opdracht is gegund zijn opdrachtgevers gehouden om de eventuele niet-naleving van de overeenkomst op dit punt te melden bij de Inspectie SZW – dat wil zeggen voor zover de betreffende (delen van) de opdracht worden uitgevoerd in Nederland. (Deze tekst is overeenkomstig de bij de behandeling van de Aanbestedingswet 20.. in de Eerste Kamer op 30 oktober 2012 aangenomen motie.5)

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Kneppers-Heynert

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heynert (VVD) (voorzitter), Terpstra (CDA), Noten (PvdA) (vice-voorzitter), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Schaap (VVD), Smaling (SP), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Lange (OSF), Schrijver (PvdA), Postema (PvdA), Vlietstra (PvdA), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), Bröcker (VVD), Beckers (VVD), Van Beek (PVV)

X Noot
2

Kamerstukken 32 440.

X Noot
3

Kamerstukken II 2011/12, 32 768, nr. 6, p. 11.

X Noot
4

Kamerstukken I 2012/13, 32 440, J, L en M.

X Noot
5

Kamerstukken I 2012/13, 32 440, M.

Naar boven