32 761 Verwerking en bescherming persoonsgegevens

31 839 Jeugdzorg

Nr. 77 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 november 2014

Zoals toegezegd tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Jeugdwet in de Eerste Kamer is er een Privacy Impact Assessment (PIA) uitgevoerd op de gemeentelijke «modellen» van de praktijk die door de VNG ontwikkeld zijn. Deze PIA Jeugd bieden wij u hierbij aan1.

Conform de motie Bergkamp is deze PIA voorgelegd aan het College bescherming persoonsgegevens (het Cbp). De reactie van het Cbp op deze PIA Jeugd is op 30 oktober jl. ontvangen en doen wij u hierbij ook toekomen2.

Het Cbp stelt vast dat de modellen en de PIA behulpzaam zijn bij het onderkennen en aanpakken van privacyrisico’s door gemeenten. Het Cbp merkt verder op dat een deugdelijke wettelijke basis voor de verwerking van persoonsgegevens bij een ontkokerde, domeinbrede taakuitvoering in het sociaal domein ontbreekt. En dat dit ook kan gelden binnen een specifiek domein zoals het jeugddomein.

In reactie hierop het volgende. Wij constateren dat de wettelijke basis voor de uitvoering van de noodzakelijke en beoogde taken expliciet is gegeven in de Jeugdwet en samenhang met de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), de WGBO en enkele andere wetten. Met het Cbp zijn wij van mening dat sommige werkvormen die een aantal gemeenten hebben overwogen niet in overeenstemming zijn met de Wbp en dat gemeenten daarop moeten worden gewezen. In de PIA 3D, uitgevoerd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, is ook geconstateerd dat sommige werkmethoden, zoals «integrale intake» en het gebruikmaken van de formele toestemming van de cliënt als grondslag voor de toegang tot jeugdhulp ongewenst en zelfs onrechtmatig is.

Zo stelt het Cbp dat de Wbp (in artikel 8, onderdeel e) géén grondslag biedt voor de verwerking van gegevens bij de daadwerkelijke hulpverlening op grond van de Jeugdwet en dat als de gemeente optreedt als feitelijke hulpverlener zal moeten worden bezien of de gegevensverwerking al dan niet kan worden gerechtvaardigd op basis van toestemming van de betrokkene.

Wij merken op dat een professional in dienst van de gemeente (al dan niet als ambtenaar) die jeugdhulp verleent in juridische zin een jeugdhulpverlener is. Dit is nadrukkelijk zo geregeld in de Jeugdwet. De uitvoerende professional – al dan niet gemeenteambtenaar – moet voldoen aan de (kwaliteits-)eisen die de Jeugdwet stelt aan jeugdhulpaanbieders.

De wettelijke grondslag voor gegevensverwerking bij de jeugdhulpverlening kan wel gevonden worden in de Wbp. Zo kan gewezen worden op een contractuele relatie tussen de jeugdhulpaanbieder en de betrokkene (artikel 8, onderdeel b Wbp) of de dossierverplichting die een jeugdhulpaanbieder heeft (artikel 8, onderdeel c Wbp). Voorts wijzen wij u erop dat mede gezien de zorg die in de Eerste Kamer is uitgesproken over de omgang met medische gegevens, hier in de PIA Jeugd uitdrukkelijk aandacht aan is besteed.

Ook merkt het Cbp op dat er een onvoldoende wettelijke basis in de drie betreffende wetten zou zijn om integrale of domeinoverstijgende verwerking van persoonsgegevens mogelijk te maken. Ook deze stelling onderschrijven wij niet. De drie betreffende wetten stellen elk afzonderlijk regels over de verwerking van persoonsgegevens. Dat laat onverlet dat de gemeente domeinoverstijgend en integraal haar diensten kan verlenen. Gewezen kan worden op artikel 5.1.1, vierde en vijfde lid, van de Wmo 2015 dat expliciet domeinoverstijgende verwerking mogelijk maakt, en op artikel 2.1, onderdeel f, van de Jeugdwet, waar de opdracht geformuleerd is om bij multiproblematiek integrale hulp te bieden.

Een derde kanttekening bij het Cbp-advies betreft het advies om met aanvullende wetgeving te komen vanwege de complexiteit van de operatie. Het kabinet heeft ervoor gekozen om op basis van onderling goed afgestemde wetteksten én de Wbp de praktijk zoveel mogelijk te ondersteunen en praktische problemen ook zoveel mogelijk praktisch te benaderen. Inderdaad brengen de materiewetten en de Wbp beperkingen met zich en zijn niet alle gegevensverwerkingen mogelijk.

Die beperkingen vormen juist ook een bescherming voor de burger tegen een overactieve overheid. De burger moet erop kunnen vertrouwen dat vanaf 1 januari de gemeente op een zorgvuldige manier met zijn persoonsgegevens omgaat. Het is de verantwoordelijkheid van het college om daarvoor zorg te dragen. De verantwoordelijkheid van het Rijk is om de gemeenten hierin te faciliteren en te ondersteunen. De uitgevoerde PIA’s geven hierbij richting en houvast.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven