32 761 Verwerking en bescherming persoonsgegevens

Nr. 308 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 oktober 2024

Tijdens het commissiedebat Verwerking en bescherming persoonsgegevens d.d. 20 mei 20211 heeft de toenmalig Minister voor Rechtsbescherming aan het lid Ellian (VVD) een brief toegezegd over de gerechtelijke procedures die volgden op twee boetebesluiten die de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) had opgelegd. Het betrof boetebesluiten ten aanzien van VoetbalTV en de Koninklijke Nederlandse Lawn Tennisbond (KNLTB). Met deze brief doe ik deze toezegging gestand.

Gerechtvaardigd belang

In beide zaken draaide het om de uitleg van de verwerkingsgrondslag «gerechtvaardigd belang» uit de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De AVG biedt in artikel 6 zes grondslagen om persoonsgegevens te mogen verwerken. Een van die zes grondslagen is het «gerechtvaardigd belang» (artikel 6, eerste lid onder f AVG). Deze bepaling bevat drie cumulatieve voorwaarden2 waaraan moet zijn voldaan wil een verwerking van persoonsgegevens rechtmatig zijn; ten eerste de behartiging van een gerechtvaardigd belang van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde, ten tweede de noodzaak van de verwerking van de persoonsgegevens voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang, en ten derde de voorwaarde dat de belangen of de fundamentele vrijheden en de grondrechten van de bij de gegevensbescherming betrokken persoon niet zwaarder wegen dan het gerechtvaardigde belang van de verwerkingsverantwoordelijke of een derde. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) heeft in een arrest op 4 oktober jl. tussen de AP en de KNLTB hierover meer duidelijkheid gegeven. Hieronder neem ik uw Kamer mee in de belangrijkste overwegingen van het Hof en ga ik eveneens kort in op de min of meer vergelijkbare zaak met betrekking tot VoetbalTV.

Arrest HvJEU inzake de KNLTB

De AP heeft bij besluit van 20 december 2019 een boete opgelegd van 525.000 euro. Volgens de AP heeft de KNLTB inbreuk gemaakt op de AVG, omdat zij persoonsgegevens van haar leden, tegen vergoeding, aan twee sponsoren heeft verstrekt zonder haar leden daarvoor toestemming te vragen en zonder dat zij een rechtmatige grondslag had om die te verstrekken. Hiertegen is de KNTLB in beroep gegaan bij de rechtbank Amsterdam. Zij stelde dat zij een «gerechtvaardigd belang», zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder f, van de AVG, had om de ledengegevens aan de sponsoren te verstrekken. Het geschil tussen de KNLTB en de AP spitst zich toe op de vraag hoe het begrip «gerechtvaardigd belang(en)» dient te worden uitgelegd.

De AP stelt zich al enige tijd op het standpunt dat een belang een «gerechtvaardigd belang» in de zin van artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f AVG kan zijn als het een tot de wet behorend of in een wet vastgelegd belang is. Volgens de AP moet het gaan om belangen die door de Uniewetgever of de nationale wetgever als beschermingswaardig worden aangemerkt. De AP schrijft in het op haar website gepubliceerde beleid: «Wat niet als een gerechtvaardigd belang kwalificeert, is bijvoorbeeld: het enkel dienen van zuiver commerciële belangen»3. De KNLTB stelde daarentegen dat een «gerechtvaardigd belang» niet noodzakelijkerwijs hoeft voort te vloeien uit een grondrecht of een rechtsbeginsel, maar dat èlk belang een gerechtvaardigd belang kan zijn, zolang dat belang maar niet in strijd is met de wet.

Met prejudiciële vragen4 aan het HvJEU wilde de rechtbank Amsterdam weten of inderdaad elk belang dat niet in strijd is met de wet een «gerechtvaardigd belang» zijn, of dat – zoals de AP stelt – uitsluitend in een wet vastgestelde belang als zodanig kan gelden. Meer specifiek vroeg de rechtbank of een zuiver commercieel belang onder omstandigheden kan worden aangemerkt als een «gerechtvaardigd belang».

Het HvJEU benadrukt in zijn arrest5 van 4 oktober jl. dat, bij gebreke van een definitie van het begrip «gerechtvaardigd belang» in de AVG, een breed scala aan belangen in beginsel als gerechtvaardigd kan worden beschouwd. Daarmee volgt het HvJEU de AP derhalve niet.

Het HvJEU oordeelt dat ook een commercieel belang een «gerechtvaardigd belang» kan zijn, voor zover het niet in strijd is met de wet. Daarmee is nog niet gezegd dat verwerking van persoonsgegevens voor commerciële doeleinden altijd gerechtvaardigd is. Het HvJEU gaat namelijk ook in op de andere twee cumulatieve voorwaarden die uit artikel 6, eerste lid onder f AVG voortvloeien: noodzaak en belangenafweging.

Het HvJEU laat die toetsing voor dit specifieke geval aan de Nederlandse rechter. Wel maakt het HvJEU duidelijk dat het doorgeven van persoonsgegevens aan derden met het oog op reclame of marketing niet zomaar kan. De noodzaak en relevantie ervan moeten worden aangetoond en bij de belangafweging moet rekening worden gehouden met de redelijke verwachtingen van de betrokkenen, alsook met eventuele nadelige gevolgen ervan voor hen.

Er moet dus worden nagegaan of het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, zwaarder weegt dan het commerciële belang.

VoetbalTV

Deze zaak volgt op een eerdere zaak tussen de AP en VoetbalTV waarbij de uitleg van het begrip «gerechtvaardigd belang» eveneens aan de orde was. VoetbalTV was6 een videoplatform dat in opdracht van voetbalclubs videoregistraties maakt van wedstrijden in het amateurvoetbal. Het registreren en verspreiden van de videobeelden door VoetbalTV is een verwerking van de persoonsgegevens van sporters waarop de AVG van toepassing is. De AP legde in 2020 een boete van 575.000 euro op aan VoetbalTV, dat zich volgens de AP niet kon beroepen op de verwerkingsgrondslag «gerechtvaardigd belang» uit de AVG. VoetbalTV is in beroep gegaan tegen het besluit van de AP. De rechtbank Midden-Nederland7 gaf VoetbalTV gelijk en vernietigde het besluit van de AP. De rechtbank oordeelde dat de toetsing van de AP uitgaat van een verkeerde interpretatie van het begrip gerechtvaardigd belang en daarom in strijd is met artikel 6 lid 1 sub f AVG. Door de AP is hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State ingesteld tegen deze uitspraak van de rechtbank. In zijn uitspraak8 beperkte de Raad van State zich tot de constatering dat de AP ten onrechte niet alle (andere) belangen die VoetbalTV had aangevoerd, en niet van commerciële aard waren, bij haar beoordeling had betrokken. Daardoor heeft de AP volgens de Raad van State te snel aangenomen dat het belang louter commercieel was. De vraag of een dergelijk belang als een gerechtvaardigd belang kan gelden werd daarmee door de Raad van State – anders dan eerder door de rechtbank in deze zaak – niet beantwoord.

Betekenis voor de praktijk

Het HvJEU heeft met zijn arrest rechtsonzekerheid weggenomen door te oordelen dat het «gerechtvaardigde belang» in de zin van artikel 6 lid 1 sub f AVG niet bij wet moet zijn vastgelegd of worden beschermd. Met de vorige Minister voor Rechtsbescherming9 deel ik de opvatting dat het een goede zaak is dat er rechtseenheid is ontstaan omtrent de uitleg van deze norm uit de AVG. Het doet immers afbreuk aan de uniformerende werking van de AVG als normen uit de verordening per lidstaat anders worden uitgelegd en uiteenlopende belangen worden erkend als gerechtvaardigd.

Ook een commercieel belang van de verwerkingsverantwoordelijke kan een gerechtvaardigd belang zijn, voor zover het rechtmatig en niet in strijd met de wet is. Van geval tot geval zal – in eerste instantie door de verwerkingsverantwoordelijke – moeten worden beoordeeld of een dergelijk belang bestaat. Daarmee is duidelijk uitgesproken dat ook een zuiver commercieel belang kan kwalificeren als gerechtvaardigd belang.

Appreciatie

Het begrip «gerechtvaardigd belang» betreft een open norm, zodat er geen sprake hoeft te zijn van wettelijk erkende belangen. Zuiver commerciële belangen zijn derhalve niet per definitie onrechtmatig. Commerciële belangen kunnen «gerechtvaardigde belangen» in de zin artikel 6, eerste lid, aanhef en onder f van de AVG zijn, met dien verstande dat het daarbij moet gaan om – zoals het HvJEU ook zegt – rechtmatige commerciële belangen. Logischerwijs kan geen sprake zijn van «gerechtvaardigde belangen» bij onrechtmatige (criminele) activiteiten, hoewel daar een commercieel belang in het spel kan zijn; bijvoorbeeld bij de verkoop van persoonsgegevens ten behoeve van online oplichting.

Een rechtmatig zuiver commercieel belang kan dus een gerechtvaardigd belang zijn. Benadrukt zij dat daarmee nog niet alle voorwaarden van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder f), van de AVG zijn vervuld. Met deze vaststelling is immers slechts voldaan aan de eerste voorwaarde van de door artikel 6 lid 1 onder f AVG verlangde toets. Het arrest geeft dan ook allerminst een vrijbrief voor commerciële partijen om naar believen persoonsgegevens te verwerken als daarmee een winstoogmerk is gediend. Ook wanneer op zichzelf sprake kan zijn van een «gerechtvaardigd belang», zal de noodzaak van een gegevensverwerking ten behoeve van dat belang moeten worden aangetoond en zal een gedegen belangenafweging moeten plaatsvinden tussen de belangen van de verwerkingsverantwoordelijke en degene wiens gegevens worden verwerkt. Met andere woorden, het enkele bestaan van een gerechtvaardigd belang betekent nog niet dat de verwerking rechtmatig is, gelet op de noodzakelijkheidstoets en de belangenafweging die vervolgens nog moeten plaatsvinden.

De AP heeft in haar reactie10 op het arrest aangegeven haar normuitleg op dit punt te zullen aanpassen.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken

Naar boven