Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 december 2019
Op 14 november jl. ontving ik van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) bijgaand advies1 over gegevensverwerking in het kader van kredietregistratie (z2019-19579) dat de
AP op eigen initiatief heeft opgesteld. Dit advies is vandaag door de AP op haar website
gepubliceerd.
Op grond van de wet raadplegen kredietverstrekkers een stelsel van kredietregistratie
om te zien welke kredieten aan een consument zijn verleend voordat zij tot kredietverstrekking
over gaan. Deze regels hebben tot doel om overkreditering te voorkomen. Het Bureau
Kredietregistratie (BKR) beheert momenteel het enige stelsel van kredietregistratie.
De AP adviseert om wetgeving tot stand te brengen om de huidige praktijk van kredietregistratie
met meer waarborgen te omkleden. De AP adviseert de wetgever om een belangenafweging
te maken, waarbij het belang van verwerking van persoonsgegevens wordt afgewogen tegen
het belang van voorkomen van overkreditering. In die wetgeving dienen volgens de AP
keuzes te worden gemaakt met betrekking tot onder andere inzagerechten van derden
en bewaartermijnen. Ook dienen volgens de AP eisen te worden gesteld aan de beheerder
van het stelsel van kredietregistratie om ook voor de toekomst veilige verwerking
van persoonsgegevens te garanderen.
Ik onderschrijf het grote belang van kredietregistratie als middel om overkreditering
van consumenten te voorkomen, en daarbij hecht ik zeer aan een zorgvuldige verwerking
van persoonsgegevens. Ik neem het advies van de AP dan ook ter harte. Ik wil er voor
alle Nederlanders voor zorgen dat een goed, betrouwbaar systeem van kredietregistratie
voor nu en voor de toekomst wettelijk geborgd is.
Daarom zal ik de komende tijd met stakeholders in gesprek gaan om te bezien hoe het
stelsel kan worden verbeterd en welke waarborgen daarbij passen. Ik streef ernaar
om voor het einde van 2020 een conceptwetsvoorstel in internetconsultatie te brengen.
Over het conceptwetsvoorstel zal aan de AP advies worden gevraagd.
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra