32 757 Bouwbesluit 2012

Nr. 39 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juni 2012

In het AO Bouwregelgeving van 18 januari jongstleden (kamerstuk 32 757, nr. 35) heb ik toegezegd om, op basis van nader overleg met de belanghebbende partijen, te komen met een voorstel voor de nadere invulling van de aansluitplicht op warmtenetten in het Bouwbesluit 2012. Met deze brief doe ik Uw Kamer verslag van mijn overleg en presenteer ik u de hoofdlijnen voor een nadere invulling van de aansluitplicht.

Beleidskader

Op 1 april 2012 zijn de voorschriften omtrent het gebruik van gebouwen in de gemeentelijke bouwverordening komen te vervallen als onderdeel van de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012. Verschillende gemeenten hadden in hun gemeentelijke bouwverordening een aansluitplicht op warmtenetten opgenomen. Deze aansluitplicht is generiek overgenomen in het Bouwbesluit 2012.

Het Bouwbesluit 2012 kent echter het gelijkwaardigheidsbeginsel. Dit houdt in dat in plaats van aansluiting op een warmtenet ook een gelijkwaardige oplossing mag worden toegepast en daarmee de aansluitplicht niet geldt. De gemeentelijke bouwverordening kende geen gelijkwaardigheidsbeginsel.

Gemeenten en warmtebedrijven lieten weten dat als gevolg van het gelijkwaardigheidsbeginsel investeringen in een warmtenet onzeker zouden zijn, omdat niet meer op voorhand duidelijk zou zijn of het voor de exploitatie van een warmtenet minimaal vereiste aantal aansluitingen in de loop der tijd daadwerkelijk zou worden bereikt. Zij vroegen het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om de aansluitplicht zo in te vullen dat het gelijkwaardigheidsbeginsel niet gold of tenminste werd ingeperkt.

De projectontwikkelaars, woningcorporaties en consumentenorganisaties (Woonbond en Vereniging Eigen Huis) pleitten van hun kant voor het onverkort handhaven van het gelijkwaardigheidsbeginsel.

Warmtenetten kunnen een positieve bijdrage leveren aan het bereiken van de kabinetsdoelstellingen ten aanzien van energiezuinigheid en milieu. Tegelijkertijd heeft toepassing van het gelijkwaardigheidsbeginsel op de aansluitplicht positieve kanten, zoals keuzevrijheid voor opdrachtgevers, bouwers en consumenten van bouwwerken, de mogelijkheid van andere zeer energiezuinige en milieuvriendelijke vormen van warmtevoorziening en toepassing van innovatieve oplossingen en een prikkel voor warmteleveranciers om warmtenetten aan te leggen met een zo goed mogelijke energiezuinigheids- en milieuprestatie tegen zo laag mogelijke kosten voor de consument als eindgebruiker.

Nadere invulling in hoofdlijnen

Om aan beide belangen tegemoet te komen heb ik een nadere invulling voor ogen waarbij het gelijkwaardigheidsbeginsel zodanig wordt ingekaderd dat de investeringsonzekerheid zoveel mogelijk wordt gereduceerd terwijl daarbij de positieve kanten van toepassing van het gelijkwaardigheidsbeginsel behouden blijven.

Om in aanmerking te komen voor deze ingekaderde gelijkwaardigheid, stelt de gemeenteraad een zogeheten Warmteplan vast. In dit Warmteplan is aangegeven het gebied waarvoor het geldt, het maximaal aantal vereiste aansluitingen voor een gezonde exploitatie van het warmtenet en de mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu dat wordt bereikt met het warmtenet. Het Warmteplan geldt voor maximaal tien jaar.

Om in aanmerking te komen voor gelijkwaardigheid moet een alternatieve oplossing zonder aansluiting op het warmtenet ten minste dezelfde mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu bieden als bij aansluiting op het warmtenet.

Overleg met Uw Kamer

In het Algemeen Overleg van 12 oktober 2011 (kamerstuk 32 757, nr. 28), het wetgevingsoverleg van 14 november 2011 (kamerstuk 33 000 VII, nr. 103) en het Algemeen Overleg van 18 januari 2012 (kamerstuk 32 757, nr. 35) hebben mijn voorganger en ik al met u over dit onderwerp van gedachten gewisseld.

De nadere invulling van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft het gelijkwaardigheidsbeginsel als uitgangspunt maar stelt duidelijke voorwaarden aan de toepassing ervan: als energieprestatie wordt uitgegaan van de energieprestatie van het gehele warmtegebied en er mag worden getoetst aan alle pijlers uit het Bouwbesluit 2012. Hiermee wordt zoveel mogelijk tegemoet gekomen aan de wensen van de Kamerfracties.

Door te kiezen voor het uitgangspunt van het gelijkwaardigheidsbeginsel geef ik uitwerking aan de motie De Boer/Verhoeven (Kamerstuk, 32 757, nr. 22). In deze motie wordt aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gevraagd om bij de keuze van technieken voor hogere energieprestatie ook rekening te houden met de effecten op de energierekening van de eindgebruikers. Door uit te gaan van het gelijkwaardigheidsbeginsel kunnen alternatieve technieken op gebouwniveau, zoals vergaande isolatie of duurzame energie-opwekking in het gebouw blijven concurreren met warmtelevering en daarmee een gunstig effect hebben op de beheersing van de energielasten.

Overleg met de belanghebbende partijen

Ik heb de nadere invulling ontwikkeld in nauwe samenspraak met het warmte-overleg. In het warmte-overleg hebben vertegenwoordigers van de direct belanghebbende partijen zitting: Energie-Nederland (voor de warmtebedrijven), enkele gemeenten met warmtelevering (Amsterdam, Rotterdam, Nijmegen, Tilburg), NEPROM (projectontwikkelaars), Aedes (woningcorporaties) en Vereniging Eigen Huis en Woonbond (woonconsumenten).

De nadere invulling ik hierboven heb beschreven, is het resultaat van de overleggen in het warmte-overleg.

Ik ben van mening dat dit een goed resultaat is: het stimuleert de aanleg van duurzame warmtenetten, geeft kansen voor alternatieve oplossingen en is geborgd in lokale bestuurlijke besluitvorming.

Overgangsrecht

Het nu reeds in artikel 9.2, negende lid, opgenomen overgangsrecht garandeert dat gemeenten hun eerder gemaakte afspraken ook kunnen nakomen.

Dit overgangsrecht is overigens evenals als de nadere invulling van de aansluitplicht tot stand gekomen na overleg met de betrokken partijen in het warmte-overleg.

Vervolg

In de convenanten energiebesparing gebouwde omgeving ga ik met partijen afspraken maken om in enkele pilots te volgen hoe deze nadere invulling van de aansluitplicht in de praktijk werkt en welke flankerende activiteiten van zowel de marktpartijen als het Rijk bij kunnen dragen aan de ontwikkeling van duurzame warmtenetten die tot ieders tevredenheid functioneren. In deze pilots wordt bijvoorbeeld aandacht besteed aan de borging van de energieprestatie van warmtenetten tijdens planontwikkeling en -uitvoering, de waardering van warmte in het energielabel en de wijze van toerekening van kosten en baten over de levensduur van projecten.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies

Naar boven