32 757 Bouwbesluit 2012

Nr. 33 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 16 januari 2011

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatiesover de brief van 25 november 2011 inzake Voorhang Aanpassingsbesluit Bouwbesluit 2012 (Kamerstuk 32 757, nr. 29).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 16 januari 2012. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Wolbert

De griffier van de commissie, Van der Leeden

1

Waarom worden er eisen aan de buitenriolering gesteld?

Op voet van de Woningwet worden reeds sinds jaar en dag voorschriften over de buitenriolering gegeven. Die voorschriften zijn thans opgenomen in de gemeentelijke bouwverordeningen. Met het nieuwe Bouwbesluit worden die voorschriften voortaan met algemene regels op rijksniveau gegeven en zijn daarmee landelijk geüniformeerd. De betreffende voorschriften worden primair vanuit het oogpunt van gezondheid gegeven. Zij zijn tevens afgestemd met de voorschriften over lozingen van huishoudelijk afvalwater en afvloeiend hemelwater die in het verlengde van de EU-richtlijn Stedelijk afvalwater zijn opgenomen in de milieu- en waterregelgeving. Die afstemming betekent onder meer dat de milieu- en waterregelgeving voorschrijft wat en hoe geloosd mag of moet worden. In het Bouwbesluit worden in het verlengde daarvan de fysiek-technische consequenties geregeld van de afvoer van huishoudelijk afvalwater en hemelwater vanuit of vanaf een bouwwerk naar het openbaar vuilwaterriool, respectievelijk het openbaar hemelwaterstelsel indien lozing op dat riool respectievelijk dat hemelwaterstelsel plaatsvindt. In samenhang bezien bevatten de milieu-, water- en bouwregelgeving daarmee een sluitend geheel aan voorschriften waarmee aan de verplichtingen uit de EU-richtlijn wordt voldaan.

2

In hoeverre is het de bedoeling dat voor bestaande gebouwen het afkeurniveau met een factor twee wordt opgetrokken, met als gevolg dat de nieuwe waarde 75 personen is, zowel voor nieuwbouw als voor bestaande bouw? Is dat niet een forse aanscherping?

Ervan uitgaande dat de vraag betrekking heeft op het voorschrift van artikel 6.3 over noodverlichting kan ik u antwoorden dat dit niet de bedoeling is en hiervan geen sprake is. Voor bestaande gebouwen is in artikel 9.2, tweede lid van het Bouwbesluit 2012 (zoals dat luidt na wijziging bij Stb. 2011, 676) op dit punt overgangsrecht opgenomen om een verzwaring voor bestaande bouw te voorkomen.

3

Waarom schrijft het Bouwbesluit 2012 certificeringsregelingen voor, zoals een inspectiecertificaat voor een brandmeldinstallatie (artikel 6.20, zesde lid), rookmelders (artikel 6.23, vierde lid) of voor een sprinklerinstallatie (artikel 6.32, eerste lid) of rookbeheersingsinstallatie (artikel 6.32, tweede lid)? Komen de laatste twee installaties niet alleen voor als een beroep op gelijkwaardigheid wordt gedaan? In hoeverre treedt de wetgever hierbij op voorhand in de motivering van de gelijkwaardigheid door daar een voorwaarde aan te stellen?

In de vraag wordt verwezen naar «rookmelders (artikel 6.23, vierde lid)». Bij de beantwoording van deze vraag is er vanuit gegaan dat niet rookmelders maar ontruimingsalarminstallaties zijn bedoeld. Artikel 6.23 heeft namelijk betrekking op ontruimingsalarminstallaties en de voorschriften van het nieuwe Bouwbesluit bevatten wel een certificeringseis ten aanzien van dergelijke installaties en niet ten aanzien van rookmelders.

Met de voorschriften over certificering van de betreffende brandbeveiligingsinstallaties wordt geborgd dat dergelijke installaties in de gebruiksfase blijven voldoen aan de eisen waaraan dergelijke installaties moeten voldoen. Voorschriften van gelijke strekking zijn thans opgenomen in het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken.

Het is juist dat sprinkler- en rookbeheersingsinstallaties in bouwwerken in de regel in het kader van gelijkwaardigheid worden aangebracht. Noch de huidige bouwregelgeving, noch het nieuwe Bouwbesluit bevat een verplichting om zo'n installatie aan te brengen. De certificerings-eisen met betrekking tot zulke installaties zijn in de vorm van een «indien-bepaling» gegoten. Die eisen gelden alleen indien bij een bouwwerk wordt gekozen voor het aanbrengen van zo’n installatie als technische oplossing om aan brandveiligheidseisen van het Bouwbesluit te voldoen. De keuze om zo'n installatie aan te brengen, wordt dan ook niet door de regelgever maar door de opdrachtgever/eigenaar van het bouwwerk gemaakt.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Beek, W.I.I. van (VVD), Staaij, C.G. van der (SGP), Koopmans, G.P.J. (CDA), Bochove, B.J. van (CDA), Smilde, M.C.A. (CDA), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Brinkman, H. (PVV), Raak, A.A.G.M. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Dibi, T. (GL), Wolbert, A.G. (PvdA), voorzitter, Heijnen, P.M.M. (PvdA), Karabulut, S. (SP), Elissen, A. (PVV), Ziengs, E. (VVD), ondervoorzitter, Monasch, J.S. (PvdA), Schouw, A.G. (D66), Boer, B.G. de (VVD), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Lucassen, E. (PVV), Verhoeven, K. (D66) en Grashoff, H.J. (GL).

Plv. leden: Burg, B.I. van der (VVD), Dijkgraaf, E. (SGP), Sterk, W.R.C. (CDA), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Knops, R.W. (CDA), Slob, A. (CU), Klaveren, J.J. van (PVV), Jansen, P.F.C. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Gent, W. van (GL), Vacature PvdA, Kuiken, A.H. (PvdA), Dijk, J.J. van (SP), Fritsma, S.R. (PVV), Steur, G.A. van der (VVD), Vermeij, R.A. (PvdA), Pechtold, A. (D66), Nieuwenhuizen-Wijbenga, C. van (VVD), Taverne, J. (VVD), Bontes, L. (PVV), Hachchi, W. (D66) en Voortman, L.G.J. (GL).

Naar boven