Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 juli 2015
Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid
Van Bommel over het proces tegen Leyla en Arif Yunus in Azerbeidzjan (Kamerstuk 32 735, nr. 140).
Tevens bied ik u hieronder de reactie aan op de motie van het lid Van Bommel (Kamerstuk
32 735, nr. 140) waarin de regering wordt verzocht gehoor te geven aan de oproep om te pleiten voor
de vrijlating van gewetensgevangenen in Azerbeidzjan.
Het kabinet deelt uw zorgen over de mensenrechtensituatie in Azerbeidzjan en brengt
deze ook over in mijn contacten met de Azerbeidjaanse autoriteiten. Nederland zet
zowel op het bilaterale als het multilaterale spoor in op een dialoog met Azerbeidzjan
om de mensenrechtensituatie te verbeteren. Hierbij wordt telkens een afweging gemaakt
tussen het belang van toegang tot de autoriteiten om te kunnen spreken over onze zorgpunten,
en de noodzaak om op sommige momenten publiekelijk stelling te nemen. Hieronder enkele
voorbeelden van ondernomen acties tot op heden.
In bilaterale gesprekken met de Azerbeidjaanse autoriteiten stelt Nederland de mensenrechtensituatie
en in het bijzonder de toenemende druk op het maatschappelijk middenveld regelmatig
aan de orde. Meest recente gelegenheden hiervoor waren het bezoek van plaatsvervangend
Directeur-generaal Politieke Zaken aan Bakoe op 31 maart jl. en een gesprek tussen
de Azerbeidjaanse ambassadeur en plaatsvervangend Directeur-generaal Politieke Zaken
in Den Haag op 25 juni jl.
In multilateraal verband heeft Nederland bijvoorbeeld tijdens de 29e sessie van de
VN-mensenrechtenraad op 24 juni 2015 een verklaring namens de EU gesteund, alsook
een uitgebreidere verklaring die werd uitgesproken namens 25 gelijkgestemde staten.
Hierin wordt de Azerbeidjaanse regering opgeroepen over te gaan tot onmiddellijke
en onvoorwaardelijke vrijlating van journalisten, mensenrechtenverdedigers en activisten
die onrechtmatig worden vastgehouden.
Nederland heeft ook tijdens de zitting van het Comité van Ministers van de Raad van
Europa in december 2014 een verklaring uitgesproken waarin aandacht wordt gevraagd
voor de mensenrechtensituatie in Azerbeidzjan. Daarin heeft Nederland zorgen geuit
over de druk op het maatschappelijke middenveld, de gezondheidssituatie van een aantal
mensenrechtenverdedigers en de restrictieve NGO-wetgeving. Azerbeidzjan is tijdens
zijn recente voorzitterschap van de Raad van Europa nadrukkelijk gewezen op het belang
van het naleven van de internationale verplichtingen die het land vrijwillig is aangegaan,
in het bijzonder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Nederland is in het Comité van Ministers van de Raad van Europa eveneens actief betrokken
bij het toezicht op de naleving van uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten
van de Mens in zaken tegen Azerbeidzjan, in juni 2015 nog in de zaak Ilgar Mammadov, de zaak Mahmudov & Agazade Groep en de zaak Namat Aliyev.
De Europese Unie, de Secretaris-generaal van de Raad van Europa en vele anderen hebben
verklaringen uitgebracht met daarin zorgen over de mensenrechtensituatie in Azerbeidzjan.
Nederland ondersteunt deze verklaringen.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
A.G. Koenders