32 735 Mensenrechten in het buitenlands beleid

Nr. 118 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 25 juni 2014

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 24 juni 2014 over mensenrechtensituatie in de Arabische regio (Kamerstuk 32 735, nr. 103).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 24 juni 2014. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De griffier van de commissie, Van Toor

Vraag 1

Hoe kijkt u aan tegen de (gedeeltelijke) hervatting van levering van militair materieel aan Egypte door de Verenigde Staten? Heeft dit (mogelijk) gevolgen voor de opschorting van de export vanuit de EU naar Egypte van goederen die voor interne repressie kunnen worden gebruikt?

Antwoord

De VS heeft besloten om een deel van de militaire ondersteuning van Egypte te hervatten. Dit wordt door het Congres vooralsnog tegengehouden op grond van de afgekondigde doodsvonnissen voor leden van de Moslimbroederschap. Zoals bekend houden alle EU-lidstaten sinds de Raadsconclusies van 21 augustus 2013 de export aan van goederen die gebruikt kunnen worden voor interne repressie. Op dit moment is een aanpassing van deze EU-conclusies niet aan de orde.

Vraag 2

Ziet u een dusdanige verbetering van de mensenrechtensituatie in Egypte dat aanvragen voor export van militaire goederen van Nederland naar Egypte niet langer hoeven worden aangehouden? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord

Uw Kamer zal in lijn met de toezegging die werd gedaan tijdens het Algemeen Overleg Raad Buitenlandse Zaken van 16 januari 2014 worden geïnformeerd indien het wapenexportbeleid Egypte wordt aangepast.

Vraag 3

Waarom wordt er in de brief geen aandacht besteed aan de inzet op mensenrechten in Bahrein? Kunt u deze Nederlandse inzet toelichten? Is de inzet op mensenrechten in Bahrein recent toegenomen?

Antwoord

Nederland heeft geen ambassade in Bahrein en probeert daarom zo veel mogelijk in EU-verband op te treden. Nederland is bezorgd over de situatie in Bahrein en is van mening dat de aanbevelingen uit het «Bahrain Independent Commission of Inquiry» (BICI) rapport en uit de «Universal Periodic Review» (UPR) van de Mensenrechtenraad moet worden geïmplementeerd. Zowel in EU-verband als bilateraal wordt deze boodschap geregeld overgebracht.

Vraag 4

Kunt u aangeven welke ontwikkeling u ziet met betrekking tot de positie van de voormalige inwoners van Tawargha in Libië? Is er bilateraal of in EU-verband betrokkenheid bij Libië die direct ten goede komt aan deze groep ontheemden?

Antwoord

Het is vanwege het conflict met de bewoners van Misrata nog altijd niet mogelijk voor de omvangrijke vluchtelingenpopulatie uit Tawergha om terug te keren naar hun eigen stad. Beide groepen beschuldigen elkaar van oorlogsmisdaden gepleegd in 2011. De Nederlandse ambassade in Tripoli onderhoudt geregeld contact met vertegenwoordigers van de Tawergha-gemeenschap. De ambassade onderzoekt sinds begin 2014 de mogelijkheden om de dialoog tussen vrouwelijke vertegenwoordigers uit Misrata en uit Tawergha te ondersteunen. Nederland coördineert zijn activiteiten met de VN-missie UNSMIL, die Libië namens de internationale gemeenschap ondersteunt bij de bevordering van politieke dialoog, verzoening en «transitional justice».

Vraag 5

Is het sinds 2012 wel mogelijk gebleken om geld vanuit het mensenrechtenfonds te besteden aan projecten in Saoedi-Arabië? Is het andere EU-landen sinds 2012 wel gelukt lokaal activiteiten op mensenrechtengebied te financieren? Indien neen, waarom niet?

Antwoord

Net als andere EU-landen, ondervindt ook Nederland moeilijkheden bij het financieel ondersteunen van lokale activiteiten in Saoedi-Arabië. Vanuit het Mensenrechtenfonds is desondanks in 2013 € 15.192,- besteed aan projecten gericht op Saoedi-Arabië. Gezien de welvaartsituatie in Saoedi-Arabië is financiële steun overigens niet altijd de grootste behoefte op het gebied van mensenrechten. De Nederlandse ambassade blijft zich inzetten om goede initiatieven te identificeren en zal deze waar mogelijk financieel ondersteunen of op andere manieren trachten te faciliteren, door het bieden van advies en/of inzet van het eigen netwerk binnen en buiten Saoedi-Arabië.

Vraag 6

Kunt u in tabelvorm voor de Nederlandse ambassades in de Arabische regio in kaart brengen wat de jaarlijkse capaciteit in fte en het budget in euro’s is voor mensenrechtenbeleid?

Vraag 17

Kunt u in tabelvorm aangeven welke projecten in welke mate gefinancierd worden door het Mensenrechtenfonds 2014–2018?

Vraag 86

Hoeveel geld besteedt de regering nu aan projecten in de Arabische regio vanuit het Mensenrechtenfonds, in het bijzonder in Saoedi-Arabië? Hoeveel geld besteedde de regering in dit kader in 2013?

Antwoord op de vragen 6,17 en 86

De jaarlijkse capaciteit in fte laat zich moeilijk kwantificeren. Mensenrechten is integraal onderdeel van buitenlands beleid en daarmee ook onderdeel van het werk van alle ambassades in de regio. In onderstaande tabel worden de budgetten aangegeven welke aan de ambassades in de Arabische regio voor financiering van projecten uit het Mensenrechtenfonds ter beschikking zijn of worden gesteld.

Ambassade

Beschikbaar budget (bedragen in euro)

 

2014

2015

2016

2017

Doha

5.000

5.000

5.000

5.000

Koeweit

110.000

110.000

110.000

110.000

Muscat

10.000

10.000

10.000

10.000

Riyadh

25.000

25.000

25.000

25.000

Algiers

50.000

50.000

50.000

50.000

Amman

700.000

700.000

700.000

700.000

Bagdad

200.000

200.000

200.000

200.000

Beiroet

600.000

600.000

600.000

600.000

Kairo

350.000

350.000

350.000

350.000

Rabat

600.000

600.000

600.000

600.000

Tripoli

100.000

100.000

100.000

100.000

Tunis

300.000

300.000

300.000

300.000

Onderstaand overzicht betreft de ramingen voor projecten in de Arabische Regio welke thans worden gefinancierd uit het Mensenrechtenfonds (centrale middelen) waarvoor de uitgaven meer dan € 100.000 zijn. Het overzicht is niet uitputtend: niet inbegrepen zijn circa 40 wereldwijde activiteiten (activiteiten die in meer dan vijf landen worden uitgevoerd), die al dan niet gedeeltelijk ten goede kunnen komen aan de Arabische Regio en de kleinere activiteiten die ambassades financieren. Omdat nog niet alle te financieren projecten bekend/goedgekeurd zijn, kan voor 2014–2018 geen verdere uitgavenraming worden gegeven.

Land

Project

2014

2015

2016

Syrië

Syria Justice Accountability Center

271.429

Syrië

FPU Developing professional journalism for Syria

400.000

100.000

Regionaal

Hivos Internet Governance Project

997.956

249.864

Regionaal

FPU Storymaker

395.319

395.319

98.829

Regionaal

Internews Human Rights Connect Expand

141.750

Egypte

Dutch civil society interfaith exchange between Muslim and Christian religious leaders in Egypt

121.656

Egypte

Intercultural Dialogue, Capacity building for tolerance and peaceful co-existance

221.919

114.728

Marokko

Ligue Démocratique des Droits de Femme

108.426

84.470

Voor het antwoord op vraag 86 verwijs ik naar de Mensenrechtenrapportage 2013 die u recentelijk toeging.

Vraag 7

Wat is het huidige beleid inzake diplomatiek contact met verschillende groeperingen in de Arabische regio, zoals de Moslimbroederschap en Syrische rebellen?

Vraag 8

Is het beleid inzake diplomatiek contact met groeperingen ongewijzigd gebleven sinds uw aantreden, en zo ja, waarom is dat het geval?

Antwoord op de vragen 7 en 8

De criteria voor contact met politieke partijen en bewegingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten die geen deel uitmaken van een regering zijn onveranderd. Het belangrijkste uitgangspunt is dat in beginsel geen geweld wordt gepropageerd ten behoeve van het bereiken van politieke doeleinden. Verder geldt dat voor verdergaande contacten eveneens wordt getoetst in hoeverre er een commitment is aan democratische beginselen en de mensenrechten, in het bijzonder de rechten van vrouwen en religieuze minderheden.

Nederland onderhoudt contacten met alle Egyptische politieke bewegingen, dus ook met de Moslimbroederschap, en ziet vooralsnog geen aanleiding dit beleid aan te passen.

Het kabinet onderhoudt eveneens actief contact met de Syrische Oppositie Coalitie (SOC), de koepelorganisatie van gematigde Syrische oppositiegroepen die door de EU als legitieme vertegenwoordiger van het Syrische volk is erkend, onder andere via Speciaal Gezant Kurpershoek. De Speciaal Gezant heeft tevens contact met vertegenwoordigers van gematigde gewapende groepen voor zover zij in relatie staan met de SOC en de interim-regering inclusief het Ministerie van Defensie behorend tot deze interim-regering.

Vraag 9

Kunt u toelichten waarom de mensenrechtensituatie onder de Palestijnse Autoriteit volledig buiten beschouwing worden gelaten, ondanks dat er daar sprake is van ernstige mensenrechtenschendingen?

Vraag 10

Ziet u geen overeenkomsten met de beroerde mensenrechtensituatie in overige Arabische landen, wat een integrale opname van de mensenrechtensituatie onder de Palestijnse Autoriteit nog des te meer rechtvaardigt?

Antwoord op de vragen 9 en 10

De mensenrechtensituatie in de Palestijnse Gebieden is buiten beschouwing gelaten in de brief, gezien de nauwe verwevenheid met het conflict tussen Israël en de Palestijnen.

Vraag 11

De situatie in Israël en de Palestijnse gebieden is buiten deze brief gebleven, vanwege de samenhang met het MOVP. Er is echter ook sprake van de schending van mensenrechten door de Palestijnse autoriteit en in sterkere mate door de de facto regering van Hamas in Gaza, tegen eigen burgers. Onlangs heeft president Abbas aansluiting gezocht bij 15 VN verdragen en instituten, velen daarvan met betrekking tot mensenrechten. Kunt u aangeven of deze ontwikkeling nieuwe mogelijkheid geeft voor Nederlandse of Europese inspanningen ten aanzien van de schending van rechten van Palestijnse burgers door hun eigen autoriteiten?

Antwoord

Deze stap heeft geen formele gevolgen immers Nederland evenals andere lidstaten erkent de Palestijnse staat niet als staat en dus ook niet als mede-verdragspartij. Het kabinet zal de Palestijnse Autoriteit onverkort houden aan de door haar gedane toezeggingen op basis van internationale overeenkomsten, waaronder de Oslo-akkoorden, om internationaal geaccepteerde mensenrechtennormen en beginselen te eerbiedigen.

Vraag 12

De brief geeft een overzicht van ontwikkelingen en de inspanningen die Nederland levert. Kunt u ook aangeven op welke terreinen ook impact bereikt is? Zijn er positieve ontwikkelingen te melden, op niveau van verbetering van de situatie van (individuele) burgers of op beleidsniveau, waar het Nederlands beleid aan bijgedragen heeft?

Antwoord

Omdat veel factoren van invloed zijn op de mensenrechtensituatie in een gegeven land, is het niet eenvoudig om de resultaten van Nederlandse inzet meetbaar maken. Toch kan worden gesteld dat het Nederlandse beleid heeft bijgedragen aan positieve ontwikkelingen. Nederland is een van de weinige landen binnen de EU met instrumenten als het mensenrechtenfonds en MATRA dat goed ingezet kan worden op prioritaire aandachtsgebieden op het gebied van mensenrechten.

Voor een uitgebreid overzicht van mensenrechtenprojecten verwijs ik naar de Mensenrechtenrapportage 2013 en de online wereldkaart. Enkele voorbeelden van positieve impact zijn: Saoedi-Arabië heeft, mede op Nederlands aandringen, toestemming gegeven voor het bijwonen van rechtszaken door waarnemers. Inmiddels is een aantal zittingen bijgewoond, ook door een vertegenwoordiger van de Nederlandse ambassade. In Irak steunt Nederland een organisatie die huisvesting biedt aan leden van de (bedreigde) LHBT-gemeenschap. De ambassade in Marokko heeft een project op het gebied van onderzoeksjournalistiek gesteund.

Vraag 13

Welke ontwikkelingen in Jordanië en Libanon wijzen op een transitie op het gebied van democratie en mensenrechten?

Antwoord

Beide landen bevinden zich in lastige tijden, daarnaast ondervinden zij directe gevolgen van het conflict in Syrië. Desalniettemin zetten zij hun democratische koers verder in. Zo is in Libanon een discussie gaande over herziening van de op confessionaliteit gebaseerde kieswet, richting een meer representatief systeem. Ook vindt een voorzichtig proces van decentralisatie, gericht op meer democratische zeggenschap, plaats. In Jordanië zijn de volgende instellingen opgericht: een Constitutioneel Hof, een integriteitscommissie en een kiescommissie. Ook werden verdere aanpassingen van de wet op politieke partijen, de kies- en de gemeentewet ingevoerd. Daarnaast is de vereiste toestemming van de echtgenoot voor paspoortaanvraag van de echtgenote afgeschaft en werden bepaalde (gunstige) regelingen toegekend aan buitenlandse echtgenoten van Jordaanse vrouwen en hun kinderen.

Vraag 14

Hoe groot is de Nederlandse bijdrage ten behoeve van de Arabische regio aan de EU? Hoe verhoudt dit bedrag zich tot de bijdrage van andere EU lidstaten?

Vraag 15

Kan een overzicht worden gegeven van de Europese steun aan de Arabische regio per land? Zo nee, waarom niet?

Vraag 49

Wat is de inzet en de bijdrage van Nederland aan de vormgeving van het Europees Nabuurschapsbeleid voor 2014–2020?

Vraag 66

Er wordt nadrukkelijk gekozen voor Europese samenwerking, maar bij de inspanningen worden eigenlijk alleen de eigen Nederlandse inspanningen genoemd. Kunt u ook aangeven welke Europese inspanningen ten aanzien van de Arabische landen hebben plaatsgevonden en hoe deze samenhangen met de Nederlandse inspanningen?

Antwoord op de vragen 14, 15, 49 en 66

Lidstaten dragen ieder naar rato bij aan de EU-begroting. De Nederlandse bijdrage is ongeveer 5%. De middelen voor de Arabische regio vallen onder Categorie IV (Extern Beleid) van de EU-begroting, dat een slagvaardig en effectief extern beleid van de Europese Unie beoogt. De middelen komen vooral lastens het Europees Nabuurschapsbeleid. De totale committeringen voor de zuidelijke nabuurschapslanden tussen 2007 en 2013 bedroegen 8,2345 miljard euro.

De Nederlandse visie op het Europees nabuurschapsbeleid is uiteen gezet in de Kamerbrief «Kabinetsappreciatie nabuurschapspakket 2014: nabuurschap op een kruispunt» van 6 mei 2014 (Kamerstuk 22 112, nr. 1855).

De committeringen voor de zuidelijke nabuurschapslanden in het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid zijn als volgt1:

Europees Nabuurschapsbeleid – zuidelijke nabuurschapslanden (bedragen in miljoenen euro)
 

Committeringen ENPI 2007–2013

Committeringen ENPI 2013

SPRING

2011–2013

Algerije

366,1

50

10

Egypte

1007

47

901

Israël

13,5

2

Jordanië

589

88

101

Libanon

388

76

51

Libië

83

30

5

Marokko

1431,1

334,9

128

Palestijnse Gebieden

2501,6

313,7

Syrië

358,4

170

Tunesië

775

135

155

Regionaal/interregionaal zuid

721,8

118,2

 

TOTAAL

8234,5

1364,8

540

X Noot
1

Omgevormd tot steun aan sociaal-economische ontwikkeling en het maatschappelijk middenveld.

In het kader van de Associatieakkoorden tussen de EU en verschillende Arabische landen, hebben er in 2013 dialogen plaatsgevonden over mensenrechten met Algerije, Libanon, de Palestijnse Gebieden en Israël.

Zoals in de Kamerbrief over mensenrechten in de Arabische regio is aangegeven, bestaat de inzet van de EU uit verschillende componenten. Het gaat hierbij om verklaringen van de Hoge Vertegenwoordiger, EU-delegaties en Speciaal Vertegenwoordiger voor de Mensenrechten-Lambrinidis. Daarnaast worden inspanningen genoemd als capaciteitsopbouw van politie, justitie en het gevangeniswezen in Irak en Libië.

Bovendien beschikt de EU over een aantal instrumenten waarbij mensenrechten een belangrijke rol spelen. Vanuit het «European Instrument for Democracy and Human Rights» worden ook activiteiten ter bescherming van mensenrechten gefinancierd in alle zuidelijke nabuurschapslanden. Zie onder een overzicht van de financiële allocaties voor de zuidelijke nabuurschapslanden.

European Instrument for Democracy and Human Rights (2013) (bedragen in miljoenen euro)

Algerije

0,7

Egypte

1

Israël

1,2

Jordanië

0,9

Libanon

0,6

Libië

1

Marokko

1,2

PG

1,5

Syrië

6

Tunesië

1

Regionale activiteiten

1

In het kader van het EU nabuurschapsbeleid vormt de bescherming van mensenrechten een van de kerncriteria voor het bepalen van de omvang en diepgang van de relatie met de nabuurschapslanden. Bovendien werden er in 2013 vanuit het Europees Nabuurschaps- en Partnerschapsinstrument (ENPI) activiteiten gesteund o.g.v. mensenrechten. Zo steunde de EU in Marokko de Nationale Mensenrechtenraad en de interministeriële raad mensenrechten met € 2,9 miljoen. Op het gebied van vrouwenrechten en politieke betrokkenheid van vrouwen steunt de EU het «Spring forward for women» programma met € 7 miljoen, dat wordt uitgevoerd door «UN Women» is samenwerking met de Arabische Liga. Een volledig overzicht van de EU-inzet in het kader van het EU nabuurschapsbeleid vindt u in de rapportage «Neighbourhood at the Crossroads: Implementation of the European Neighbourhood Policy in 2013»2en de bijbehorende voortgangsrapportages per land3.

De EU-delegaties in de zuidelijke nabuurschapslanden hebben routekaarten opgesteld om maatschappelijke organisaties bij te staan. Bovendien steunt de EU de Anna Lindh stichting bij het versterken van het maatschappelijk middenveld in de Mediterrane regio. Via de «Civil Society Facility» is in de periode 2011–2013 een bedrag van € 34 miljoen beschikbaar gesteld. Het ging hierbij bijvoorbeeld om een NGO-steunpunt in Algerije en juridische ondersteuning voor NGO’s in Tunesië.

Vraag 16

Welke bilaterale instrumenten zet Nederland in ten aanzien van de Arabische regio? In welke landen?

Antwoord

Ter ondersteuning van democratische transitie in de Arabische regio is het Matra-zuid programma ingesteld. Dit staat in beginsel open voor alle landen in de Arabische regio – met uitzondering van de twee partnerlanden Jemen en de Palestijnse Gebieden – met speciale aandacht voor Egypte, Jordanië, Libië, Marokko en Tunesië.

Daarnaast zijn het Stabiliteitsfonds, het Mensenrechtenfonds, Wederopbouw centraal en Vrouwenemancipatie opengesteld voor activiteiten in landen in de Arabische regio. Onder Vrouwenemancipatie vallen onder meer de programma’s FLOW (Funding Leaderschip Opportunities for Women) en de middelen ter implementatie van VNVR resolutie 1325. Deze programma’s worden onder meer in de Arabische regio uitgevoerd.

Voor beurzen uit het MENA-beurzenprogramma (MSP) kwalificeren: Algerije, Egypte, Irak, Jordanië, Libanon, Libië, Marokko, Oman en Tunesië. Voor Egypte, Jemen, Jordanië en de Palestijnse Gebieden staat het Nederlands Fellowship programma open.

Het Dutch Good Growth Fund (DGGF), dat investerings- en exportfinanciering ter beschikking stelt aan ondernemers in Nederland en in lage- en middeninkomenslanden, is in de Arabische regio opengesteld voor Algerije, Egypte, Jemen, Jordanië, Libië, Marokko, de Palestijnse gebieden en Tunesië.

Het PSI programma wordt met de start van het DGGF gestopt. De allerlaatste PSI tender sloot op 10 maart 2014. PUM is beschikbaar voor Algerije, Egypte, Jemen, Jordanië, Marokko, de Palestijnse Gebieden en Tunesië.

Voor de financiering van kleine niet-humanitaire activiteiten ten behoeve van stabiliteit in Syrië is een aparte faciliteit in het leven geroepen dat wordt beheerd door het bij het Nederlands Consulaat-generaal in Istanbul geplaatste Syrië-team.

Jemen en de Palestijnse Gebieden komen als partnerland naast steun uit het Mensenrechtenfonds, het NFP, het NICHE, het DGGF en PUM in aanmerking voor ondersteuning van bilaterale activiteiten op basis van de prioriteiten vastgelegd in het Meerjaren Strategisch Plan 2014–2017 (Kamerstuk 33 625 nr. 71). Binnen de voor Jemen geselecteerde speerpunten veiligheid en rechtsorde en seksuele rechten en gezondheid worden mensenrechtenactiviteiten ondersteund. Voor de Palestijnse Gebieden zijn de speerpunten veiligheid en rechtsorde, voedselzekerheid en water geselecteerd. Tevens worden in de Palestijnse Gebieden humanitaire organisaties ondersteund (UNRWA, Nederlandse Rode Kruis).

Vraag 18

Hoeveel mensen met een Nederlands paspoort zitten er in de gevangenis in Bahrein en op welke wijze ondersteunt de NL regering hen wanneer ze valselijk beschuldigd worden bij het zakendoen?

Antwoord

In Bahrein bevindt zich momenteel één Nederlander in detentie. Hij krijgt consulaire bijstand (o.a minimaal tweemaal per jaar bezoek van een medewerker van de ambassade en een maandelijkse gift van € 30). Deze bijstand staat los van het delict waarvoor betrokkene is gearresteerd. Nederland bemoeit zich niet met de schuldvraag of de strafmaat.

Vraag 19

De regering maakt op het gebied van internetvrijheid geen onderscheid tussen de stand van internetvrijheid in de verschillende landen in de Arabische regio. Heeft de regering hier bewust voor gekozen? Zo nee, in welke landen is de situatie respectievelijk het meest en het minst zorgelijk?

Vraag 28

Ziet u een toename in het technisch frustreren van toegang tot sociale media in de Arabische wereld? Zo ja, in welke landen? Wat is de inzet van Nederland in deze?

Antwoord

Nederlands beleid op het gebied van internetvrijheid richt zich op verschillende landen in de Arabische regio. De focus ligt daarbij op capaciteitsopbouw van NGO´s/journalisten/bloggers in: Irak, Syrië, Egypte, Jordanië en Tunesië. De keuze voor deze landen en de activiteiten die daar worden ontplooid, zijn mede gemaakt op basis van de aanwezigheid van geschikte partners die Nederland kan ondersteunen. Bijzondere vermelding verdient de steun via het «Digital Defenders Partnership» (DDP), een initiatief van de Freedom Online Coalitie die door Nederland is opgericht. Het DDP verleent digitale noodhulp aan online activisten, bijvoorbeeld als het internet in een land wordt geblokkeerd of afgesloten. Het DDP is actief in o.a. Syrië, Bahrein, Jemen en Marokko. Verder verleent Nederland financiële steun aan Freedom House voor de publicatie van «The Freedom of the Net Report», dat een overzicht geeft van de ontwikkelingen op het gebied van internetvrijheid en digitale media wereldwijd.

Vraag 20

Op welke wijze veranderde de positie van vrouwen in 1) Tunesië en 2) Egypte na de opkomst van de politieke islam in deze landen?

Vraag 24

Kunt u toelichten wat de opkomst van de politieke islam in Tunesië en Egypte heeft betekend voor de positie van vrouwen?

Antwoord op de vragen 20 en 24

De opkomst van de politieke islam heeft in Tunesië op verschillende manieren invloed gehad op de positie van vrouwen, zowel juridisch, politiek en maatschappelijk. Juridisch is de rol van de vrouw met de nieuw aangenomen grondwet in januari 2014 behouden en zelfs versterkt. Mannen en vrouwen zijn nu bij wet gelijk. Tijdens het redactieproces heeft de grootste islamitische partij in de regering, Ennahda, tevergeefs geprobeerd een controversieel artikel te introduceren over de «complementaire rol van de vrouw». Politiek blijven vrouwen opvallend ondervertegenwoordigd. Slechts 24% van de huidige parlementsleden is vrouw. Volgens de statistieken is 40% van de Tunesische vrouwen slachtoffer van huiselijk geweld. De belangrijkste oorzaken zijn het patriarchaal systeem, de socioculturele erfenis en de rol van religie. De politieke islam bedreigt de seksuele ontplooiing en rechten van de vrouw (bv. het recht op abortus). Het islamitisch huwelijk («orfi») kent een opmars onder de jeugd. Ook vertrekken relatief veel Tunesische meisjes naar Syrië om er te huwen met verzetsstrijders («seksuele jihad»). Radicaalislamitische bewegingen blijven een marginaal segment van de Tunesische samenleving, maar voeden een onveiligheidsgevoel onder de bevolking.

Van begin 2012 tot eind 2013 stonden de rechten van vrouwen in Egypte herhaaldelijk onder druk en leek seksueel geweld tegen vrouwen toe te nemen. In de nieuwste, in januari aangenomen, Grondwet zijn echter stappen vooruit gezet: de staat verplicht zich duidelijker tot het bevorderen van de participatie van vrouwen (in de breedste zin des woords) en het beschermen van vrouwen tegen geweld of discriminatie. Het zal enige tijd vergen om een oordeel te kunnen geven over hoe de nieuwe Grondwet feitelijk uitpakt voor Egyptische vrouwen.

Vraag 21

Waarom en op welke wijze hebben mensenrechtenorganisaties in Marokko meer ruimte gekregen? Welke lessen zijn hier uit te trekken voor de opbouw en het ondersteunen van een NGO-netwerk in andere Arabische landen?

Vraag 29

Heeft u inzicht in de oorzaken van de positieve ontwikkelingen in Marokko? Kunnen hier lessen van geleerd worden?

Antwoord op de vragen 21 en 29

Marokko wil zich internationaal manifesteren en vooral zoveel mogelijk bij Europa aansluiten. Daarvoor is het in toenemende mate voldoen aan internationaal geldende standaarden en spelregels een vereiste. Het staatshoofd en de regering voeren hervormingen door en pogen de transparantie en democratische controle te vergroten, om de stabiliteit in het land te kunnen bewaren. Voorts is de bevolking, mondiger geworden en is het door moderne communicatiemiddelen makkelijker om grote groepen te mobiliseren. De Arabische lente heeft in Marokko voor een geleidelijke transitie gezorgd, met als belangrijk uitvloeisel de Grondwet van november 2011. In deze grondwet is de rol van het maatschappelijk middenveld en van non-gouvernementele organisaties versterkt. De hervormingen in de justitiesector zijn hier een voorbeeld van. Het comité dat het «Handvest voor de hervormingen in de justitiesector» heeft geschreven (juli 2013) bestond naast overheidsvertegenwoordigers ook uit leden vanuit het maatschappelijk middenveld.

Vraag 22

In welke landen van de Arabische regio is de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid beperkt? Wat zijn hier de oorzaken van?

Antwoord

De nasleep van de Arabische lente heeft in veel landen in de Arabische regio geleid tot een (verdere) beperking van de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid. In Egypte hebben de nieuwe machthebbers verdere inperkingen gesteld op de media, en is pluriformiteit alles behalve een gegeven. In Irak, Syrië en Libië heeft de ernstig verslechterde veiligheidssituatie voor journalisten grote gevolgen. In deze landen is het aantal ontvoeringen en aanslagen op journalisten door gewapende groeperingen de afgelopen jaren toegenomen. Censuur en privacy-inperkende maatregelen door regeringen van o.a. Saudi-Arabië, Koeweit en Oman hebben er voor gezorgd dat de vrijheid van meningsuiting in deze landen verder is beperkt. In Tunesië is het medialandschap in transitie en is het aantal aanvallen op journalisten afgenomen maar worden zij wel steeds vaker vervolgd om wat zij publiceren. In Algerije en Jemen zijn de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid, door een substantiële stijging in het aantal onafhankelijke radio- en televisiestations, echter enigszins verbeterd.

Vraag 23

Kunt u concretiseren waaruit blijkt dat de veiligheid en stabiliteit van Europa is toegenomen door de Nederlandse en EU inzet op het gebied van mensenrechten in de Arabische regio sinds 2011?

Antwoord

De dynamiek en de omwentelingen zijn complex en alomvattend en maken een directe koppeling tussen de Nederlandse inzet en de eventuele effecten lastig. Dat laat onverlet dat een stabielere Arabische regio in het belang is van Europa. Het respect voor mensenrechten is onlosmakelijk verbonden met een duurzaam stabiele samenleving.

Vraag 25

Kunt u een overzicht geven van de toename van het aantal vrouwen in de Golfregio met een baan en/of een universitaire vervolgopleiding, per land uitgesplitst?

Antwoord

Voor een overzicht van de meest recente gegevens over arbeidsdeelname en universitaire opleiding van vrouwen in de Golfregio zie onderstaande tabel4. Voor het aantal vrouwen met een universitaire opleiding zijn geen meerjarige cijfers beschikbaar. Vrouwen zijn veelal werkzaam in de publieke sector (in meeste Golflanden 80% of meer).

Land

Arbeidsparticipatie vrouwen (% vrouwen ouder dan 15 jaar)

Vrouwen met universitaire opleiding (% vrouwelijke bevolking > 25 jaar)

 

2002

2012

 

Bahrein

36

39

n.b.

Irak

13

15

n.b.

Koeweit

45

43

11 (2012)

Oman

24

29

11 (2008)

Qatar

40

51

34 (2012)

Saoedi-Arabië

16

18

21 (2013)

Verenigde Arabische Emiraten

35

47

25 (2005)

Vraag 26

Kunt u de verslechterde situatie van geweld tegen vrouwen in Libanon toelichten? Welk effect heeft de wet tegen huiselijk geweld in dit verband?

Antwoord

Het conflict in Syrië is van negatieve invloed op de situatie van zwakkere groepen binnen de Libanese maatschappij. De grote vluchtelingenstromen veroorzaken onder andere gevoelens van onveiligheid, economische problemen en concurrentie om laaggeschoold werk. De evidente spanningen die deze situatie met zich meebrengt houden mogelijk verband met het groeiende geweld tegen vrouwen in de Libanese samenleving. Een aantal recente gevallen van vrouwenmishandeling binnen het huwelijk is breed uitgemeten in de Libanese media en heeft geleid tot een publieke discussie over vrouwenmishandeling. Het is te vroeg om te oordelen over het effect van de nieuwe wet tegen huiselijk geweld, omdat het parlement deze wet pas op 1 april jl. heeft aangenomen.

Vraag 27

Kunt u een cijferoverzicht verstrekken van mishandeling, eerwraak, vrouwenhandel en genitale verminking, uitgesplitst per Arabisch land, incl. de Palestijnse Gebieden?

Antwoord

Cijferoverzichten zijn vaak niet compleet, mede omdat slachtoffers niet altijd aangifte doen. Voor zover cijfers wel beschikbaar zijn wordt verwezen naar de meest recente rapporten van UNWOMEN, UNODC en UNICEF.

Vraag 30

Hoeveel journalisten zitten er in de gevangenis in elk van de Arabische landen (per land)? Welke stappen gevolgen heeft dat voor de bilaterale relaties?

Antwoord

Het belang van persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting wordt in bilaterale gesprekken opgenomen en in EU en VN verband opgebracht. Ook individuele gevallen worden hierbij benoemd. Tevens trachten Nederlandse ambassades de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid te bevorderen via ondersteuning van onafhankelijke media. Zowel de «Committee to Protect Journalists» als «Reporters Without Borders» verzamelen statistieken over het aantal journalisten dat in de gevangenis zit.

Vraag 31

Steunt Nederland LHBT-organisaties in Libanon? Is deze steun geïntensiveerd nadat enkele LHBT-organisaties door de Libanese overheid zijn erkend? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Ja. De Nederlandse steun voor LHBT-organisaties in Libanon is de afgelopen periode geïntensiveerd. De capaciteit van deze organisaties is vooralsnog zwak. Dit hangt samen met het maatschappelijk taboe dat in Libanon rond homoseksualiteit bestaat, waardoor slechts een beperkte groep zich als LHBT-activist opstelt. Mede om deze reden geeft Nederland ook steun aan algemene mensenrechtenorganisaties die zich in hun programma’s op LHBT-rechten richten.

Vraag 32

Op welke wijze beperkt de nieuwe grondwet in Egypte de ruimte voor Sjiieten en andere religieuze groepen om hun geloof te belijden?

Antwoord

Artikel 64 van de nieuwe Egyptische Grondwet stelt dat de vrijheid van geloof absoluut is. Het tweede deel van artikel 64 en artikel 3 van de Grondwet impliceren echter dat er weinig of geen ruimte is voor niet-Abrahamitische gelovigen om hun geloof publiekelijk te belijden en gebedshuizen te vestigen. Deze beperking geldt dus niet voor Sjiieten.

Vraag 33

Op welke wijze kan straffeloosheid in Egypte worden aangepakt? Welke bijdrage levert 1) Nederland en 2) de Europese Unie hiertoe?

Antwoord

Nederland en de Europese Unie erkennen dat straffeloosheid een complex, gevoelig onderwerp betreft. Desondanks moedigen zij de Egyptische autoriteiten al jaren aan om enerzijds onafhankelijk feitenonderzoek naar excessief geweld door de veiligheidssector of sektarisch geweld mogelijk te maken anderzijds om verdachten van dergelijk geweld stelselmatig strafrechtelijk te vervolgen. Het is een stap vooruit dat nu ook de Egyptische nationale mensenrechtenraad, een (semi)statelijk orgaan, de bestrijding van straffeloosheid actiever lijkt te bepleiten. Vooralsnog lijkt vooral het Egyptische maatschappelijke middenveld geïnteresseerd in internationale vakkennis over of steun aan pogingen straffeloosheid te bestrijden. Tot nu toe lijken verdachten van sektarisch of excessief overheidsgeweld ook eerder sporadisch dan stelselmatig te worden vervolgd, waardoor het beeld ontstaat dat het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht selectief opereren.

Vraag 34

Wat wordt verstaan onder «bredere aandacht» voor de problematiek rondom de omstandigheden van arbeidsmigranten in de Golfregio? Welke stappen kunnen door de EU en/of Nederland worden gezet om bij te dragen aan verbetering op dit terrein?

Antwoord

De zorg rondom de positie van arbeidsmigranten beperkt zich zoals bekend niet alleen tot Qatar, maar ook tot de andere landen in de Golfregio. Het is van belang dat deze problematiek niet alleen bilateraal, maar vooral ook breder in multilateraal verband op constructieve wijze bij de autoriteiten in deze landen aan de orde wordt gesteld. Daarnaast zullen Nederland en de EU deze thematiek op de agenda houden van relevante internationale organisaties als de ILO. Ook in

contacten met het bedrijfsleven zal hieraan invulling worden gegeven.

Vraag 35

Zijn er Arabische landen waar geweld tegen LHBT’ers door de overheid wordt gedoogd?

Antwoord

Er is in de Arabische landen geen sprake van systematisch gedoogbeleid door de overheid, maar er zijn individuele gevallen bekend waarin niet adequaat is opgetreden tegen geweld tegen LHBT.

Vraag 36

Kunt u aangeven welke wetgeving in Libië en Syrië homoseksualiteit strafbaar stelt?

Antwoord

In Libië gaat het om artikel 70 van het wetboek van Strafrecht. In Syrië verbiedt artikel 520 van het wetboek van Strafrecht het hebben van homoseksuele relaties.

Vraag 37

Kunt u de groeiende religieuze politisering in Marokko toelichten?

Antwoord

Zoals in zoveel Arabische landen, is ook in Marokko sprake van een groeiende betekenis van de islam in samenleving en overheid. In de verkiezingen van november 2011 werd de gematigd islamitische «Parti de la Justice et du Developpement» (PJD) de grootste partij en leverde de eerste islamitische premier in de moderne geschiedenis van Marokko. Met de komst van de PJD worden steeds meer conservatieve moslims binnen de overheid benoemd. Tegelijkertijd verwatert, door deelname aan een regering, een deel van de ideologische achtergrond van de PJD. Voorts bestaat in Marokko de islamitische organisatie Al Adl Wal Ihsane («Justice et Spiritualité»), die een grote aanhang geniet, vooral door de vele grass root activiteiten en de strijd tegen corruptie. De organisatie heeft geen juridische status, maar wordt door de overheid gedoogd. In de media wordt gesproken over de vraag of Al Adl als politieke partij zou moeten worden geaccepteerd.

Vraag 38

Op welke wijze worden Nederlandse bedrijven betrokken bij het naleven van mensenrechten in de Golflanden? Geldt er ook een ontmoedigingsbeleid voor het samenwerken met bepaalde bedrijven/projecten? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom niet?

Vraag 89

Op welke wijze is Nederland van plan het Nederlandse bedrijfsleven in de Arabische regio vaker te benaderen om de inzet ten behoeve van arbeidsmigranten te vergroten? Wat verwacht Nederland van het Nederlandse bedrijfsleven in de regio?

Antwoord op de vragen 38 en 89

De Nederlandse vertegenwoordigingen in de Golflanden onderhouden, mede gezien de nadruk op de economische taakspecialisatie, nauwe relaties met het Nederlands bedrijfsleven in de regio. Het Nederlands bedrijfsleven speelt juist vaak een belangrijke voorbeeldfunctie als het gaat om het bevorderen van mensenrechten. Aandacht voor de vaak moeilijke positie van arbeidsmigranten in de Golfregio vormt daar een belangrijk onderdeel van. In het kader van bezoeken van de Mensenrechtenambassadeur zullen ook, vaker dan in het verleden, initiatieven worden genomen om Nederlandse bedrijven te betrekken bij de voorbereiding en/of invulling van het bezoekersprogramma.

Vraag 39

Wat is de inzet van Nederland om de doodstraf in Saudi-Arabië en Irak op de kaart te zetten?

Antwoord

Nederland is tegen de doodstraf en draagt dit ondubbelzinnig uit, zowel in bilaterale contacten als via multilaterale en EU kaders. Nederland en andere Europese partners benadrukken dan ook consequent en continu de EU-positie ten aanzien van de doodstraf waarbij de autoriteiten worden opgeroepen om als eerste stap naar afschaffing van de doodstraf in ieder geval een moratorium op- uitvoering in te stellen.

Ten aanzien van Saoedi-Arabië sprak HV Ashton in 2013 meerdere malen haar afschuw uit over uitgevoerde executies. Uit de diverse gevoerde gesprekken van de Mensenrechtenambassadeur tijdens zijn bezoek aan Saoedi-Arabië in 2013 is gebleken dat over onderwerpen als dood- en lijfstraffen, maar bijvoorbeeld ook LGBT-rechten, vooralsnog weinig dialoog met Saoedi-Arabië mogelijk is. Het publieke draagvlak voor afschaffing is klein.

Ook wat betreft Irak beschouwt Nederland de doodstraf als een zeer alarmerende kwestie. Volgens een bericht van Amnesty International werden in 2013 in Irak 169 mensen ter dood veroordeeld (een stijging t.o.v. 2012), veelal nadat zij op grond van de anti-terrorismewet op werden gepakt en zonder deugdelijke rechtsgang werden veroordeeld. Nederland heeft zich in zowel VN- als EU-verband herhaaldelijk tegen de doodstraf uitgesproken / tot een moratorium op de doodstraf opgeroepen. Daarnaast hebben bewindslieden en de ambassade in onder meer gesprekken met de Iraakse autoriteiten de ernstige zorgen van Nederland over de doodstraf ter sprake gebracht. Evenals in Saoedi-Arabië vinden in Irak de oproep tot een moratorium op de doodstraf noch bij de regering (die de doodstraf als belangrijk middel in de strijd tegen het terrorisme zien) noch bij belangrijke delen van de bevolking weinig weerklank.

Vraag 40

Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging staat in de Kamerbrief wel genoemd bij de beschrijving van de situatie in Arabische landen, maar niet bij de bilaterale inzet. Deze ambitie werd, met name ten aanzien van Egypte, wel geformuleerd in «Respect voor ieder mens». Kunt aangeven op welke wijze de eigen Nederlandse inzet voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging gerealiseerd is?

Antwoord

Nederland geeft steun aan Egyptische initiatieven ter versterking van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Waar relevant moedigt Nederland centrale en lokale autoriteiten aan om sektarisch geweld beter te bestrijden. Nederland steunt vanuit de bilaterale beleidsintensivering verschillende projecten die geloofsvrijheid, gelijke burgerrechten en wederzijds begrip tussen verschillende religies bevorderen. In Egypte zijn projecten opgezet gericht op interreligieuze dialoog, waarbij islamitische en christelijke leiders zijn samengebracht (zie de Mensenrechtenrapportage 2013, Kamerstuk 32 735, nr. 107).

Vraag 41

In «Respect voor ieder mens» is nadrukkelijk bi- en trilaterale samenwerking op de verschillende beleidsprioriteiten aangekondigd. Bij vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is Canada als partner genoemd. Daarnaast heeft u de laatste begrotingsbehandeling toegezegd in het kader van trilaterale samenwerking te bezien of een initiatief op dit terrein met Zuid-Afrika of een ander Afrikaans land mogelijk is. Kunt u aangeven wat er van deze ambitie ten aanzien van de Arabische wereld terecht komt?

Antwoord

Op dit moment worden de mogelijkheden voor trilaterale samenwerking in de Arabische regio onderzocht, zoals bijvoorbeeld samenwerking op vrouwenrechten tussen Nederland, Tunesië en Jemen. Er bestaan al enkele concrete initiatieven. Zo is er sprake van samenwerking op het gebied van lokaal bestuur tussen Nederland, Tunesië en Libië. Daarnaast organiseerde Nederland samen met Marokko een side-event tijdens de AVVN van 2013 over de rol van vrouwen in (post-conflict) Syrië.

Vraag 42

Waarom kiest de regering de formulering: «In Marokko, Libanon, Syrië en Irak is sprake van groeiende religieuze politisering, verminderde religieuze tolerantie en toenemende spanningen.»

Vraag 43

Is er meer aan de hand dat toenemende spanningen in Syrië en Irak?

Antwoord op de vragen 42 en 43

Voor een uitgebreide analyse van de situatie in Irak, inclusief Syrië, wordt verwezen naar de Kamerbrief die u eerder toeging. In Marokko en Libanon is eerder sprake van sociale spanningen en geweldsincidenten.

Vraag 44

Hoeveel Christenen woonden in Irak in 2000 en nu?

Vraag 45

Hoeveel Christenen woonden er in Syrië in 2010 en nu?

Vraag 46

Is er sprake van systematische verdrijving van Christenen uit Syrië en Irak?

Antwoord 44, 45 en 46

Ten tijde van de Amerikaanse inval in 2003 woonden er ongeveer 1,5 miljoen christenen in Irak. Schattingen over het huidige aantal variëren van 400.000 tot 850.000.Op dit moment is het moeilijk het aantal christenen in Syrië te duiden. Wel bekend is dat ongeveer 10 procent van de Syrische bevolking (totaal ca. 22,5 miljoen inwoners) christelijk is. Christenen hebben het, net als andere religieuze en etnische en minderheden, niet gemakkelijk in Irak. Zij worden echter niet van overheidswege vervolgd en hun rechten zijn grondwettelijk beschermd. In Syrië is geen sprake van systematische verdrijving van christenen.

Vraag 47

Wanneer wordt besloten of Nederland een structurele dialoog aan zal gaan met de Organisatie van Islamitische Samenwerking (OIS)? Welke overwegingen of ontwikkelingen spelen een rol in deze beslissing?

Vraag 50

Waaruit blijkt dat – zoals u stelt – de Cairo-Verklaring op nationaal niveau nauwelijks een rol speelt? Is de Cairo-Verklaring, waarin opgenomen is dat de mensenrechten ondergeschikt zijn aan de sharia, juist niet in veel landen in de (grond)wet geïmplementeerd? Graag een uitgebreide toelichting.

Vraag 51

Wanneer heeft de Organisatie van Islamitische Samenwerking (OIS) aangegeven de Cairo-Verklaring te willen herzien? Welke punten willen zij herzien? Welke voortgang is hierop geboekt? Wanneer verwacht u dat de herziening doorgevoerd zal worden? Waarom wil de regering op basis van dit soort voornemens een structurele dialoog aangaan met de OIS? Waarom wacht de regering met zo’n besluit niet totdat de Cairo-Verklaring daadwerkelijk is herzien?

Vraag 52

Is het niet herzien van de Cairo-Verklaring een reden om af te zien van een structurele dialoog met de Organisatie van Islamitische Samenwerking? Geldt herziening dus als voorwaarde voor een structurele dialoog? Zo nee, waarom niet?

Vraag 57

Welke ontwikkelingen zouden voor Nederland de doorslag geven om een structurele dialoog aan te gaan met de OIS?

Vraag 70

Kunt u aangeven wat de belangrijkste verschillen zijn volgens de Nederlandse regering tussen de Cairo-verklaring en het EVRM?

Vraag 71

Borgt de Cairo-verklaring rechten van vrouwen op voldoende wijze?

Vraag 72

Borgt de Cairo-verklaring rechten van LHBT op voldoende wijze?

Vraag 73

Borgt de Cairo-verklaring de rechten van religieuze minderheden op voldoende wijze?

Antwoord op de vragen 47, 50, 51, 52, 57, 70, 71, 72 en 73

De Cairo-verklaring is meer dan 20 jaar geleden opgesteld, toen mensenrechten nog geen belangrijke plaats innamen op de OIS-agenda. De tekst is een afspiegeling van de toenmalige consensus destijds binnen een groep van (op moment van ondertekenen) 45 lidstaten. De Cairo-verklaring heeft geen directe werking en geen internationaalrechtelijke status, maar heeft slechts een declaratoir karakter en diende als «algemeen richtsnoer» (preambule). Sinds haar verschijnen is de verklaring ook binnen de OIS onderdeel van discussie geworden en meermaals gerelativeerd, waaronder ook bij monde van secretaris-generaal Ihsanoglu tijdens zijn speeches ter gelegenheid van de eerste en derde bijeenkomst van de IPHRC («Independent Permanent Human Rights Commission» in Jakarta (februari 2012) respectievelijk Jeddah (oktober 2013). In recentere OIS-stukken betreffende de mensenrechten, waaronder het IPHRC-statuut, worden mensenrechten niet langer ondergeschikt aan de sharia.

In 2005 begon het moderniseringstraject van de OIS. Met het opstellen van «guiding documents» als het OIS-actieplan en Handvest is het thema mensenrechten expliciet op de agenda van de organisatie gezet. Dit was niet het geval onder de Cairo-verklaring. Eén van de taken van de mensenrechtencommissie is dan ook om de Cairo-verklaring te herzien. Na het aantreden van Secretaris-Generaal Ihsanoglu in 2005 is een proces van geleidelijke hervorming ingezet. Zo heeft bevordering van de mensenrechten een prominente plaats gekregen op de agenda van de organisatie. Onderdeel hiervan was de aankondiging de oprichting van de IPHRC. Het handvest van deze commissie, en in het bijzonder het daarin achterwege laten van de koppeling tussen mensenrechten en de sharia, wijst erop dat de OIS-visie ten aanzien van de mensenrechten ten positieve is verschoven sinds de publicatie van de Cairo verklaring.

Nederland overweegt een dialoog met de OIS vanwege de positieve koers die door de organisatie is ingezet en vanwege de groeiende rol van de organisatie op het wereldtoneel. Door constructieve dialoog met de OIS worden gematigde, progressieve krachten binnen de organisatie gesteund en kunnen positieve tendensen worden aangemoedigd. De manier waarop de dialoog met de OIS wordt vormgegeven hangt onder meer af van de mate waarin de hier boven omschreven ingezette koers gedurende de komende periode wordt voortgezet. Verdere overwegingen daarbij zijn de mate waarin de organisatie onder de nieuw aangetreden secretaris-generaal Madani open staat voor dialoog, alsook de wijze waarop het IPHRC-instrument verder zal worden vormgegeven.

Vraag 48

Welke EU-lidstaten zijn naast Nederland voorstander van samenwerking met de Liga van Arabische Staten (LAS)? Hoe zou deze samenwerking er volgens Nederland uit moeten komen te zien?

Vraag 55

Is Nederland onvoorwaardelijk voorstander van strategische en operationele samenwerking tussen de EU en de Liga van Arabische Staten?

Vraag 61

Kunt u aangeven aan wat voor projecten deze capaciteit besteed wordt?

Antwoord op de vragen 48, 55 en 61

Ja, Nederland is voorstander van een nauwe, goede en resultaatgerichte samenwerking met de Liga van Arabische Staten. Een goede samenwerking met de Liga van Arabische Staten is vanwege de strategische waarde van de regio voor de EU van belang, daarnaast is het kabinet van mening dat de Liga van Arabische Staten een belangrijke rol kan vervullen in het verenigen van het Arabisch geluid. Tijdens de EU-LAS Ministeriële die op 10 en 11 juni jl. in Athene bijeenkwam zijn nieuwe afspraken over samenwerking gemaakt. Nederland verwelkomt het opzetten van een strategische dialoog waarin ondermeer over politieke en veiligheidszaken gesproken zal worden. Verder zullen het Politieke en Veiligheidscomité van de EU en de Arabische Permanente Vertegenwoordigers bij de EU vaker bijeenkomen. Ook initiatieven voor capaciteitsopbouw worden verwelkomd. Institutionele samenwerking tussen de EU en de LAS vindt o.a. reeds plaats op het gebied van verkiezingswaarneming, parlementaire samenwerking en diplomatieke training. De EU steunt trainingsactiviteiten en coördinatie in het veld tijdens verkiezingswaarnemingsmissies. Er vindt interparlementaire samenwerking plaatst ter bevordering van democratische structuren en het liaisonkantoor van de Europese Commissie en de LAS draagt bij aan het verbeteren van samenwerking, waaronder op het gebied van versterking van het maatschappelijk middenveld en training voor verkiezingswaarnemingen. Bovendien hebben de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) en het algemeen secretariaat van de LAS een stageprogramma opgezet voor diplomaten evenals een cursus o.g.v. Euro-Arabische diplomatie. De vorm en omvang van de samenwerking is afhankelijk van de algemene en sectorale belangen van de Unie. Nederland acht het van belang dat de EU en de lidstaten hun steun aan dergelijke initiatieven zorgvuldig met elkaar afstemmen.

Vraag 53

Wat heeft de mensenrechtencommissie onder auspiciën van de Organisatie van Islamitische Samenwerking tot op heden bereikt? Hoe is de onafhankelijkheid van deze commissie gewaarborgd? Welke verbeterpunten ziet u voor deze commissie? Hoe appreciëren ngo’s en mensenrechtenactivisten die in de regio actief zijn deze commissie?

Antwoord

Sinds haar oprichting in juni 2011 is de IPHRC vier keer bijeengekomen (voor het laatst in februari 2014). In persverklaringen heeft de IPHRC zich onder meer uitgesproken voor de uitbanning van vrouwenbesnijdenis en geweld tegen vrouwen en opgeroepen tot aandacht voor specifieke mensenrechtenkwesties, zoals de situatie van de Rohingya-minderheid in Birma/Myanmar. De appreciatie van de mensenrechtengemeenschap is over het geheel genomen voorzichtig positief. In september 2013 organiseerde het «Danish Institute for Human Rights» een wetenschappelijk seminar waarbij een aantal aanbevelingen werd gedaan en werd geconcludeerd dat de IPHRC een in potentie waardevol instrument is ten behoeve van de bevordering van de mensenrechten, maar dat het nog te vroeg is voor een evaluatie. «Freedom House» en andere ngo’s hebben opgeroepen tot meer betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij het werk van de commissie. Een ander kritiekpunt is het ontbreken van een expliciete onafhankelijkheidsvereiste voor de commissieleden in het IPHRC-handvest.

Nederland staat in beginsel positief tegenover het IPHRC, maar zal het uiteindelijk beoordelen op de wijze waarop de commissie zich in de komende periode zal ontwikkelen, de geboekte resultaten en de wijze waarop de OIS en de IPHRC om zullen gaan met de aanbevelingen vanuit de mensenrechtengemeenschap.

Vraag 54

Hoe appreciëren ngo’s en mensenrechtenactivisten die in de regio actief zijn het regionale Hof voor de Rechten van de Mens in Bahrein? Graag een uitgebreide toelichting.

Vraag 58

Is er al bekend wanneer het regionaal Hof voor de rechten van de mens in Bahrein in werking zal treden?

Vraag 59

Hoe schat u de haalbaarheid en effectiviteit van een dergelijk regionaal Hof in?

Antwoord op de vragen 54,58 en 59

In het algemeen kan worden gesteld dat relatief veel ngo’s en mensenrechtenactivisten van mening zijn dat de keus tot oprichting van een dergelijk hof in Bahrein niet heel serieus kan worden genomen. Het is nog niet bekend wanneer deze in werking zal treden. Omdat de Arabische Liga nog geen mandaat voor het Hof heeft vastgesteld kan Nederland nog geen uitspraken doen over de haalbaarheid en effectiviteit van een dergelijk regionaal Hof.

Vraag 56

Kunt u aangeven wat er sinds de opgestelde EU-richtsnoeren voor vrijheid van religie en levensovertuiging is verbeterd aan de inzet van de EU op dit terrein? Welke verbeterpunten blijven over? Kunt u de sterkere en beter gecoördineerde inzet die u bepleit nader toelichten?

Antwoord

De richtsnoeren bieden handvatten aan EU-delegaties en ambassades van EU-lidstaten voor concrete bevordering en bescherming van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging op lokaal niveau. De sterkere en beter gecoördineerde inzet is erop gericht beter gezamenlijk op te treden in geval van mensenrechtenschendingen. Dit heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat in EU-verklaringen verwijzingen naar vrijheid van religie en levensovertuiging zijn opgenomen en er een eerste EU-LAS workshop «Co-existence and acceptance of the other» heeft plaatsgevonden. Nederland blijft in EU-verband aandacht vragen voor een goede implementatie van de richtsnoeren.

Vraag 60

Hoe zou het Arabische Mensenrechten Handvest beter aan kunnen sluiten aan de internationale verdragen?

Vraag 67

In de brief schrijft u: «Het Arabische Mensenrechten Handvest, dat in 2008 in werking trad, sluit op hoofdlijnen aan bij internationale verdragen en gaat uit van gelijkheid van mannen en vrouwen.» Op welke hoofdlijnen sluit het aan bij de internationale verdragen?

Vraag 69

Kunt u nader duiden waarom een handvest dat uitgaat van de sharia, uitgaat van gelijkheid van mannen en vrouwen?

Antwoord op vragen 60, 67 en 69

Het Arabische Mensenrechten Handvest volgt in grote lijnen de VN-verdragen. In termen van stijl en inhoud komt dit document dichter in de buurt van internationale verdragen dan het vorige Handvest uit 1994. In de preambule worden de beginselen van de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, het VN Handvest, en het ESC-Verdrag en het BuPo-Verdrag bevestigd. Op de website van de VN Hoge Commissaris voor Mensenrechten staat het Handvest vermeld als een document «gericht op het bevorderen en consolideren van de democratie». Het document is een catalogus van rechten en vrijheden. De uitzonderingen op deze rechten zijn duidelijker omschreven dan het vorige Handvest. Er is geen algemene onderwerping van de omschreven rechten aan de Sharia. Het Handvest verplicht staten om alle individuen gelijke rechten te garanderen, onafhankelijk van ras, huiskleur, geslacht, of godsdienst. Dienovereenkomstig dient elke staat, partij tot het verdrag, de nodige maatregelen te nemen om gelijke kansen tussen man en vrouw te garanderen. Artikel 3 van het Handvest, dat de gelijkheid tussen man en vrouw waarborgt, is tevens het enige artikel dat verwijst naar de Sharia.

Het Handvest voorziet in de oprichting van een Comité voor Mensenrechten. Lidstaten moeten rapporteren over de voortgang in de verwezenlijking van die rechten aan het Comité, en het Comité kan aanbevelingen doen aan lidstaten.

Er zijn echter ook enkele uitzonderingen waarin het Arabisch Mensenrechten Handvest verschilt van andere internationale verdragen. Deze bestaan vooral in de uitvoering en doorwerking van de rechten: er is geen sanctiemechanisme, geen internationaal gerechtshof dat zich uitspreekt over schendingen, en geen klachtenmechanisme. Tenslotte bestaat voor een aantal rechten een mogelijkheid deze te beperken bij wet. Burgers worden daardoor, ondanks de genoemde principes van universaliteit en ondeelbaarheid (artikel 1 Handvest) afhankelijk van nationale implementatie.

Vraag 62

Op welke manier en welke projecten ondersteunt Nederland ter bescherming van godsdienstige en levensbeschouwelijke minderheden?

Antwoord

Voor informatie hierover wordt verwezen naar de Mensenrechtenrapportage 2013 die u recentelijk toeging.

Vraag 63

In hoeverre wordt de bescherming van atheïstische minderheden hierin betrokken?

Antwoord

Nederland staat ervoor dat elk individu de vrijheid moet hebben zijn of haar religieuze of levensbeschouwelijke identiteit vorm te geven. Daaronder valt ook het recht om theïstische, non-theïstische en atheïstische levensovertuigingen te hebben, het recht van geloof te veranderen of om zonder godsdienstige overtuiging of activiteit te leven.

Vraag 64

Op welke andere thema’s meent Nederland dat de EU het beste kanaal is?

Antwoord

Naast godsdienstvrijheid, acht NL dat onder meer het aanspreken van landen op de doodstraf en ernstige schendingen het beste in EU-verband kunnen gebeuren. Ook andere thema’s waarop de EU richtsnoeren heeft ontwikkeld voor zijn externe optreden, zoals ondersteuning voor mensenrechtenverdedigers, gelijke rechten voor LGBTI personen en vrijheid van meningsuiting, kunnen bij uitstek via de EU worden geadresseerd.

Vraag 65

In welke landen en in wat voor concrete situaties is het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) actief? Kunt u hiervan voorbeelden geven?

Antwoord

Het Nederlands Forensisch instituut (NFI) heeft binnen de Arabische regio in Oman, Koeweit, VAE en Tunesië voornamelijk trainingen verzorgd die gericht zijn op het verbeteren van de eigen forensische expertise in de landen. Alle uitgevoerde activiteiten vallen binnen de door mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie opgestelde Regeling Taken NFI. In Koeweit worden negen Koeweiti getraind op het gebied van onderzoek van de plaats delict. Op Tunesisch verzoek heeft het NFI een verkenningsmissie uitgevoerd om de samenwerkingsmogelijkheden gericht op versterking van de forensische expertise van Tunesië in kaart te brengen. Deze missie is gefinancierd uit het Matra-zuid programma en krijgt mogelijk een vervolg.

Vraag 68

Bent u op de hoogte van het feit dat Amnesty International schrijft: «het Arabische Mensenrechten handvest roept in de inleiding God en de wetgeving van de islam (sharia) aan en veroordeelt het zionisme; het geeft een beperkt recht op vrijheid van meningsuiting; en het verklaart de doodstraf (alleen) onwettig als die wordt opgelegd voor politieke misdrijven. Een herziene versie uit 2004 werd in maart 2008 van kracht. Ook dit handvest toont gebreken ten opzichte van internationaal recht. Het maakt de doodstraf voor minderjarigen mogelijk en sluit o.m. het opschorten van het recht op leven (in noodtoestand) en wrede behandeling van gevangenen niet uit. Om die redenen steunt Amnesty de bekrachtiging van dit handvest niet»?

Antwoord

Ja.

Vraag 74

In hoeverre beschouwt de regering de Mensenrechtenraad als een platform dat een verschil kan maken op het gebied van mensenrechten, temeer gezien de ondermijning van haar aanzien door onder meer de eenzijdige samenstelling en agenda?

Antwoord

De waarde van de Mensenrechtenraad (MRR) is dat landen met verschillende visies op mensenrechten de dialoog aangaan met elkaar. Het bestaan van mensenrechten zelf staat niet ter discussie in de MRR; de wijze waarop deze vorm krijgen in de praktijk staat centraal. Elke geografische groep van de VN heeft een aantal zetels in de Raad en landen uit de betreffende groepen kunnen zich verkiesbaar stellen. Alle VN-lidstaten hebben inspraak op de agenda van de MRR. Ook in de onderhandelingen over resoluties kunnen alle VN-leden meespreken en bij plenaire besprekingen in de MRR kunnen alle landen interveniëren. De MRR houdt zich onder meer bezig met mensenrechtensituaties in specifieke landen, waarbij de ernst van de situatie leidend dient te zijn. In de MRR vindt de agendering van landensituaties vooral zijn oorsprong in de EU en andere westerse landen (o.a. de landenresoluties DPRK, Belarus, Myanmar, Sri Lanka, Jemen, Syrië, Iran). Mensenrechtenschendingen in de gehele wereld moeten consequent, consistent en evenredig geadresseerd worden; De regering blijft daar voor pleiten in VN-verband. De thematische en landenspecifieke resoluties en de aanbevelingen in de «Universal Periodic Review» bieden een goed handvat voor NGO’s, activisten en overheden om andere overheden aan te spreken.

Vraag 75

Bent u bereid te pleiten voor een herziening van de selectieprocedure voor de zetels in de VN-Mensenrechtenraad (MRR), zodat voortaan landen die zich schuldig maken aan ernstige mensenrechtenschendingen geen kans maken op een MRR-zetel? Tot nu toe zijn de verkiezingen voor een positie in de MMR geheim. Bent u bereid te pleiten voor openbare verkiezingen?

Antwoord

Nederland ziet geen reden deze verkiezingsprocedure te veranderen.

Om verkozen te worden doen alle kandidaat-leden een pledge over de wijze waarop zij de mensenrechtensituatie in eigen land en via de MRR willen verbeteren. Kandidaatstelling van landen geeft in principe aan dat zij hechten aan hetgeen de MRR bespreekt en besluit. De VN kent formele gelijkheid van landen. Voor de kandidaatstelling voor de MRR wordt de extra eis gesteld dat de leden « shall uphold the highest standards in the promotion and protection of human rights.» [para 9 resolutie A/RES/60/251]. Wanneer er meer kandidaten dan plaatsen zijn speelt deze factor een rol bij het bepalen van de stem van landen en wordt er ook naar verwezen wanneer er bezwaren zijn tegen landen. Landen bepalen uiteindelijk zelf hoe ze hun stem uitbrengen

Verkiezingen zijn niet openbaar om te voorkomen dat landen onder druk komen te staan om een stem uit te brengen die zij niet willen uitbrengen.

Vraag 76

Kunt u een overzicht verschaffen van landen die een speciale rapporteur voor vrijheid van religie en geloofsovertuiging kennen?

Antwoord

Nee. De Speciale Rapporteur voor vrijheid van religie en levensovertuiging, is een onafhankelijke deskundige die door de Mensenrechtenraad benoemd wordt.

Vraag 77

Welke coalities bestaan op dit moment tussen Nederland in verband met de VN met Arabische landen en in welke thema’s?

Antwoord

Nederland is binnen de Verenigde Naties continue op zoek naar een zo breed mogelijk draagvlak met individuele Arabische landen als mede met de Arabische Groep, of het nu gaat over thema’s of landenspecifiek. Zo is Nederland co-sponsor bij het opstellen van de resolutie over mensenrechten in Syrië (een initiatief van o.a. Qatar en Saoedi-Arabië). Daarnaast is er sprake van goede samenwerking met Jemen over besluitvorming binnen de Mensenrechtenraad met betrekking tot de mensenrechtensituatie in Jemen (Nederland is tevens lid van de Group of Friends on Yemen). Met Marokko is een trustfund gerealiseerd voor kleine-eiland-staten en minst-ontwikkelde landen ten behoeve van hun aanwezigheid en inbreng in de Mensenrechtenraad. Binnen de United Nations Alliance of Civilizations, een samenwerkingsverband binnen de Verenigde Naties, werkt Nederland ook nauw samen met Arabische landen. Deze samenwerking is gericht op het versterken van de dialoog en wederzijds begrip. Het kabinet heeft de intentie deze verder te verbreden en contacten die zijn aangegaan ook verder te intensiveren.

Vraag 78

Op welke manier ondersteunt Nederland de speciale vertegenwoordiger van de SGVN in Libië, o.a. op het gebied van transitional justice?

Antwoord

Nederland ondersteunt de speciale vertegenwoordiger van de SGVN zowel door steun aan de VN-missie UNSMIL, als door bilaterale complementaire activiteiten. In april jl. heeft Nederland personele ondersteuning (twee personen) aangeboden ten behoeve van de activiteiten op het gebied van de opbouw van de rechtsstaat. Daarnaast ondersteunt Nederland de activiteiten op het gebied van «transitional justice» door de NGO’s «No Peace Without Justice» en de «Libyan Youth Union», en coördineert zij deze steun met UNSMIL.

Vraag 79

Welke aanbevelingen die Nederland deed tijdens het Universal Periodic Review (UPR) zijn tijdens het landexamen van Saudi-Arabië overgenomen?

Antwoord

Nederland heeft drie aanbevelingen gedaan die gedeeltelijk door Saoedi-Arabië zijn overgenomen: het mogelijk maken van registratie van onafhankelijke mensenrechtenorganisaties, het maximaliseren van juridische transparantie (onder andere door het buitenlandse waarnemers toe te staan om publieke rechtszaken bij te wonen) en het aangaan van een structurele mensenrechtendialoog met de EU op politiek en technisch niveau.

Vraag 80

Op welke manier dragen deze aanbevelingen bij aan de mensenrechtenbescherming in deze regio?

Antwoord

Aanbevelingen bij de UPR stimuleren betrokken landen om deze daadwerkelijk te implementeren en bieden daarnaast aanknopingspunten om met betrokken land in discussie te gaan, ook bij weigering, of gedeeltelijke acceptatie ervan. Ten slotte geven de aanbevelingen erkenning en morele steun aan slachtoffers en personen die zich inzetten voor de bescherming van mensenrechten.

Vraag 81

Zijn er concrete uitkomsten gekomen uit het AVVN side-event over de rol van vrouwen?

Antwoord

Ja. De Minister van Buitenlandse Zaken en de VN Speciaal Gezant voor Syrië Brahimi spraken af samen verder te werken aan een actieve en betekenisvolle rol voor vrouwen en maatschappelijke actoren rond het Genève-vredesproces. Dat heeft concreet geleid tot Nederlandse steun voor de oprichting van het Syrian Women’s Initiative for Peace and Democracy, bestaande uit circa 50 maatschappelijk actieve Syrische vrouwen van uiteenlopende achtergronden, dat begin januari werd opgericht tijdens een door Nederland en UN Women georganiseerde high level conferentie. Deze vrouwen hebben zich verenigd rond de wens het conflict op te lossen via de politieke weg, alsook rond een gedeelde toekomstvisie van een democratisch, pluralistisch Syrië waarin vrouwen en mannen gelijke rechten hebben ongeacht hun religieuze of etnische achtergrond. Deze boodschap hebben ze en marge van de vredesconferentie in Montreux actief uitgedragen en zodoende heeft het initiatief brede internationale steun weten te vergaren, wat onder meer wordt gereflecteerd in de EU-raadsconclusies van 20 januari 2014 waarin de noodzaak van een inclusief vredesproces en inclusieve transitie met een actieve rol voor vrouwen en maatschappelijk middenveld wordt benadrukt. Nederland heeft een langdurig partnerschap gesloten met UN Women ter ondersteuning van dit vrouweninitiatief, zodat bij een eventuele herstart van het vredesproces de stem van deze vrouwen en hun achterban wederom gehoord zal worden.

Vraag 82

De buurlanden van Syrië hebben te maken met één van de grootste vluchtelingen crises in de moderne geschiedenis. Hoewel de bereidheid tot opvang door de buurlanden zeer te prijzen is, moet toch ook geconstateerd worden dat mensenrechten van Syrische vluchtelingen veelal geschonden worden. Door de sterke betrokkenheid van Nederland bij de ondersteuning voor de opvang van vluchtelingen mag aangenomen worden dat Nederland enige invloed kan hebben op die situatie. Waarom maakt de brief geen melding van de mensenrechtensituatie van vluchtelingen in de Arabische landen?

Vraag 83

Welke rol kunnen Nederlandse vertegenwoordigingen of EU-delegaties spelen bij een dialoog met de ontvangende landen over de mensenrechtensituatie van Syrische vluchtelingen?

Antwoord op vragen 82 en 83

Vertegenwoordigers van het Kabinet treden voortdurend in overleg met de landen die vluchtelingen uit Syrië opvangen. De mensenrechtensituatie van vluchtelingen is onderdeel van die gesprekken. Door humanitaire hulp te verstrekken probeert Nederland tastbaar bij te dragen aan verbetering van de situatie waarin de vluchtelingen verkeren. Sinds het uitbreken van de crisis heeft Nederland naast reguliere bijdragen aan VN-programma’s € 83,5 miljoen aan humanitaire hulp beschikbaar gesteld voor behoeftigen binnen Syrië, waaronder veel ontheemden, en Syrische vluchtelingen in de buurlanden. Deze bijdrage geeft Nederland enig gewicht in discussies over de situatie waarin vluchtelingen verkeren. Kanttekening die daarbij gemaakt moet worden is dat de Nederlandse bijdrage beperkt is vergeleken bij de aanzienlijke inspanningen die de ontvangende landen zich getroosten om de miljoenen Syrische vluchtelingen onderdak te bieden.

Vraag 84

Transitional justice wordt nadrukkelijk benoemd ten aanzien van Libië, maar niet ten aanzien van Syrië. Wat is daarvan de reden? Ziet u mogelijkheden om een bijdrage te leveren aan het voorbereiden van transitional justice in Syrië?

Antwoord

De Nederlandse inzet op dit gebied is beschreven in de paragraaf «Tegengaan straffeloosheid» van de Kamerbrief inzake de geïntegreerde aanpak van de crisissituatie in Syrië en de regio met kenmerk 2014.9082 die uw Kamer op 13 januari 2014 toeging.

Vraag 85

Frankrijk doet hernieuwde pogingen om in de VN-Veiligheidsraad de casus Syrië voor te leggen aan het Internationaal Strafhof. Nederland heeft dat in afgelopen jaren ondersteund. Welke rol gaat Nederland nu innemen om aan deze hernieuwde pogingen bij te dragen?

Antwoord

Het kabinet blijft het thans Franse initiatief voor een VN-Veiligheidsraadresolutie met doorverwijzing naar het Internationaal Strafhof steunen. Het door Nederland georganiseerde side-event over «barrelbombs» vlak voorafgaand aan stemming over de Franse resolutie was hier onder andere een uiting aan. Het kabinet zal zowel in EU- als VN-verband blijven pleiten voor doorverwijzing en activiteiten ontplooien die accountability en straffeloosheid centraal stellen.

Vraag 87

Financiert de regering nog steeds projecten in Syrië op het gebied van religieuze tolerantie en internetvrijheid? In hoeverre wordt de effectiviteit van dergelijke projecten bemoeilijkt door de burgeroorlog?

Antwoord

Ja. Het conflict is uiteraard van invloed op de uitvoering van dergelijke projecten.

Vraag 88

Kunt u nader toelichten wat «capaciteitsopbouw van LHBT-organisaties» inhoudt?

Antwoord

Hierbij kan worden gedacht aan ondersteuning bij organisatorische groei en ontwikkeling naar een meer professionele organisatie, het opdoen van technische vaardigheden door LHBT- activisten en de begeleiding van individuele activisten teneinde hun persoonlijke effectiviteit te vergroten. Bedoeling is dat capaciteitsopbouw de organisaties versterkt en meer in staat stelt zelfstandig te werken zodat zij minder afhankelijk zijn van hulp van buitenaf.

Vraag 90

Kan worden toegelicht waarom MVO een belangrijke pijler is om mensenrechten in de Arabische regio te bevorderen?

Vraag 97

Hoe en in welke mate wordt MVO gebruikt om gevoelige onderwerpen zoals gendergelijkheid onder de aandacht te brengen?

Antwoord op de vragen 90 en 97

MVO vormt, naast traditionele kanalen zoals de bilaterale en multilaterale overheidscontacten, een nuttige extra ingang bij zowel nationale overheden als het lokale bedrijfsleven om het thema mensenrechten onder de aandacht te brengen, inclusief gendergelijkheid. Dit derde kanaal speelt in de Arabische wereld zo mogelijk een nog grotere rol dan elders in de wereld, omdat overheid en bedrijfsleven in veel Arabische landen vaak nauw met elkaar verweven zijn. Nederlandse bedrijven en de Nederlandse vertegenwoordigingen terplekke werken vaak nauw samen om de kansen te maximaliseren. Dit biedt tegelijkertijd extra mogelijkheden om ook mensenrechten op een constructieve manier te bespreken en hier samen met de lokale partners invulling aan te geven.

Vraag 91

Kan worden toegelicht wat Glowork in Saoedi-Arabië precies doet en wat de bijdrage is die Nederland aan de organisatie geeft?

Antwoord

Glowork zet zich in voor gelijkheid en vergroting van deelname van Saoedische vrouwen op de arbeidsmarkt. De organisatie is opgericht door jonge Saoedische ondernemers. Eén van de belangrijkste activiteiten van Glowork is een web-applicatie die helpt bij het matchen van vraag naar en aanbod van vrouwelijke arbeidskrachten. Sinds 2011 heeft dit initiatief al meer dan 11.000 vrouwen aan een baan geholpen. De Nederlandse ambassade in Riyadh heeft in oktober 2013 samen met Glowork een workshop georganiseerd voor en met Nederlandse bedrijven in Saoedi-Arabië over werkgelegenheid voor vrouwen. Het bedrijfsleven werd bewust gemaakt van de mogelijkheden voor vrouwen op de arbeidsmarkt en tevens werden praktische handreikingen geboden voor het rekruteren van vrouwen. De workshop zal dit jaar worden herhaald.

Van 6-8 april jl. organiseerde Glowork een internationale conferentie en banenmarkt in Riyadh: «A Step Ahead». Een aantal (deels) Nederlandse bedrijven, waaronder Philips, Shell en Saudi Hollandi Bank hebben hieraan mee gewerkt. De ambassade was een belangrijke sponsor van dit voor Saoedische begrippen unieke evenement.

Vraag 92

Kan worden toegelicht in welke landen Radio Nederland Wereldomroep lokale media ondersteunt? Welke activiteiten betreft het hier? Welk budget is hiervoor?

Antwoord

Radio Nederland Wereldomroep ondersteunt in het Midden Oosten en Noord Afrika lokale media in Egypte, Jemen, Libië, Marokko, Saoedi-Arabië en Syrië. Het budget hiervoor is circa € 2,8 miljoen per jaar.

In maandelijkse coproducties entameert RNW samen met een lokale krant, een online platform of een lokaal radiostation discussies over een variatie aan onderwerpen. De partners bepalen hierbij het kader van de discussies en RNW levert, vaak live, onafhankelijke experts. Voor Syrië wordt samengewerkt met een radiostation dat vanuit de buurlanden opereert. Daarnaast produceert RNW artikelen en infographics voor de eigen Arabischtalige site Huna Sotak, die met grote regelmaat worden overgenomen in toonaangevende media in de regio.

RNW werkt daarnaast samen met een aantal actieve bloggers uit de gehele regio en biedt hen ruimte op de site. Ook heeft de Arabische Facebook site van RNW waar discussies plaats vinden ruim 200.000 volgers. Love Matters, een project van RNW over de lusten en lasten van liefde, seks en relaties, specifiek gericht op de Arabische regio sinds eind 2013 online. Voor nog meer informatie over de specifieke activiteiten van RNW in de Arabische regio verwijs ik u graag naar: http://www.rnw.org/activities.

Vraag 93

Welke resultaten heeft de Nederlandse inzet concreet opgeleverd voor de arbeidsparticipatie van vrouwen in de Golfregio?

Antwoord

Het is niet mogelijk om de Nederlandse inzet zichtbaar te koppelen aan concrete resultaten voor arbeidsparticipatie van vrouwen in de Golfregio. De problematiek is daarvoor te complex, want behalve de inzet van de betrokken landen spelen ook andere landen en internationale organisaties een belangrijke rol bij het bevorderen van arbeidsparticipatie in deze landen.

Vraag 94

Wilt u de publieksdiplomatie in de regio ook uitbreiden naar andere terreinen, zoals de doodstraf, de rol van de islam in de maatschappij en godsdienstvrijheid?

Antwoord

Publieksdiplomatie wordt ingezet op die thema’s waarvan in de lokale context geacht wordt dat dit een effectief instrument is.

Vraag 95

Kunt u aangeven hoeveel jaarlijkse bezoeken de Mensenrechtenambassadeur zal gaan brengen aan de Arabische regio in de komende periode? Wilt u de mensenrechtenambassadeur ook naar Gaza en het gebied onder de Palestijnse Autoriteit sturen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De Mensenrechtenambassadeur zal minstens één keer per jaar de Arabische regio bezoeken. Het is de bedoeling dat in 2014 of begin 2015 eveneens een bezoek zal worden gebracht aan Israël en de Palestijnse Gebieden.

Vraag 96

Wat zijn de verwachte uitkomsten van het project in Tunesië dat wederzijds begrip tussen veiligheidsdiensten en journalisten moet bevorderen?

Antwoord

In Tunesië bestaat nog steeds wantrouwen en spanning tussen journalisten en veiligheidsagenten. Journalisten waren meermaals slachtoffer van geweld en werden belemmerd hun werk in vrijheid te ondernemen. Nederland ondersteunt samen met internationale partners diverse projecten in Tunesië om dit wederzijds begrip te vergroten en vrijheid van media te garanderen. Zo financiert Nederland met Finland en SIDA een project van Unesco om veiligheidstroepen te trainen in de omgang met journalisten en om hen bewust te maken van de rol die journalisten spelen in een vrije democratische samenleving. Verwacht wordt dat het project: capaciteiten versterkt van leidinggevenden van veiligheidstroepen in communicatie met media, vrije meningsuiting zal worden verbeterd door training voor politieagenten en journalisten en wederzijds begrip ontstaat tussen journalisten en veiligheidsagenten.

Vraag 98

Wat stelt de regering zich voor bij «innovatieve mensenrechtenprojecten»? Aan welke innovatieve mensenrechtenthema’s overweegt de regering in de toekomst meer aandacht te besteden?

Antwoord

Zoals eerder gesteld in de beleidsbrief «Respect en recht voor ieder mens» (Kamerstuk 32 735, nr. 78, juni 2013), acht het kabinet een innovatieve aanpak van groot belang om mensenrechten wereldwijd effectief te bevorderen. Een voorbeeld hiervan is de samenwerking met verschillende soorten partners. Naast staten kunnen dit bijvoorbeeld universiteiten, bedrijven of vakbonden zijn. Zo werkte de Nederlandse ambassade in Saoedi-Arabië samen met Nederlandse bedrijven om deze aan te sporen vrouwen een grotere rol te geven in hun lokale ondernemingen (zie verder het antwoord op vraag 97). Verder biedt het internet veel mogelijkheden om innovatief te werk te gaan. Zo financierde Nederland via «Free Press Unlimited» de mobiele applicatie «StoryMaker». «StoryMaker» biedt mensen een cursus in veilige digitale communicatie en een basiscursus journalistiek op hun mobiele telefoon, plus de mogelijkheid zelf video, audio en foto’s veilig te uploaden. Gebruikers in Tunesië, Marokko, Egypte en Irak werden getraind in het gebruik van de applicatie.


X Noot
1

Deze cijfers zijn afkomstig uit het Nabuurschapspakket «Implementation of the European Neighbourhood Policy – Statistical Annex». In dit overzicht worden tevens per land de bijdragen uit andere EU-instrumenten genoemd, zoals bijvoorbeeld het «Instrument for Stability», het «European Instrument for Democracy and Human Rights» en het «Civil society capacity building programme». Allocaties voor de periode 2014–2020 moeten nog worden vastgesteld.

X Noot
2

Brussels, 27.3.2014

JOIN(2014) 12 final – http://eeas.europa.eu/enp/pdf/2014/joint_communication_en.pdf

Naar boven