32 734 Modernisering Nederlandse diplomatie

Nr. 12 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 juni 2011

Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister en de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de antwoorden aan op de vragen van het lid Peters (GroenLinks) zoals gesteld tijden het Algemeen Overleg in de Tweede Kamer d.d. 31 mei jl. (over de modernisering van de Nederlandse diplomatie) (kamerstuk 32 734, nr. 11).

Deze beantwoording strekt mede tot beantwoording van de schriftelijke vragen gesteld door de ledenVan Bommel en Gesthuizen over investeringen van Shell in Syrië. Deze vragen werden ingezonden op 26 mei 2011 met kenmerk 2011Z11117.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

Antwoorden van Dr. U. Rosenthal, Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister en de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, op het verzoek van het lid Peters (Groen Links) om te onderzoeken of olieleveranties van Shell aan Syrië in strijd zijn met huidige sanctiewetgeving en de richtlijnen voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (AO van 31 mei j.l. over modernisering van de Nederlandse diplomatie), alsmede op vragen van de ledenVan Bommel en Gesthuizen (Groen Links/SP) over investeringen van Shell in Syrië.

Op het verzoek van het lid Peters kan gemeld worden dat de operaties van Shell in Syrië niet in strijd zijn met de huidige sanctiewetgeving noch met richtlijnen van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Voor een gedetailleerde toelichting wordt verwezen naar onderstaande antwoorden op de vragen 7 t/m 10 van de leden Van Bommel en Gesthuizen.

1 en 2

Deelt u de conclusie dat Europese olie- en gasmaatschappijen belangrijke investeerders zijn in de Syrische olie- en gasproductie, die bovendien de enige sector van de Syrische economie is waarin door Europese bedrijven aanzienlijke investeringen zijn gedaan?1 Indien nee, hoe zijn dan de feiten of wat is uw interpretatie daarvan?

Deelt u de conclusie dat Shell door middel van dochtermaatschappij SSPD (Syria Shell Petroleum Development) de tweede grootste Europese maatschappij is in de Syrische olie- en gasindustrie? Indien nee, hoe zijn dan de feiten of hoe interpreteert u de feiten?

Deze conclusies zijn opgenomen in het in opdracht van IKV uitgebrachte onderzoeksrapport «Investments of European Companies in Syria»1. Deze gegevens worden door Shell onderschreven. Ik heb geen reden aan de juistheid daarvan te twijfelen.

3

Is het waar dat naast Shell ook andere Europese firma’s als Total (Frankrijk), Gulfsands Petroleum (Verenigd Koninkrijk), INA (Kroatië), Saipem (Italië) en Maurel & Prom (Frankrijk) actief zijn in olie- en/of gasproductie? Indien nee, hoe zijn dan de feiten of hoe interpreteert u de feiten?

Minder dan 50 % van de totale productie in de olie- en gas sector in Syrië is toe te schrijven aan joint ventures met buitenlandse participatie. Een groot deel daarvan betreft participatie van niet-Europese bedrijven. Volgens gegevens van de «U.S. Energy Information Administration (EIA)» hebben verder de volgende buitenlandse bedrijven investeringen in de olie- en gas sector in Syrië: Total, Stroytransgaz, Gulfsands, Soyuzneftegaz, ONGC, CNPC, Petro-Canada, Petrofac, Sinochem, Sinopec, Tatneft.

4

Deelt u de analyse dat de olie- en gasproductiesector in Syrië een belangrijke economische sector is die voor 5% bijdraagt aan het Bruto Binnenlands Product en dat de olie- en gasproductiebedrijven relatief hoge belastingrevenuen voor de Syrische staat opbrengen? Indien neen, hoe zijn dan de feiten of hoe interpreteert u de feiten?

De olie- en gasproductiesector in Syrië is inderdaad een belangrijke economische sector. Volgens schattingen van het IMF bestond de Syrische export in 2010 voor 28 % uit fossiele energie. In dat jaar was naar schatting 25 % van de overheidsinkomsten afkomstig uit die sector.

5

Deelt u tevens de analyse dat het grootste deel van olieproducten in Syrië zelf wordt geraffineerd en gebruikt en dat het daarom waarschijnlijk is dat een deel ervan door de Syrische krijgsmacht, politie en andere veiligheidsdiensten wordt gebruikt? Indien neen, hoe zijn dan de feiten of hoe interpreteert u de feiten?

Ik heb geen reden te twijfelen aan de analyse uit te rapport dat het grootste deel van de Syrische olieproducten in Syrië zelf wordt geraffineerd. Daarbij geldt dat de productie van het Syrische bedrijf Al Furat Production Company, waarvan SSPD een minderheidsaandeelhouder is, overwegend bestaat uit lichte olie die in de regel niet in Syrië geraffineerd wordt maar bestemd is voor de export. Welk deel van de geraffineerde Syrische productie bij de Syrische strijdkrachten en veiligheidsdiensten terecht komt, is onbekend.

6

Kunt u aangeven wat de stand van overleg is met de Europese partners op dit terrein? Vindt overleg plaats met de Europese olie- en gas producerende bedrijven in Syrië? Wat is de stand van zaken van dit overleg?

Het overleg met de Europese partners richt zich op de politieke ontwikkelingen in Syrië, op de situatie van de mensenrechten en, als reactie daarop, op het instellen van beperkende maatregelen, waaronder een wapenembargo, reisbeperkingen en de bevriezing van de tegoeden van 23 Syrische personen (zie onder meer Besluit 2011/273/GBVB van de Raad, aangevuld met uitvoeringsbesluit 2011/302/GBVB). De lidstaten overleggen op individuele basis met hun bedrijven.

7 en 8

Deelt u de opvatting van de president-directeur van Shell Nederland, Benschop, dat Shell zich als commerciële onderneming niet met politieke zaken kan bezighouden in landen waar het werkt? Zo ja, waarom?3 Indien nee, wat betekent dat voor de actuele situatie in Syrië?

Acht u het een uiting van maatschappelijk verantwoord ondernemen dat Shell zaken doet in Syrië wetende dat de Syrische krijgsmacht en andere veiligheidsinstellingen gebruik maken van olieproducten om steden af te sluiten en burgers aan te vallen? Indien neen, bent u bereid Shell hierop te wijzen?

De opvatting van president-directeur Shell Nederland is voor zijn eigen rekening.

In zijn gedragscode geeft Shell aan dat het zijn activiteiten uitvoert op een wijze waarbij zowel de mensenrechten volgens de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties als de kernconventies van de internationale Arbeidsorganisatie worden gerespecteerd. Met Shell wordt regelmatig gesproken over de invulling van maatschappelijk verantwoord ondernemen aan de hand van de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen. De OESO Richtlijnen zijn onlangs herzien. In het nieuwe Mensenrechtenhoofdstuk worden voor bedrijven specifieke verantwoordelijkheden beschreven voor het respecteren van mensenrechten in relatie tot hun bedrijfsactiviteiten. Deze verantwoordelijkheden dienen in de specifieke bedrijfscontext te worden geduid. In dit licht zal het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie Shell vragen naar de interne afweging in de huidige Syrische context.

9

Kunt u aangeven op welke wijze Nederlandse maatschappijen die in Syrië werken gevolg geven aan de boycotmaatregelen van de EU?4 Deelt u de opvatting dat Shell bijvoorbeeld geen zaken meer moet doen met de hooggeplaatste Syrische functionarissen die op de zwarte lijst zijn geplaatst? Zo ja, op welke wijze wordt daaraan gevolg gegeven? Indien nee, waarom niet?

De EU sancties betreffen een verbod op de verkoop, export en import van goederen die ingezet kunnen worden voor interne repressie. De middelen waarom het gaat, staan uitputtend opgesomd in Annex I van Verordening 442/2011 van 9 mei jl. Hier staan geen brandstoffen of olieproducten op vermeld. Daarnaast zijn de tegoeden van 23 personen, onder welke president Assad, een aantal van zijn familieleden en een aantal hoge Syrische functionarissen bevroren en zijn tegen hen reisbeperkingen ingesteld. Het is tevens niet meer toegestaan met deze personen zaken te doen (deze lijst wordt aangevuld, zie vraag 10).

De Nederlandse maatschappijen die in Syrië werken, opereren binnen de grenzen van bovengenoemde EU sancties.

10

Acht u het wenselijk Nederlandse maatschappijen te bewegen hun productiewerkzaamheden in Syrië te staken tot de mensenrechtenschendingen zijn gestopt en politieke hervormingen in Syrië zijn afgekondigd? Zo ja, welke stappen onderneemt u daartoe? Indien neen, waarom niet? Kunt u dat toelichten?

De regering is voorstander van aanscherping van de sancties tegen het Syrische regime. In de Raadsconclusies van de afgelopen Europese Raad van Buitenlandse Zaken van 20 juni wordt een aanvulling van de lijst van personen voor wie sancties gelden aangekondigd alsook een lijst van economische entiteiten die erdoor getroffen zullen worden.

Tot het invoeren van sancties tegen een land wordt doorgaans op Europees of VN niveau besloten en niet door individuele EU lidstaten. Aldus wordt effectiviteit van de sancties gewaarborgd en gelden gelijke voorwaarden voor alle Europese cq buitenlandse bedrijven.

Bij de keuze van sectoren die aan sancties worden onderworpen, staan doelmatigheid en doeltreffendheid voorop. In het geval van de energiesector in Syrië moet overwogen worden dat een groot deel van de joint ventures in de olie- en gassector samenwerking met niet-Europese bedrijven betreft en dat meer dan 50 % van de sector in handen is van lokale Syrische bedrijven.

Ook wordt bij de keuze van sectoren de mate waarin de burgerbevolking getroffen wordt, meegewogen. In het algemeen geldt dat de energiesector zich slecht leent voor aanvullende sancties omdat de bevolking daarmee onevenredig zwaar zou worden getroffen.


X Noot
1

«Investments of European companies in Syria», a research paper prepared for IKV Pax Christi. Profundo economic research. D.d. 13 mei 2011. Zie http://www.ikvpaxchristi.nl/files/Documenten/MO%20Syrie/Investments%20of%20European%20companies%20in%20Syria.pdf Zie ook persverklaring IKV Pax Christi, http://www.ikvpaxchristi.nl/news/?v=2&cid=5&id=1310&lid=1

X Noot
3

«Time out voor Shell in Syrië». Zie http://www.ikvpaxchristi.nl/news/?v=2&cid=1&id=1313&lid=1

X Noot
4

«Syrian leader to face EU sanctions as death toll climbs», 18 mei 2011, zie http://euobserver.com/9/32354 en de besluiten van Raad Buitenlandse Zaken, d.d. 23 mei 2011, zie http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/EN/foraff/122187.pdf

Naar boven