32 733 Beleidsbrief Defensie

Nr. 39 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 september 2011

Inleiding

Op 26 mei 2006 heeft de Kamer de Rapportage Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking (ICMS) ontvangen (Kamerstuk 30 300 X, nr. 106). De rapportage gaat in op het garanderen van de defensieondersteuning van de nationale civiele autoriteiten. Een van de onderwerpen in de rapportage is de uitbreiding van de capaciteit voor de opsporing en bestrijding van chemische, biologische, radiologische en nucleaire (CBRN) dreiging.

Defensie beschikt momenteel over slechts één compagnie voor CBRN-taken. Na de uitbreiding ziet de CBRN-capaciteit van Defensie er eind 2014 op hoofdlijnen als volgt uit:

  • twee CBRN-verdedigingscompagnieën voorzien van middelen voor detectie, identificatie en ontsmetting;

  • responscapaciteit, bestaande uit snel inzetbare specialisten en detectie-, identificatie- en ontsmettingscapaciteit;

  • een multidisciplinaire CBRN-trainingsfaciliteit waar militaire en civiele eenheden samen kunnen oefenen.

Ook in de beleidsbrief Defensie na de kredietcrisis van 8 april jl. (Kamerstuk 32 733, nr. 1) wordt gewag gemaakt van de vergroting van de CBRN-capaciteit. Ten behoeve van deze capaciteitsuitbreiding zijn onder meer investeringen in materieel en infrastructuur nodig. Met deze A-brief informeer ik u over de behoeftestelling van het investeringsproject «Uitbreiding ICMS/CBRN capaciteit».

Achtergrond

De proliferatie van CBRN-wapens levert ook de komende decennia risico’s op. Niet alleen hebben staten dergelijke wapens, ook is er een dreiging dat terroristische organisaties en individuen hierover zullen beschikken. Nederland kan zowel in eigen land met CBRN-wapens te maken krijgen als in het buitenland tijdens de deelneming aan internationale missies. Daarnaast kunnen in eigen land giftige stoffen vrijkomen, bijvoorbeeld als gevolg van een calamiteit in de chemische industrie.

De brandweer is in Nederland eerstverantwoordelijk voor de bestrijding van incidenten met CBRN-strijdmiddelen en giftige stoffen. De capaciteit van de brandweer op dit gebied is echter beperkt en uit scenarioanalyses is gebleken dat de brandweer in sommige gevallen behoefte heeft aan ondersteuning. Vooral bij grotere giframpen en bij de besmetting van grotere gebieden en infrastructuur schieten de bestaande civiele capaciteiten tekort. Ook is gebleken dat civiele hulpverleningsdiensten niet altijd voldoende mogelijkheden hebben om in onveilig verklaarde gebieden op te treden. Defensie kan op dit gebied met haar specialistische capaciteiten een waardevolle bijdrage leveren.

Defensie beschikt op dit moment over één CBRN-verdedigingscompagnie die vooral dient ter bescherming van uitgezonden militairen en die alleen is gericht op de verdediging tegen CBRN-strijdmiddelen. Deze eenheid beschikt over verkennings- en detectiecapaciteit en over capaciteit voor de ontsmetting van personeel, materieel en infrastructuur. Daarnaast beschikt Defensie over een Joint Kenniscentrum CBRN en een Joint CBRN-school ten behoeve van kennisontwikkeling en opleidingen. Met deze capaciteiten kan Defensie de civiele autoriteiten beperkt ondersteunen.

Op grond van de ICMS-afspraken uit 2005 moet Defensie per 1 december 2012 permanent in staat zijn voor nationale inzet een responsteam en een ontsmettingseenheid te leveren. De CBRN-capaciteit zal daartoe worden vergroot zoals uiteengezet in de genoemde Rapportage ICMS.

Zoals gemeld in de beleidsbrief van 8 april jl. ziet Defensie om financiële redenen af van de verwerving van BADS (Bio Aerosol Detectie Systeem), een mobiel platform voor de detectie en identificatie van biologische agentia. De verwerving van een biologische alarmeringsdetector is overeenkomstig de beleidsbrief met een jaar uitgesteld. Deze besluiten hebben geen gevolgen voor de ICMS-afspraken omdat Defensie deze capaciteit niet heeft toegezegd.

Nieuwe CBRN-capaciteit

CBRN-compagnieën. De huidige CBRN-compagnie zal worden gereorganiseerd tot een CBRN-compagnie van 133 personen. Daarnaast zal een tweede compagnie worden opgericht. Afwisselend zal één van beide compagnieën gereed zijn voor buitenlandse inzet terwijl de andere compagnie permanent in staat zal zijn een ontsmettingspeloton te leveren voor inzet in Nederland.

Responscapaciteit. Voor een adequate ondersteuning bij civiele rampenbestrijding en crisisbeheersing komt er een permanent beschikbare CBRN-responscapaciteit die bestaat uit een advies- en assistentieteam (A&A-team), een nucleair-chemisch verkenningsteam en een ontsmettingspeloton.

Het A&A-team van twee personen adviseert civiele autoriteiten over de inzet van militaire CBRN-capaciteit bij nationale rampenbestrijding en crisisbeheersing. Het nucleair-chemisch verkenningsteam voert in opdracht van het A&A-team taken uit op het gebied van detectie, identificatie en monitoring van een radiologische of chemische besmetting of dreiging. Dit verkenningsteam krijgt daartoe de beschikking over speciale voertuigen en middelen. Het personeel van beide teams wordt geplaatst bij de Joint CBRN-school te Vught. De ontsmettingscapaciteit zal bestaan uit een ontsmettingspeloton afkomstig uit een van beide CBRN-verdedigingscompagnieën, uitgerust met middelen om materieel, infrastructuur, voertuigen en in beschermende kleding gestoken personen te ontsmetten.

Bij de inzet van de CBRN-capaciteit van Defensie zijn korte reactietijden noodzakelijk. In Nederland zal daarom binnen twee uur een A&A-team en binnen tweeënhalf uur een nucleair-chemisch verkenningsteam ter plaatse kunnen zijn. Voor het ontsmettingspeloton is de reactietijd maximaal zes uur.

Training. In Vught wordt een multidisciplinaire trainingsfaciliteit gebouwd, bestaande uit een CBRN-trainingshuis, een ontsmettingsstraat, een meetveld en een meetlaboratorium. In deze nieuwe trainingsfaciliteit kunnen militaire en civiele eenheden multidisciplinair en gezamenlijk oefenen. Daarnaast kunnen trainingen en opleidingen op locatie worden gegeven. Het personeel van de multidisciplinaire trainingsfaciliteit wordt eveneens ondergebracht bij de Joint CBRN-school.

Behoefte

Kwalitatieve behoefte

Het benodigde materieel bestaat hoofdzakelijk uit speciale apparatuur voor de detectie van chemische en radiologische dreiging, ontsmetting, beschermende kleding, communicatieapparatuur en voertuigen. Ten behoeve van nationale inzet wordt het materieel van de CBRN-eenheden zoveel mogelijk aangepast aan het optreden onder civiele omstandigheden. Op het gebied van communicatie wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de reeds bestaande militaire en civiele structuren en netwerken. Zo zal het A&A-team in staat zijn rechtstreeks te communiceren met civiele instellingen die gebruik maken van C2000. Voorts worden beveiligde GSM-toestellen, satelliettelefoons en laptops aangeschaft, onder meer voor het raadplegen van databases. De persoonlijke communicatiemiddelen dienen te kunnen worden aangesloten op het CBRN-masker.

Met het project «Defensiebrede vervanging operationele wielvoertuigen» (DVOW) wordt een groot gedeelte van het huidige wielvoertuigenpark van Defensie in de periode 2012–2020 vervangen. De voertuigenbehoefte van het CBRN-project is ondergebracht bij het project DVOW. Voor nationale inzet, zoals voor de A&A-teams en de nucleair-chemische verkenningsteams, kan worden volstaan met aangepaste civiele voertuigen die herkenbaar zullen zijn als die van een hulpdienst. De verkenningsvoertuigen die moeten opereren in een omgeving met giftige stoffen zullen beschikken over een goede bescherming voor het personeel. De mogelijkheden daarvoor worden nog bestudeerd.

Kwantitatieve behoefte

De CBRN-eenheden krijgen de beschikking over een grote diversiteit aan voertuigen, detectie- en ontsmettingsapparatuur en communicatiemiddelen. Deze brief gaat alleen in op de kwantitatieve behoefte aan voertuigen en grote installaties en systemen.

De twee CBRN-verdedigingscompagnieën krijgen de beschikking over in totaal zes nieuwe mobiele ontsmettingsinstallaties met de daarbij behorende ontsmetterskleding. De twaalf reeds bestaande systemen krijgen een upgrade voor de ontsmetting van industriële giftige stoffen. Het totale aantal ontsmettingsinstallaties komt daarmee op achttien. Beide compagnieën krijgen daarnaast elk de beschikking over twee monsternamesystemen voor de vaststelling van de aanwezigheid van schadelijke chemische, biologische en radiologische stoffen.

De huidige zes nucleaire-chemische Fuchs-verkenningsvoertuigen worden herverdeeld over de beide compagnieën. De detectoren van deze voertuigen worden gemoderniseerd. De twee CBRN-compagnieën krijgen in totaal de beschikking over 112 militaire voertuigen. In eerste instantie komen deze voertuigen ter beschikking door een herverdeling van het huidige voertuigenpark van Defensie. Over enkele jaren zullen de meeste voertuigen worden vervangen in het kader van het project DVOW.

Naast deze militaire voertuigen voor de twee compagnieën worden ook acht civiele voertuigen aangeschaft. Hiervan zij er drie ten behoeve van de A&A-teams, drie voor het verkenningsteam en twee ter ondersteuning van de multidisciplinaire trainingsfaciliteit. De voertuigen voor het verkenningsteam zijn speciaal ingericht voor de ICMS-taken en worden ieder voorzien van een mobiele robot om een veilige detectie van schadelijke stoffen mogelijk te maken.

Financiën

De investeringsuitgaven voor het project en de exploitatie-uitgaven voor de CBRN-eenheden worden verantwoord op de defensiebegroting. Met het project is een investeringsbedrag gemoeid van tussen de € 50 en € 100 miljoen (prijspeil 2011). In overeenstemming met de financieringsafspraken van de Rapportage ICMS komt hiervan het overgrote deel voor rekening van de toegewezen additionele middelen. Een klein gedeelte komt voor rekening van het ministerie van Defensie zelf. Het betreft investeringen in zowel materieel als infrastructuur.

Ook een deel van de aanvullingen op grond van de financieringsafspraken ICMS wordt aangewend voor de financiering van de jaarlijkse exploitatiekosten van de responscapaciteit, de tweede CBRN-verdedigingscompagnie en de multidisciplinaire trainingsfaciliteit. In de vertrouwelijke bijlage bij deze brief1 treft u aanvullende informatie aan over de investerings- en exploitatiekosten van dit project.

Projectorganisatie en planning

De Defensie Materieel Organisatie (DMO) voert het project uit. Vanaf 2012 zal het materieel voor de extra CBRN-capaciteit gefaseerd instromen en naar verwachting zal dit in 2014 helemaal zijn voltooid. Het benodigde materieel zal zoveel mogelijk «van de plank» worden verworven.

Totdat per eind 2014 al het nieuwe personeel en materieel operationeel is, stelt Defensie gegarandeerde CBRN-capaciteit vanaf 1 december 2012 beschikbaar met personeel en middelen uit haar bestaande CBRN-verdedigingscompagnie. Daarom geldt dan ook het voorbehoud dat indien tot eind 2014 een verhoogde dreiging voor eenheden op buitenlandse missies zou ontstaan, de CBRN-capaciteit mogelijk daarvoor wordt ingezet. In dat specifieke geval kan Defensie de ICMS-afspraken niet of niet geheel nakomen.

Risico’s

Het risico is gemiddeld dat niet alle deelprojecten tijdig kunnen worden uitgevoerd. De deelprojecten zelf en de samenhang daartussen zijn complex omdat er veel partijen bij betrokken zijn en het vaak gaat om zaken waarvoor zeer gespecialiseerde vakkennis is vereist. Daarnaast wordt de lijst van chemische stoffen waartegen bescherming nodig is regelmatig aangepast aan nieuwe inzichten. Dit kan een wijziging van de materieelbehoefte met zich meebrengen.

De risico’s ten aanzien van het budget zijn gemiddeld. Het budget is taakstellend. Vanwege de complexiteit en de omvang van het project is een financiële risicovoorziening opgenomen.

Ten aanzien van de infrastructuur voor de responscapaciteit en de trainingsfaciliteit zijn vergunningen nodig en moeten bestemmingsplannen worden gewijzigd. Er is een laag risico dat deze vergunningen niet tijdig beschikbaar komen en dat bestemmingsplannen niet tijdig zijn gewijzigd. Naar verwachting is de infrastructuur voor de beide CBRN-verdedigingscompagnieën echter tijdig beschikbaar.

Overige consequenties

Standaardisatie binnen Defensie, Navo en EU. Dit project voorziet in specialistische CBRN-capaciteit ten behoeve van de gehele krijgsmacht. Defensie zal zoveel mogelijk de Navo-standaarden hanteren.

Opleiding en Training. De ontwikkeling van een doctrine voor de responscapaciteit en de beide CBRN-verdedigingscompagnieën is reeds begonnen. Ook komt er een opleidings- en trainingprogramma voor civiel-militaire samenwerking. Een en ander is naar verwachting op tijd gereed.

Inschakeling Nederlandse industrie en kenniscentra. Waar mogelijk wordt de Nederlandse industrie betrokken bij de verwerving van de CBRN-capaciteiten en bij de eventueel noodzakelijke ontwikkeling ervan. Het project wordt met wetenschappelijk onderzoek ondersteund. Hierbij is TNO betrokken.

Ten slotte

Gezien het projectvolume van minder dan € 100 miljoen ben ik voornemens het project «Uitbreiding ICMS/CBRN capaciteit» als gemandateerd project in uitvoering te geven aan de DMO.

De minister van Defensie,

J. S. J. Hillen


X Noot
1

Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven