32 725 Werelderfgoedlijst

Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 mei 2015

In 2011 stelde Nederland vast welke erfgoederen het voor wil dragen voor de Werelderfgoedlijst van UNESCO1. Met deze brief informeer ik u, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, over de momenten waarop ik de nominatiedossiers van deze erfgoederen wil indienen bij UNESCO. Ik heb mij hierover laten adviseren door de Expertgroep beoordeling werelderfgoednominaties. Het advies «Bitter en Zoet» stuur ik als bijlage mee2.

In deze brief ga ik in op de Voorlopige lijst, het advies van de expertgroep en op welke wijze ik om zal gaan met het nominatieprogramma werelderfgoed voor de periode 2015–2020.

Voorlopige lijst werelderfgoed

Om een erfgoed te nomineren voor de UNESCO Werelderfgoedlijst dient een land te beschikken over een Voorlopige lijst. Op advies van de Commissie Leemhuis stelde mijn ambtsvoorganger in 2011 de Voorlopige lijst werelderfgoed vast. De tien hiervoor geselecteerde natuurlijke en culturele erfgoederen zijn: Bonaire National Marine Park, het Koninklijk Eise Eisinga Planetarium, de Koloniën van Weldadigheid, de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Plantages van West-Curaçao, het Sanatorium Zonnestraal, Teylers, de Van Nellefabriek, de Romeinse rijksgrens Limes en het eiland Saba. Voor de uitvoering van het nominatieprogramma werelderfgoed trok het Rijk de periode 2011–2025 uit.

In de eerste periode van het nominatieprogramma (2011–2015) richtte Nederland zich op de nominatie van Teylers in Haarlem, de Van Nellefabriek in Rotterdam en de Plantages van West-Curaçao. De nominatie van Teylers heeft Nederland in 2013 teruggetrokken na een advies van International Council on Monuments and Sites (ICOMOS). De Van Nellefabriek is in 2014 opgenomen op de Werelderfgoedlijst. De nominatie van de Plantages van West-Curaçao is doorgeschoven naar de periode na 2015.

Advies van Expertgroep beoordeling werelderfgoednominaties

Voor de invulling van de periode 2015–2025 hebben de Staatssecretaris van Economische Zaken en ik ons laten adviseren door de Expertgroep beoordeling werelderfgoednominaties. De expertgroep bestond uit vijf (inter)nationale deskundigen op het gebied van werelderfgoed: de heer Robert Quarles van Ufford (voorzitter), mevrouw Bénédicte Selfslagh, mevrouw Suzanne van Aerschot-van Haeverbeeck, de heer Jens Enemark en mevrouw Sabine Gimbrère.

Aan de expertgroep is gevraagd een inschatting te maken van de slagingskans van een nominatie en te bepalen wat het meest geschikte jaar van nominatie is. De expertgroep toetste de erfgoederen op de Voorlopige lijst aan drie criteria: uitzonderlijke universele waarde, draagvlak en draagkracht voor instandhouding. Deze criteria komen overeen met de criteria die UNESCO hanteert bij de uiteindelijke beoordeling van aanvragen voor de Werelderfgoedlijst.

De expertgroep beoordeelde rapportages die de beheerders van zeven erfgoederen, op verzoek van de Ministeries van EZ en OCW, opstelden. Saba diende geen beschrijving in.

De expertgroep stelt voor om in de periode 2015–2020 te werken aan de nominatie van vier erfgoederen. De momenten van nominatie zijn:

  • 2017 De Koloniën van Weldadigheid (Veenhuizen, Frederiksoord en Ommerschans), samen met de Vlaamse koloniën Wortel en Merksplas.

  • 2018 De Nieuwe Hollandse Waterlinie, als uitbreiding van Werelderfgoed Stelling van Amsterdam

  • 2019 De Plantages van West-Curaçao

  • 2020 De Romeinse Limes, samen met Duitsland en als uitbreiding van het werelderfgoed Frontiers of the Roman Empire

Van deze vier erfgoederen kan de uitzonderlijke universele waarde volgens de expertgroep overtuigend worden aangetoond. Ook is er voldoende draagkracht en draagvlak voor duurzame instandhouding. De expertgroep bepaalde het jaar van nominatie op basis van de hoeveelheid werk die nog nodig is om tot een voldragen en kansrijke nominatie te komen.

Voor het Sanatorium Zonnestraal, het Koninklijk Eise Eisinga Planetarium en het Bonaire National Marine Park noemt de expertgroep nog geen jaar van voordracht. De expertgroep is van mening dat er voldoende argumenten zijn om de uitzonderlijke universele waarde van deze erfgoederen uiteindelijk aan te kunnen tonen. Zij meent echter dat meer tijd nodig is om deze uitzonderlijke universele waarde overtuigend te onderbouwen. De expertgroep adviseert in 2017 de onderbouwing opnieuw te beoordelen en bij een positieve beoordeling een jaar van nominatie vast te stellen.

Nominatieprogramma 2015–2020

Ik vind het van belang alleen erfgoederen te nomineren die kansrijk zijn voor een positieve beoordeling door UNESCO. De adviezen van de expertgroep over de tijdstippen van de nominaties van de Koloniën van Weldadigheid, de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Plantages van West-Curaçao en de Limes en een tweede beoordeling in 2017 van het Sanatorium Zonnestraal, het Koninklijk Eise Eisinga Planetarium en het Bonaire National Marine Park neem ik over. Het streven is dat Nederland en België het nominatiedossier van de Koloniën van Weldadigheid in januari 2017 indienen bij UNESCO.

Het kabinet besluit of het tot een voordracht van het nominatiedossier overgaat. UNESCO neemt het uiteindelijke besluit over de opname van een erfgoed op de Werelderfgoedlijst.

De komende maanden gaan medewerkers van de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Economische Zaken in gesprek met de beheerders en bestuurders van de kandidaat erfgoederen. Gesproken zal worden over de volgende stappen van de nominatie of de verdere onderbouwing van de uitzonderlijke universele waarde. De samenstelling van het nominatiedossier is de verantwoordelijkheid van de eigenaar en/of de lokaal verantwoordelijke overheid. In deze gesprekken besteden we ook aandacht aan de ondersteunende rol die het Rijk kan vervullen bij de voorbereiding van de afzonderlijke nominaties.

Over een mogelijke nominatie van het eiland Saba ga ik in gesprek met het bestuurscollege van Saba.

De komende jaren ga ik met de beheerders en bestuurders aan het werk voor de nominatie van erfgoederen die uniek en onvervangbaar zijn. Zo leveren we een bijdrage aan de instandhouding van erfgoed dat wij van belang vinden voor de gehele wereldgemeenschap.

Mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken,

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Kamerstuk 32 725, nrs. 1 en 2.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven