Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32717 nr. 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32717 nr. 5 |
Vastgesteld 1 juni 2011
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.
Inhoudsopgave
Blz. |
||
ALGEMEEN |
1 |
|
1. |
Inleiding |
1 |
2. |
Strafrechtelijke samenwerking in de EU naar huidig recht |
2 |
3. |
Het kaderbesluit en de implementatie in het Nederlands recht |
4 |
4. |
Adviezen |
10 |
ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Zij zijn er een voorstander van om de samenwerking in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (EU) sneller en efficiënter te laten verlopen. De steeds meer internationaal georiënteerde criminaliteit en de mobiliteit daarvan, vereisen dat ook. Deze leden hebben nog wel vragen die hieronder aan de orde komen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij hebben naar aanleiding hiervan vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Deze leden merken op dat de EU zich alleen bezig dient te houden met economische samenwerking. Zij zijn uiteraard voorstander van samenwerking op het gebied van straf(proces)recht, maar dan wel op basis van bi- en multilaterale verdragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel zal bijdragen aan een betere samenwerking tussen de Europese justitiële partners. De Nederlandse samenleving en de veiligheid is hierbij gediend. Deze leden vinden het een goede zaak dat door middel van het wegnemen van juridische obstakels het strafproces efficiënter wordt.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben naar aanleiding hiervan vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden onderschrijven in algemene zin de strekking van het wetsvoorstel. Zij hebben nog wel een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie merken op dat de Raad voor de rechtspraak in zijn advies aangeeft dat het niet denkbeeldig is dat een Europees bewijsverkrijgingssbevel, dat in Nederland ten uitvoer gelegd moet worden, betrekking heeft op gedragingen die hier te lande niet strafbaar zijn, zoals abortus, euthanasie en prostitutie. In de memorie van toelichting wordt hier niet specifiek op ingegaan, behalve dat deze uitzondering voor Nederland slechts zeer beperkte gevolgen heeft. Betekent dit dat de voorbeelden van abortus en euthanasie niet van toepassing zijn op de uitzondering? Deze leden verzoeken de regering hier nader op in te gaan. Zij zouden er namelijk moeite mee hebben als gerechtelijke inspanningen en kosten zouden moeten worden gemaakt voor onderzoek naar handelingen die in Nederland niet strafbaar zijn.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat er reeds diverse verdragen zijn op het gebied van wederzijdse rechtshulp. In de toelichting worden enkele belangrijke verdragen genoemd waarin EU-lidstaten elkaar beloven te zullen helpen op strafrechtelijk gebied met inachtneming van de fundamentele rechtsbeginselen van elke lidstaat, waaronder de Schengen Uitvoeringsovereenkomst en de EU rechtshulpovereenkomst. Wordt over het algemeen gehoor gegeven aan verzoeken van Nederland ten aanzien van rechtshulp op strafrechtelijk gebied? Zijn er landen die traag of afwijzend reageren op verzoeken tot rechtshulp? Welke landen zijn dat? Reageert Nederland altijd adequaat en zonder problemen op verzoeken van verdragslanden of zijn er verzoeken door Nederland afgewezen die op grond van onze fundamentele rechtsbeginselen niet gehonoreerd konden worden? Wat was de basis voor deze afwijzingen?
Deze leden vragen of in het algemeen kan worden gezegd dat de afgelopen tien à twintig jaar de wederzijdse rechtshulp succesvol heeft gewerkt.
De leden van de PvdA-fractie vragen wat de inschatting van de regering is ten aanzien van verzoeken tot bewijs verkrijgen aan andere EU-lidstaten en dan met name de nieuwe EU-lidstaten. Is de regering van mening dat de nieuwe EU-lidstaten hun strafprocesrechtelijke systemen goed op orde hebben zodat er geen problemen verwacht hoeven worden ten aanzien van het inwilligen van het verzoek tot bewijsverkrijging van Nederland?
Deze leden constateren dat de eis van dubbele strafbaarheid niet van toepassing is op de in artikel 14 van het kaderbesluit genoemde feiten. Is het denkbaar dat er een verzoek komt van een ander land aan Nederland om bewijsmiddelen te verstrekken, desnoods onder dwang afgenomen, waarvoor in Nederland geen dwangmiddel ingezet kan worden of waarvoor geen strafbaarheid bestaat? Deze leden denken dan bijvoorbeeld aan een abortus of euthanasie. Voor een ander land zouden dit feiten kunnen zijn die op basis van artikel 14 van het kaderbesluit vallen onder moord en doodslag of zware mishandeling. In Nederland vallen abortus en euthanasie niet onder moord en doodslag, mits voldaan is aan de gestelde voorwaarden. Is het in het algemeen voor het uitvoerende land duidelijk om wat voor misdrijf het gaat of wordt volstaan met een omschrijving, zoals is opgenomen in artikel 14 van het kaderbesluit? Kan Nederland om aanvullende informatie vragen om duidelijkheid te krijgen over de achtergrond van het verzoek en de feiten waarop het verzoek gebaseerd is? Is Nederland in zo’n situatie verplicht om het verzochte bewijs te leveren, zelfs onder dwang verkregen, terwijl in Nederland geen sprake is van een strafbaar feit of een feit waarop een dwangmiddel kan worden toegepast, zoals euthanasie en abortus? Kan worden uiteengezet wat het Europees bewijsverkrijgingsbevel betekent voor de vrouw die de abortus heeft laten plegen en voor de arts die de abortus heeft gepleegd? Is het mogelijk dat een verzoek tot bewijsverkrijging een onderzoek in een abortuskliniek nodig maakt? Is dit onder het voorgestelde kaderbesluit mogelijk of geniet een abortuskliniek ook immuniteit? Zo nee, hoe zal Nederland omgaan met dergelijke verzoeken tot bewijsverkrijging? Zal Nederland dwangmiddelen inzetten ten aanzien van abortusklinieken indien vereist?
De aan het woord zijnde leden merken op dat Duitsland zich het recht heeft voorbehouden om bij sommige in artikel 14 van het kaderbesluit genoemde gevallen toch een toetsing op dubbele strafbaarheid te doen. Heeft Nederland overwogen om een dergelijk voorbehoud te maken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is dit niet opgenomen in het kaderbesluit? Wat heeft de regering doen besluiten het voorbehoud niet door te zetten?
De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel rechtshulpverzoeken met betrekking tot bewijsverkrijging aan Nederland zijn gedaan, hoeveel daarvan door Nederland zijn geweigerd en of deze na implementatie van dit kaderbesluit nog steeds hadden kunnen worden geweigerd.
Deze leden vragen verder in dit kader of er al iets bekend is over de uitkomst van de onderhandelingen met betrekking tot de richtlijn dataretentie.
De leden van de SP-fractie constateren dat het doel van dit kaderbesluit is de strafrechtelijke samenwerking tussen de EU-lidstaten te versterken door voorwerpen, documenten of gegevens die tot bewijs in strafzaken kunnen dienen, maar in andere landen aanwezig zijn, toch te kunnen gebruiken. Deze leden vinden ook dat bewijsmateriaal snel en zorgvuldig veilig gesteld moet worden. Hiertoe wordt het bewijsverkrijgingsbevel geïntroduceerd, waar voorheen gebruik werd gemaakt van een rechtshulpverzoek. Kan de regering uitvoerig toelichten wat nu exact het grote probleem was en is met het traditionele verzoek om rechtshulp. Werden dergelijke verzoeken op grote schaal niet gehonoreerd en genegeerd? Duurde het onredelijk lang? Waren daarbij enkele landen de boosdoener of gebeurde dit grootschalig? Graag ontvangen deze leden een uitvoerige toelichting over de noodzaak van het vervangen van het verzoek in het bevel.
Deze leden hebben er begrip voor dat er afspraken gemaakt moeten worden over het gebruik van standaardformulieren en afspraken over termijnen. Dat zou toch echter ook kunnen met behoud van het traditionele rechtshulpverzoek, dus zonder een bewijsverkrijgingsbevel te introduceren?
De aan het woord zijnde leden constateren dat het beginsel van wederzijdse erkenning weer verder wordt doorgevoerd. De lidstaten worden geacht een zodanig vertrouwen te hebben in elkaars rechtstelsels dat een door een andere lidstaat uitgevaardigd bevel of vonnis blindelings moet worden erkend. Is het met vertrouwen echter niet zo dat je dit moet verdienen? Is het vertrouwen in alle gevallen ten aanzien van alle lidstaten terecht?
De leden van de SP-fractie vinden dat de mogelijkheden een bewijsverkrijgingsbevel te weigeren te beperkt zijn. Zo wordt het vereiste van dubbele strafbaarheid ingeperkt. Had de Nederlandse regering niet meer ruimte om de weigeringsgronden ruimer te implementeren op grond van de richtlijn of is de geboden ruimte niet genomen? Was hier een keuze mogelijk?
Deze leden lezen dat zelfs onderzoeksbevoegdheden mogen worden ingezet die volgens het recht van de uitvoerende lidstaat niet zouden zijn toegestaan. Dit lijkt hen toch erg vreemd. Wat betekent dit nu precies? Betekent dit bijvoorbeeld dat een huiszoeking en het in beslag nemen van documenten op grond van Nederlands recht niet zou zijn toegestaan, maar nu het een verzoek uit een andere lidstaat betreft wel wordt toegestaan? Welke rechtvaardiging kan hiervoor worden gegeven? Hoe worden u-bochtconstructies voorkomen, waarbij toch de benodigde informatie kan worden vergaard?
De leden van de D66-fractie constateren dat het kaderbesluit op 19 januari 2011 diende te zijn geïmplementeerd. Nederland is derhalve te laat. Graag vernemen zij waarom deze termijn niet gehaald is. Welke gevolgen heeft dat voor Nederland? Heeft dit in de op praktijk al problemen opgeleverd?
Reikwijdte van het kaderbesluit
De leden van de VVD-fractie vragen of de voorgestelde wetgeving volledig in lijn is met het kaderbesluit. Als er sprake is van verschillen dan wel aanvullingen verzoeken zij de regering die te benoemen en te verantwoorden.
De leden van de D66-fractie merken op dat in de memorie van toelichting is te lezen dat het afnemen van DNA en vingerafdrukken is uitgesloten van de reikwijdte van het kaderbesluit. Deze leden vragen of vingerafdrukken en DNA die reeds afgenomen en in digitale bestanden opgeslagen zijn wel onder de reikwijdte van het kaderbesluit vallen. Daarnaast vragen zij of ook bedrijfseconomische gegevens onder de reikwijdte van het kaderbesluit vallen.
Bevoegde autoriteiten
De leden van de VVD-fractie merken op dat in de memorie van toelichting wordt ingegaan op de situatie dat een verdachte in het kader van een mini-instructie de rechter-commissaris verzoekt tot het verrichten van onderzoekshandelingen die ertoe strekken bewijs a decharge, dat zich in het buitenland bevindt, te verkrijgen. Deze leden vragen of het wetsvoorstel versterking positie rechter-commissaris (Kamerstuk 32 177), waarbij de mini-instructie komt te vervallen, nog gevolgen heeft voor dit wetsvoorstel.
De leden van de PVV-fractie constateren dat de mogelijkheid bestaat dat de verdachte in het kader van een mini-instructie de rechter-commissaris verzoekt tot het verrichten van onderzoekshandelingen die ertoe strekken bewijs à decharge, dat zich in het buitenland bevindt, te verkrijgen. Deze leden vragen of de regering een toename van deze verzoeken verwacht.
De leden van de D66-fractie merken op dat de regering ervoor kiest om de officier van justitie een centrale rol te geven ten aanzien van het erkennen en ten uitvoerleggen van een Europees bewijsverkrijgingsbevel. Hoe verhoudt dit zich tot het aanhangige wetsvoorstel betreffende de versterking van de positie van de rechter-commissaris? Graag vernemen deze leden een nadere toelichting hierop. Met het wetsvoorstel versterking positie rechter-commissaris wordt de mini-instructie afgeschaft. Welke mogelijkheden heeft de verdachte dan om een om bewijs á decharge dat zich in het buitenland bevindt te verkrijgen?
Het uitvaardigen van een Europees bewijsverkrijgingsbevel
De leden van de SP-fractie constateren dat de eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit worden gesteld. W wie toetst of het inzetten van het bewijsverkrijgingsbevel noodzakelijk is om het doel te bereiken en niet verder gaat dan noodzakelijk? Is dat alleen de uitvaardigende lidstaat? Hoeveel vertrouwen heeft Nederland dat deze toets in andere landen zorgvuldig wordt uitgevoerd en dat niet gemakkelijk wordt gegrepen naar een relatief zwaar middel omdat het uitvaardigen van een bewijsverkrijgingsbevel niet al te veel moeite kost?
De leden van de D66-fractie constateren dat het uitvaardigen van een Europees bewijsverkrijgingsbevel moet voldoen aan de eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit. Wie houdt er toezicht op dat aan deze vereisten wordt voldaan? Wat zijn de gevolgen indien het bewijs niet aan voornoemde vereisten is voldoet? Graag vernemen deze leden een reactie van de regering hierop.
In het Europees bewijsverkrijgingsbevel dient te worden aangegeven waar de voorwerpen of gegevens zich bevinden in de uitvoerende lidstaat. Op welke wijze kunnen de nationale opsporingsautoriteiten dit achterhalen? Welke middelen hebben zij daarvoor?
De uitvoering van een Europees bewijsverkrijgingsbevel
De leden van de VVD-fractie merken op dat in de memorie van toelichting naar aanleiding van het advies van de Raad voor de rechtspraak wordt aangegeven dat een afzonderlijke rechterlijke procedure voor het verlenen van verlof voor de overdracht van voorwerpen, bescheiden of gegevens niet langer passend is binnen het stelsel gebaseerd op wederzijdse erkenning. De Raad voor de rechtspraak heeft geadviseerd dat het vervallen van de verlofprocedure van artikel 552p, tweede lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) niet nodig is op grond van artikel 11 van het kaderbesluit. Deze leden verzoeken de regering hier nader op in te gaan.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat bij onderhavig wetsvoorstel de verlofprocedure ex artikel 552p Sv vervalt. Vloeit deze aanpassing rechtstreeks voort uit het kaderbesluit? Hiermee wordt afgeweken van andere rechtshulpverzoeken, bijvoorbeeld bij een bevel tot bevriezing, waarbij de rechter-commissaris verlof moet verlenen voor de overdracht van de voorwerpen. Deze leden zien niet in waarom in het kader van het Europees bewijsverkrijgingsbevel afgeweken moet worden van de procedure zoals omschreven in artikel 552p Sv met als argumentatie dat dat past bij het beginsel van wederzijdse erkenning. Zij vragen de regering hen te overtuigen van het nut om artikel 552p Sv niet van toepassing te laten zijn op het Europees bewijsverkrijgingsbevel.
Deze leden vragen of het mogelijk is dat een verzoek tot inbeslagneming van voorwerpen of bescheiden van een uitvaardigende lidstaat een voorwerp betreft dat ook onderdeel is van een strafrechtelijk onderzoek in Nederland. Zo ja, hoe wordt dan omgegaan met dit bewijs en is dat een geldige reden om het verzoek van de uitvaardigende lidstaat niet te honoreren?
De leden van de PVV-fractie merken op dat het Europees bewijsverkrijgingsbevel termijnen kent waarbinnen het moet worden erkend en uitgevoerd. Wat zijn de consequenties indien Nederland niet aan die termijnen kan voldoen terwijl niet is voldaan aan één van de in artikel 16 van het kaderbesluit (voorgesteld artikelen 552xx, tweede lid, Sv en 552zz, eerste lid, Sv) genoemde gronden voor uitstel van de erkenning of uitvoering? Begrijpen deze leden het goed dat alleen artikel 15, vierde lid, van het kaderbesluit (voorgestelde artikelen 552yy, zesde lid, Sv en artikel 552aaa, vierde lid, Sv) dan van toepassing is en er dus weinig of /niets veranderd ten opzichte van een rechtshulpverzoek?
De leden van de CDA-fractie merken op dat het aan de lidstaten wordt overgelaten op welke wijze er uitvoering wordt gegeven aan het bevel. Het kaderbesluit beoogt de bestaande procedures voor rechtshulp ten aanzien van voorwerpen, bescheiden en gegevens te vervangen door procedures gebaseerd op het beginsel van wederzijdse erkenning. Op welke wijze wil Nederland uitvoering geven aan het Europees bewijsverkrijgingsbevel? Is er sprake van verschillen met de bestaande procedures?
De leden van de SP-fractie ontvangen graag een reactie op de suggestie van de Raad voor de rechtspraak om een rechterlijke toets te behouden bij het overdragen van voorwerpen, bescheiden of gegevens. Is het afschaffen van de verlofprocedure van artikel 552p Sv wel nodig en wenselijk? Verplicht het kaderbesluit daar eigenlijk wel toe? Volgens de Raad voor de rechtspraak wordt er, door de verlofprocedure buiten toepassing te laten, afgeweken van het Nederlandse stelsel. Waarom gebeurt dit?
Deze leden vragen of het alomvattende rechtshulpverzoek van artikel 21, derde lid, kaderbesluit wel een echt verzoek is dat kan worden geweigerd of dat het ook kenmerken heeft van een bevel. Is de verwachting dat dit goed gaat werken en dat andere lidstaten dit ook op zullen volgen? Zo ja, welke noodzaak is er dan het bewijsverkrijgingsbevel te introduceren?
De leden van de D66-fractie merken op dat een Europees bewijsverkrijgingsbevel niet alleen omvat het verkrijgen van de gevraagde voorwerpen, bescheiden en gegevens, maar tevens de overdracht daarvan aan de uitvaardigende lidstaat. Gaat het hierbij om de originele stukken of kan ook worden volstaan met een kopie? Voorstelbaar is de situatie dat voorwerpen, bescheiden of gegevens voor verschillende zaken, in zowel de uitvaardigende als de uitvoerende lidstaat, als bewijs van belang zijn. Hoe dient hiermee omgegaan te worden? Wat gebeurt er na afronding van het vervolging met de overgedragen voorwerpen, gegevens en bescheiden? Hoe kunnen de rechtmatige eigenaren van de voorwerpen, bescheiden en gegevens deze weer terugkrijgen na afloop van de procedure? Welke lidstaat draagt de kosten voor de overdracht?
Deze leden merken op dat de overdracht van in beslag genomen voorwerpen buiten de reikwijdte van het kaderbesluit valt. Op grond van de huidige regelgeving dient er een verlofprocedure gevolgd te worden om de in beslag genomen voorwerpen te verkrijgen. De regering wil deze procedure afschaffen. De Raad voor de rechtspraak acht de motivering om de verlofprocedure ex artikel 552p, tweede lid, Sv niet van toepassing te laten zijn bij een Europees bewijsverkrijgingsbevel niet overtuigend. Volgens de Raad wordt met het onderhavige wetsvoorstel reeds afgeweken van de regel van artikel 552n, eerste lid, Sv dat een rechtshulpverzoek van een buitenlandse rechterlijke autoriteit in handen wordt gesteld van de rechter-commissaris. Door ook de verlofprocedure van artikel 552p, tweede lid, Sv buiten toepassing te laten bij een Europees bewijsverkrijgingsbevel kunnen deze bevelen voor een belangrijk deel zonder enige betrokkenheid van de Nederlandse rechter worden afgedaan. Artikel 18 van het kaderbesluit biedt juist met het oog op de belangen van derden te goeder trouw ruimte voor een beroep op de rechter in de uitvoerende lidstaat. Nu de erkenning en tenuitvoerlegging bij de officier van justitie komt te liggen, bestaat voor een rechterlijke toets des te meer reden. De aan het woord zijnde leden vinden de reactie van de regering in de memorie van toelichting vooralsnog niet voldoende overtuigend. Waarom gaat de regering hier verder dan noodzakelijk? Zoals aangegeven in de memorie van toelichting, ligt er alweer een nieuw groenboek klaar over dit onderwerp. Waarom wordt hierop vooruitgelopen? Hoe hebben de andere lidstaten dit onderdeel geïmplementeerd? Wat is de bestaande praktijk? Wordt een rechtshulpverzoek vaak afgewezen door de Nederlandse rechter en wat is hier dan de reden voor? Hoe zit dat in andere lidstaten? Is er voldoende zicht op de kwaliteit van de justitiële macht in de EU-lidstaten om te bepalen of er voldoende grond bestaat voor wat betreft alle lidstaten voor wederzijds vertrouwen om de verlofprocedure af te schaffen? Deze leden vernemen gaarne een reactie van de regering op de voorgaande vragen.
Rechtsbescherming
De leden van de PvdA-fractie vragen of de verdachte en/of derden, waarvan bewijsmiddelen worden verzocht, op de hoogte worden gesteld van het verzoek. Zo ja, wanneer en op welke manier?
De leden van de SP-fractie lezen in de memorie van toelichting dat zowel in de uitvoerende als in de uitvaardigende lidstaat rechtsmiddelen moeten openstaan tegen het uitvaardigen, het erkennen en het ten uitvoer leggen van een Europees bewijsverkrijgingsbevel, zij het dat de rechter in de uitvoerende staat geen onderzoek mag doen naar de gronden voor het uitvaardigen van een bevel. De vraag is wat er dan nog over blijft als geen onderzoek mag worden gedaan naar de gronden. Waar kan dan wel onderzoek naar worden gedaan? Hoe effectief is nu deze rechtsbescherming?
Deze leden wijzen op het commentaar van de Raad voor de rechtspraak, waarin wordt verwezen naar ervaringen met het Europees Aanhoudingsbevel, waar andere landen het ook niet altijd zo strikt nemen met het noodzakelijkheidscriterium en de proportionaliteitseis. Terecht dringt de Raad voor de rechtspraak aan op betere rechtsbescherming. Welke ruimte heeft de regering binnen het kaderbesluit om burgers, verdachten maar ook derde belanghebbenden, te beschermen tegen de gevolgen van een in een ander land uitgevaardigd Europees bewijsverkrijgingsbevel?
Bescherming van persoonsgegevens
De leden van de PvdA-fractie vragen het kaderbesluit betekent voor de opslag van gegevens en voorwerpen. Hoe lang mogen gegevens worden bewaard? Wat is er geregeld over het terugsturen van voorwerpen die in beslag zijn genomen ten behoeven van de opsporing, maar die kennelijk geen nut hebben gehad in die opsporing? Zijn de regels voor de opslag van gegevens voor alle lidstaten hetzelfde? Hebben alle lidstaten, die zich hebben aangesloten bij het Europees bewijsverkrijgingsbevel, zich ook akkoord verklaard met het kaderbesluit over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (2008/977JBZ)?
De leden van de D66-fractie constateren dat de regering voor wat betreft de bescherming van de persoonsgegevens verwijst naar het kaderbesluit over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in wetsvoorstel tot wijziging van de Wet politiegegevens en van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie 2008/977/JBZ over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken en de implementatie van het Besluit van de Raad 2009/371/JBZ van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol) (Kamerstuk 32 554). Deze leden zijn gedurende de langlopende onderhandelingen over genoemd kaderbesluit 2008/977/JBZ kritisch geweest over het niveau van bescherming van persoonsgegevens dat door het kaderbesluit werd opgelegd aan de lidstaten. Zij blijven die mening toegedaan en zien implementatie van dat kaderbesluit dan ook als een ondergrens in Europees verband en te laag voor de Nederlandse regelgeving. Zij vragen de regering te blijven ijveren voor verhoging van het beschermingsniveau van de grondrechten van Nederlandse burgers. Biedt het kaderbesluit betreffende het Europees bewijsverkrijgingsbevel ter verkrijging van voorwerpen, documenten en gegevens voor gebruik in strafproceduresmogelijkheden om verdergaande maatregelen te treffen in de nationale regelgeving ten aanzien van de bescherming van de privacy. Is de regering bereid dit nader te onderzoeken? Is bij de totstandkoming van onderhavig wetsvoorstel ook het advies gevraagd van het College bescherming persoonsgegevens? Zo nee, waarom niet? Het is de leden van de D66-fractie onduidelijk hoe de privacy van derden, die worden geconfronteerd met de gevolgen van een Europees bewijsverkrijgingsbevel, is gewaarborgd. Kan de regering dit nader toelichten?
Onderhavig wetsvoorstel en het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet politiegegevens en van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie 2008/977/JBZ over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken en de implementatie van het Besluit van de Raad 2009/371/JBZ van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol) (Kamerstuk 32554) treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Deze leden vragen de regering er zorg voor te dragen dat onderhavig wetsvoorstel niet eerder in werking treedt dan het wetsvoorstel ter implementatie van kaderbesluit 2008/977/JBZ, zodat de privacy gewaarborgd is.
Verhouding tot bestaande instrumenten
De leden van de D66-fractie merken op dat wegens de beperkte reikwijdte van het kaderbesluit de bestaande rechtshulpverdragen een aanvullende rol blijven vervullen in de samenwerking tussen de lidstaten onderling. Om te voorkomen dat twee afzonderlijke procedures gevolgd dienen te worden voor het verkrijgen van bewijs kan er ook een alomvattend rechtshulpverzoek worden gedaan. Betekent dit dat voor de onderdelen van het alomvattend rechtshulpverzoek die onder het Europees bewijsverkrijgingsbevel vallen ook de procedure moet worden gevolgd volgens de rechtshulpverdragen en dat het beginsel van wederzijdse erkenning derhalve niet van toepassing is? Deze leden vernemen graag een reactie van de regering hierop.
Financiële gevolgen
De leden van de PvdA-fractie merken op dat de regering geen substantiële kostenstijging verwacht als dit kaderbesluit zijn beslag krijgt. Op basis van rechtshulpverzoeken die nu worden gedaan wordt geen stijging van het aantal rechtshulpverzoeken verwacht. Betekent dat dat de rechtshulpverzoeken die nu gedaan worden ook gericht zijn op het verkrijgen van bewijsmiddelen en de inbeslagname daarvan? Deze leden kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat het kaderbesluit extra handelingen en inzet vereist van de politie en justitie en een enkele keer van de rechter-commissaris als een dwangmiddel moet worden ingezet. Tevens verwacht de Raad van Korpschefs extra specialisten te moeten aantrekken om de aanvragen tot inbeslagname van digitale gegevensdragers te kunnen verwerken. De regering geeft aan dat deze specialisten ook nodig zijn ten behoeve van de opsporing in Nederland. Hoeveel extra specialisten worden het komende half jaar verwacht ten behoeve van de opsporing in Nederland. Hoeveel het jaar daarna? Wat zijn de kosten hiervan?
De leden van de PVV-fractie merken op dat de strafrechtelijke samenwerking tussen de lidstaten wordt gebaseerd op het beginsel van wederzijdse erkenning. Aangegeven wordt dat bij wederzijdse erkenning geen sprake meer is van een verzoek om bijstand uit een ander land, maar van een bevel dat in een andere lidstaat wordt erkend en ten uitvoer gelegd. De regering verwacht dat het aantal bevelen dat zal worden gedaan ongeveer gelijk zal zijn aan het aantal rechtshulpverzoeken welke nu worden gedaan. Echter, uit de media blijkt dat er nu al te weinig capaciteit is en de stroom van vragen uit het buitenland te groot. Tevens geeft het Openbaar Ministerie (OM) aan dat het verwacht dat de komende jaren het aantal rechtshulpverzoeken uit het buitenland alleen maar toe zal nemen. Met betrekking tot de capaciteit is de regering in de memorie van toelichting al ingegaan op de capaciteit met betrekking tot de digitale specialisten. Deze leden vragen of de regering problemen verwacht met betrekking tot de capaciteit bij de politie en het OM in het algemeen, nu door de wederzijdse erkenning meer sprake is van een verplichte vorm van samenwerking waarbij weigeringsgronden worden ingeperkt en termijnen worden gesteld
De aan het woord zijnde leden vragen of de regering een toename verwacht qua complexiteit van de uitvoeringspraktijk? Welke consequenties heeft deze implementatie voor vorming en opleiding?
De leden van de CDA-fractie merken op dat met de implementatie van het kaderbesluit geen substantiële kostenstijging worden voorzien. Deze leden vragen welke staat de kosten draagt voor het opvragen van de benodigde gegevens. Is er in dit kader ook overwogen dat sommigen staten hier misschien veel vaker gebruik van zullen maken dan andere staten?
Een verzoek voor een Europees bewijsverkrijgingsbevel is een verplichting welke de staten moeten uitvoeren en waar dus voldoende capaciteit van de politie voor beschikbaar moet zijn. Op welke wijze gaat dit ten koste van andere activiteiten van de politie?
De aan het woord zijnde leden merken op dat de Raad van Korpschef heeft aangegeven dat bij veel verzoeken de inzet van digitale specialisten vereist is, welke nu schaars zijn binnen de politieorganisatie. Welke inspanningen worden er verricht om ervoor te zorgen dat er voldoende capaciteit is om voldoende aan verzoeken inzake het Europees bewijsverkrijgingsbevel te kunnen voldoen?
De leden van de SP-fractie zeggen zich zorgen te maken over de capaciteit. Vooral de inzet van digitaal specialisten en financieel rechercheurs is beperkt. De vraag is of, gelet op de afgesproken termijn bij het Europees bewijsverkrijgingsbevel, verzoeken uit andere landen voor zullen gaan op Nederlandse opsporingsonderzoeken. Hoe wordt ervoor gezorgd dat andere landen puur uit gemakzucht of verzamelwoede grote hoeveelheden gegevens en bestanden gaan opvragen uit andere landen die de uitvoerende landen heel veel tijd, geld en mankracht kosten? Ook het College van procureurs-generaal wijst op dit risico. Welke mogelijkheden hebben het Openbaar Ministerie (OM) en de politie hierna nog om eigen afwegingen te maken en prioriteiten te stellen? Hoe wordt voorkomen dat de eigen prioriteiten in de opsporing in het gedrang komen?
De leden van de fractie van D66 vragen of het afschaffen van de verlofprocedure nog positieve gevolgen heeft voor de financiën en de capaciteit van justitie.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat de Raad voor de rechtspraak in zijn advies oppert de uitvoering van een Europees bewijsverkrijgingsbevel te toetsen aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De regering is ervan overtuigd dat de uitvaardigende lidstaat geen disproportionele verzoeken zal doen. Een toets ten aanzien van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit van de uitvoerende staat acht de regering niet nodig. Deze leden vragen of deze vanzelfsprekendheid gebaseerd is op de kennis van het strafrecht in de lidstaten of slechts op het uitgangspunt van wederkerige samenwerking.
De voorzitter van de commissie,
De Roon
De griffier van de commissie,
Nava
Samenstelling:
Leden: Schouten, C.J. (CU), Staaij, C.G. van der (SGP), Arib, K. (PvdA), Çörüz, C. (CDA), Koopmans, G.P.J. (CDA), Vermeij, R.A. (PvdA), ondervoorzitter, Raak, A.A.G.M. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Dibi, T. (GL), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Brinkman, H. (PVV), Roon, R. de (PVV), voorzitter, Toorenburg, M.M. van (CDA), Peters, M. (GL), Recourt, J. (PvdA), Schouw, A.G. (D66), Berndsen, M.A. (D66), Marcouch, A. (PvdA), Helder, L.M.J.S. (PVV), Nieuwenhuizen-Wijbenga, C. van (VVD), Steur, G.A. van der (VVD), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD) en Taverne, J. (VVD).
Plv. leden: Slob, A. (CU), Dijkgraaf, E. (SGP), Bouwmeester, L.T. (PvdA), Bochove, B.J. van (CDA), Sterk, W.R.C. (CDA), Smeets, P.E. (PvdA), Kooiman, C.J.E. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Sap, J.C.M. (GL), Karabulut, S. (SP), Elissen, A. (PVV), Dille, W.R. (PVV), Smilde, M.C.A. (CDA), Voortman, L.G.J. (GL), Spekman, J.L. (PvdA), Dijkstra, P.A. (D66), Pechtold, A. (D66), Kuiken, A.H. (PvdA), Bontes, L. (PVV), Burg, B.I. van der (VVD), Liefde, B.C. de (VVD), Azmani, M. (VVD) en Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32717-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.