32 708 Parlementair onderzoek Economische dimensie verduurzaming voedselproductie

Nr. 6 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 november 2011

U heeft mij gevraagd te reageren op het onderzoeksrapport over de verduurzaming van voedselproductie van Blonk Milieu Advies. Hieronder ga ik in op de belangrijkste conclusies en beleidsaanbevelingen uit het rapport.

Een efficiëntere productieketen

Ik ondersteun de analyse dat de Nederlandse voedselproductieketen economisch succesvol is gebleken door het realiseren van een efficiënte productieketen. Hierdoor is een geleidelijke vermindering van de negatieve effecten op het milieu mogelijk gebleken in de afgelopen decennia. Ik vind dit een mooi voorbeeld van duurzaam produceren: economisch succesvol met een lage milieudruk. Ik onderschrijf eveneens de stelling van Blonk Milieuadvies dat het de taak is van de overheid om minimumnormen vast te stellen en te handhaven.

Verder geeft Blonk Milieuadvies in paragraaf 3.3. aan dat er verschillende mogelijkheden zijn om een verdere verduurzaming van de voedselproductie inhoud te geven. Ik deel deze visie. Echter, Blonk Milieuadvies geeft vervolgens twee richtingen voor duurzaamheid aan: extensivering en intensivering (meer met minder of met meer zorg). Hierbij wil ik graag de kanttekening plaatsen dat beide richtingen naast elkaar kunnen bestaan: de overheid kiest niet voor één variant, beide hebben bestaansrecht en vullen elkaar aan.

Speciale thema’s

Blonk Milieuadvies constateert in paragraaf 4.2 van het hoofdrapport dat er aanvullende beleidsinspanningen nodig zijn om voedselproductie te verduurzamen omdat een aantal thema’s vraagt om extra aandacht en nieuw beleid. Hier worden vier thema’s expliciet genoemd: Accumulatie van zware metalen, het gebruik van antibiotica en de resistentie hiertegen, toenemende aandacht voor dierenwelzijn en de nieuwe aandacht voor Nederlandse voedselproductie door wereldwijde ontwikkelingen (internationale voedselzekerheid). Hieronder reageer ik op elk thema.

Accumulatie van zware metalen

Blonk Milieuadvies stelt dat in nagenoeg alle landbouwgebieden momenteel accumulatie van zware metalen in de bodem plaatsvindt. Als echter wordt gekeken naar de jaarlijkse netto belasting van landbouwgrond in Nederland, dan is er tussen 1980 en 2009 een afname waarneembaar in de belasting met koper van 70 procent, met zink van 51 procent en bij cadmium is er sprake van een daling van circa 90 procent1. Deze ontwikkelingen zijn onder andere het gevolg van regelgeving: medio 2000 zijn de normen voor het toevoegen van koper en zink in mengvoeders verscherpt. Ten opzichte van 2000 is de netto belasting met koper en zink afgenomen met circa 45 procent. Ook worden bij de kunstmestproductie schonere grondstoffen toegepast.

Zware metalen in veevoer

Het gehalte van metalen in dierlijke mest wordt grotendeels bepaald door het gehalte daarvan in het gebruikte veevoer. Om uiteindelijk te streven naar een verlaging van het gehalte van zware metalen in met name varkensvoer, is twee jaar geleden opdracht gegeven aan de WUR de minimum behoefte van vleesvarkens aan koper en zink te onderzoeken. Hieruit blijkt dat het mogelijk is de gehalten aan zware metalen naar beneden bij te stellen. Het maximumgehalte in diervoeder wordt op Europees niveau vastgesteld. Daarom zal ik deze resultaten inbrengen bij het Europees overleg dat binnenkort zal plaats vinden.

Antibioticagebruik in de veehouderij

Er ligt inderdaad een belangrijke uitdaging bij de veehouderij om het gebruik van antibiotica fors te reduceren. Onzorgvuldig gebruik van antibiotica kan versneld leiden tot het ontstaan van antibioticaresistentie. Dit is een risico voor de volks- en diergezondheid. De minister van VWS en ik hebben in onze brief van 8 december 2010 (TK 29 683, nr. 65) onze aanpak toegelicht om te komen tot een vermindering van het antibioticagebruik in de veehouderij van 50% in 2013 ten opzichte van 2009. Bij brief van 24 oktober 2011 (TK 29 683, nr. 105) hebben wij u geïnformeerd over de voortgang van onze aanpak.

Dierenwelzijn

Het thema dierenwelzijn staat al enkele jaren hoog op de verduurzamingsagenda van de veehouderijketen. Belangrijke aspecten van deze agenda zijn het geven van voldoende ruimte – zodat er uiting gegeven kan worden aan natuurlijk gedrag – en passende voeding. Zoals terecht opgemerkt door Blonk milieuadvies kan meer ruimte voor dieren ook een milieueffect hebben. Innovatieve stal- en houderijsystemen kunnen met beide aspecten rekening houden en daardoor een licence to produce behouden. De afgelopen jaren heeft de keten al succesvolle marktconcepten gemaakt die een groeiende omzet laten zien.

Internationale voedselzekerheid

Het internationale perspectief wordt bij de voedselproductie- en consumptie steeds belangrijker. In het regeringsbeleid wordt prioriteit gegeven aan de aanpak van honger in de wereld en het vergroten van de voedselzekerheid.

Voedselzekerheid en verduurzaming van agrogrondstoffenstromen zijn inmiddels op hoofdlijnen verankerd in het beleid van EL&I, het beleid voor ontwikkelingssamenwerking en in de plannen van de topsectoren Agrofood en Tuinbouw en Uitgangsmateriaal. Wat voedselzekerheid betreft spreken beide topsectoren stevige ambities uit: de kennis en kunde van de Nederlandse agribusiness staat ter beschikking om de regionale  en lokale voedselproductie te versterken, waardoor onder andere een bijdrage geleverd kan worden aan een grotere opbrengst per hectare landbouwgrond. Dit vergroot niet alleen het aantal aantrekkelijke productielocaties voor Nederlandse ondernemers, maar vergroot ook de afzetmarkt.

Kwantificeren van externe kosten

In paragraaf 5.3 heeft Blonk Milieuadvies geprobeerd de externe kosten van varkensvlees en zuivel te kwantificeren. Hierbij zou ik enkele kanttekeningen willen plaatsen. Ten eerste zitten in deze schattingen grote onzekerheden. Daarnaast wordt er voor het meest onzekere deel van de kosten (dierenwelzijn) gebruik gemaakt van de mogelijke betalingsbereidheid van consumenten. Deze willingness-to-pay schattingen kennen veel methodologische problemen. De bruikbaarheid voor beleid van deze berekeningen lijkt momenteel dan ook gering. In hoofdstuk 7 concludeert Blonk Milieuadvies terecht dat «het thans niet mogelijk is om met zekerheid een reële prijs van voedsel te bepalen, omdat niet alle externe kosten kunnen worden gekwantificeerd

Publiek Private Samenwerkingen

Blonk Milieuadvies stelt in paragraaf 6.3 dat verduurzaming van voedselproductie een innovatieopgave is die zich bij uitstek leent voor een aanpak via Publiek Private Samenwerkingen (PPS). Geadviseerd wordt een aantal lessen, geleerd uit eerdere innovatieprogramma’s, in acties om te zetten. Het kabinet maakt zich sterk voor innovatie in topsectoren. Partners uit de gouden driehoek zijn bezig innovatiecontracten op te stellen, die partijen uit de hele kennisketen inhoudelijk en financieel committeren. Het kabinet heeft partijen gevraagd om voorstellen te ontwikkelen voor Topconsortia voor Kennis en Innovatie, die voortbouwen op succesvolle initiatieven. In deze topconsortia zal er door meerdere partijen samengewerkt worden aan onderzoek en valorisatie op innovatiethema’s over de gehele keten. Ervaringen, zoals verwoord in de analyse van Blonk Milieuadvies, zullen daarin worden meegenomen.

Ter afsluiting

Tot slot zie ik enige relatie met de rapporten van de heer Alders (Van mega naar beter) en de commissie Van Doorn (Verbond van Den Bosch: alle vlees duurzaam in 2020). In mijn reactie op deze rapporten zal ik ook ingaan op de milieuaspecten.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker


X Noot
1

CBS (2011) StatLine: Zware metalen op landbouwgrond, Den Haag/Heerlen.

Naar boven