32 708 Parlementair onderzoek Economische dimensie verduurzaming voedselproductie

Nr. 12 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 januari 2012

Ik heb met belangstelling kennisgenomen van de eindnotitie van de klankbordgroep «Economische dimensie verduurzaming voedselproductie». In mijn reactie op de notitie beperk ik mij tot enkele hoofdlijnen, omdat ik in een eerdere brief al uitgebreid ben ingegaan op het onderzoeksrapport van Blonk Milieu Advies (TK 32 708, nr. 6).

In de notitie beschrijft de klankbordgroep dat ketensamenwerking van groot belang is om de voedselketen stap voor stap te verduurzamen. Ik ben het eens met deze opvatting. In mijn visie op de intensieve veehouderij (TK 28 973, nr. 85) heb ik hier ook op gewezen. Tijdens de begrotingsbehandeling van EL&I op 14 december jl. heb ik een regiegroep duurzaamheid aangekondigd die deze ketensamenwerking zal stimuleren. Ik zal hierbij rekening houden met de motie Wiegman / Van Veldhoven (TK 33 000 XIII, nr. 133).

Verder zagen veel deelnemers aan de rondetafelgesprekken een ondersteunende rol voor de overheid bij innovaties op het gebied van duurzame voedselproductie. Het kabinet geeft deze rol vorm via het beleid voor de topsectoren, zoals ook is aangegeven in de brief van 13 september jl. (TK 32 637, nr. 15).

De verantwoordelijkheid voor consumentenbeïnvloeding ligt in eerste instantie bij het bedrijfsleven zelf. De rol van de overheid bij het vergroten van consumentenbewustzijn en gedragsverandering acht ik beperkt en met name gericht op voedselveiligheid. Ik vind dat consumenten hun eigen afweging moeten maken op basis van betrouwbare informatie. De overheid draagt bij aan deze informatievoorziening via het Voedingscentrum. Ook ben ik bereid om initiatieven te ondersteunen die leiden tot meer transparantie in de markt en tot standaardisering van duurzaamheidsinformatie. Het Informatie Systeem Verduurzaming Voedsel (ISVV) dat een initiatief is van het Platform Verduurzaming Voedsel, is daar een voorbeeld van. Ik heb u hierover eerder per brief geïnformeerd (TK 31 532, nr. 71).

Ik ben het eens met de constatering dat transport van voedsel slechts een beperkt deel uitmaakt van de totale ecologische voetafdruk en dat regionalisering niet dé oplossing is voor verduurzamingsvraagstukken. Belangrijker is om de productieprocessen te verduurzamen, zowel in Nederland als in andere landen.

Ten slotte wil ik opmerken dat het op een juist niveau monetair vaststellen van alle externe kosten van een product zeer complex is. Dit maakt het moeilijk om bijvoorbeeld via een heffing externe kosten op een juist niveau in de prijs tot uitdrukking te laten komen. De Europese Commissie heeft in de Mededeling over het stappenplan voor een efficiënt hulpbronnengebruik in Europa het onderwerp van externe kosten ook op de agenda gezet en ik wacht die discussie met belangstelling af.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

Naar boven