32 698 Hoogwaterbeschermingsprogramma

Nr. 30 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 9 november 2016

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Milieu over de brief van 27 september 2016 inzake de Tiende voortgangsrapportage tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (Kamerstuk 32 698, nr. 29).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 8 november 2016. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van Dekken

De adjunct-griffier van de commissie, Jansma

Vraag 1

Wordt de 5%-regeling toegepast voor kwaliteitsbevordering en cultuur(historie)?

Antwoord 1

Ik ben niet bekend met het bestaan van de «5%-regeling voor kwaliteitsbevordering en cultuur(historie)». Indien u refereert naar de herberekening van 5% van het totaal van de projectramingen van de lopende projecten en de raming van de programmakosten, die genoemd wordt in paragraaf 5.4 van de tiende voortgangsrapportage, dan is mijn antwoord nee. De 5% onvoorziene risicoreservering wordt ingezet voor de financiële dekking van de opgetreden programmarisico’s. Kwaliteitsbevordering en cultuur(historie) vallen hier buiten.

Vraag 2

De geplande dijkversterking bij Texel Oudeschild in 2023 zou niet aan nieuwe normen voldoen. Daarom is er ingestemd met aanpassingen zodat de versterking aan nieuwe wettelijke veiligheidseisen voldoet. Hoe verhoudt deze beslissing zich tot het gebrek aan daadkracht voor wat betreft aanpassingen om de veiligheid en toekomst van het NIOZ-instituut te garanderen?

Antwoord 2

De geplande werkzaamheden bij Texel Oudeschild en de situatie bij het NIOZ-instituut zijn beide gerelateerd aan het project Dijkversterking Waddenzeedijk Texel, maar betreffen een andere dijksectie binnen het project. Voor het ontwerp van sectie Zeedijk Oudeschild heb ik besloten om te anticiperen op de nieuwe normen. Uit de consequentieanalyse bij de dijksectie nabij het NIOZ-instituut bleek dat er geen noodzaak is tot aanpassing aan de nieuwe wettelijke waterveiligheidsnormen.

Vraag 3

Welke ruimte geeft de toevoeging van twee derde van de vrijval uit het programmabudget HWBP-2 aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma en toevoeging van een derde van HWBP-2 aan het Deltafonds? Tot welke nieuwe ontwikkelingen zal dit leiden?

Antwoord 3

De toevoeging aan het HWBP geeft de mogelijkheid om meer afgekeurde primaire waterkeringen te programmeren voor versterking. Het deel voor het Deltafonds wordt aangewend voor onder andere de waterveiligheidsopgave binnen het Deltafonds. Er is nog geen besluit genomen hoe de extra programmaruimte wordt ingezet. Hierover zal op de gebruikelijke manier worden besloten (via begroting en MIRT).

Vraag 4

Wat zijn de consequenties van de nieuwe normen van de Waterwet?

Antwoord 4

Voor de HWBP-2 projecten is de vigerende normering het uitgangspunt. Bij die projecten waarbij de goedkeuring van het projectplan Waterwet plaatsvindt na 1-1-2017 (de datum waarop naar verwachting de nieuwe normen in werking zullen treden), zal van de nieuwe normen worden uitgegaan. De projectplannen voor de Markermeerdijken en Texel Prins Hendrikzanddijk worden in 2017 vastgesteld. Daarom worden hierbij de nieuwe waterveiligheidsnormen toegepast.

Voor de projectplannen die voor het einde van 2016 worden vastgesteld, zijn gedurende de planuitwerking regelmatig consequentieanalyses uitgevoerd. De conclusie is dat bij geen van deze projecten de noodzaak van de versterking door de nieuwe normering ter discussie staat en dat er bij deze projecten geen sprake bleek van grote verschillen in versterkingsopgave. Enkel bij Texel Oudeschild bleek eind juni uit de consequentieanalyse dat met het gehanteerde ontwerp niet aan de nieuwe normen in 2023 voldaan zou worden. Dit was een onwenselijke situatie. Door een kleine aanpassing van het ontwerp voldoet deze dijk straks ook in 2023 aan de nieuwe normen.

Vraag 5

Van hoeveel overprogrammering is er sprake?

Antwoord 5

Er is geen sprake van overprogrammering bij het HWBP-2. Alleen het Deltafonds als onderdeel van de begroting kent overprogrammering, deze is niet toegerekend naar specifieke programma’s of projecten.

Vraag 6

Wat is de belangrijkste opgave van het Hoogwaterbeschermingsprogramma in de tweede helft van 2016?

Antwoord 6

Naar verwachting worden voor het einde van het jaar de projectplannen Waterwet voor de projecten Den Oever en Houtribdijk vastgesteld. Daarnaast worden de projecten West Zeeuws-Vlaanderen en Keersluis Meppelerdiep opgeleverd. In tabel 4 van de VGR10 is een totaaloverzicht van de openstaande opgaven van het HWBP-2 weergegeven.

Vraag 7

Hoe kan de oplossing voor inperking van de gevolgen van wateroverlast in de toekomst worden gevonden in een gezamenlijke aanpak met het Rijk, gemeenten en particulieren? Hoe kan de afdeling slootverfraaiing van de verschillende waterschappen hierin ook worden meegenomen, gezien het feit dat hun focus meer bij natuur dan bij waterafvoer ligt?

Antwoord 7

Vanuit het HWBP-2 wordt de waterveiligheidsopgave, binnen de kaders van sober, robuust en doelmatig, volledig gesubsidieerd. Het bestrijden van wateroverlast en het verfraaien van sloten behoort niet tot de scope van het HWBP-2. Indien blijkt dat een gezamenlijke aanpak met het HWBP-2 opportuun is, kan dit eventueel in de vorm van een meekoppelkans worden uitgewerkt. Meekoppelkansen worden niet door het Rijk gefinancierd en zullen op basis van cofinanciering door derden meegenomen worden.

Vraag 8

Kunt u meer voorbeelden noemen van innovatieve oplossingen?

Antwoord 8

Binnen het HWBP-2 is sprake van verschillende soorten innovaties zoals op het gebied van techniek, samenwerking met de markt en meekoppelen. Voorbeelden van technische innovaties zijn de flexibele kering die nu in het oude centrum van Spakenburg wordt gerealiseerd en de beperking van de corrosietoeslag bij damwanden. De uitvoeringsalliantie Markermeerdijken is een voorbeeld van een andere samenwerkingsrelatie met de markt. Voorbeeldprojecten met meekoppelen zijn de duinversterking Katwijk (met parkeergarage onder het duin), en in Zeeuws-Vlaanderen bij de deelprojecten Waterdunen (natuur- en recreatiegebied) en Cadzand (aanleg jachthaven).

Vraag 9

Hoe lang is de oplevering van het project West-Zeeuws Vlaanderen vertraagd als gevolg van de gevonden zeemijnen?

Antwoord 9

De oplevering van het project zal in het vierde kwartaal van 2016 plaatsvinden. De vertraging van de mijlpaal einde realisatie komt daarmee op tien maanden. Het project West Zeeuws-Vlaanderen was in juni 2016 wel al kustveilig.

Vraag 10

Wat zijn de budgettaire gevolgen van de aanpassing van de ontwerpdijkversterking Texel Oudeschild?

Antwoord 10

Het gaat ten opzichte van het totaalbudget om relatief geringe meerkosten, welke binnen de subsidiebeschikking van het project kunnen worden opgevangen.

Vraag 11

Wat is het toetsingskader voor het toepassen van innovatieve oplossingen?

Antwoord 11

Projectinnovaties maken deel uit van de toets op sober, robuust en doelmatig. Innovaties dienen een meerwaarde voor het desbetreffende project te hebben. Daarnaast biedt het HWBP-2 ruimte voor project-overstijgende innovaties, die kunnen bijdragen aan het doelmatig investeren in hoogwaterbescherming. Dit sluit aan bij het advies van de Topsector Water.

Vraag 12

Wat houdt de uitspraak «bij Houtribdijk [wordt] de markt uitgedaagd tot optimalisatie van de planning» precies in? Hoe wordt de markt bij gesprekken en besluitvorming betrokken? Waar is de verwachte vertraging van een half jaar voor zowel de Waddenzeedijk Texel, Lekdijk-KIS als Houtribdijk op gebaseerd?

Antwoord 12

Bij het project Houtribdijk worden inschrijvende partijen gestimuleerd om een betrouwbare planning in te dienen. Dit weegt sterk mee in het bepalen van het gunningsbesluit. De afgelopen verslagperiode is bij het project Houtribdijk een vertraging opgelopen door de analyse van de impact van nieuwe normering en door de extra tijd die nodig was voor het aanpassen van de aanbestedingsdocumenten.

Voor het project Lekdijk-KIS is de eerder opgelopen vertraging in grondverwerving en verlegging van kabels en leidingen niet geheel ingelopen. Voor een beperkt gedeelte is hierdoor de eindoplevering vertraagd.

Voor het project Waddenzeedijk Texel is in eerdere prognoses niet voorzien in de doorlooptijd voor de resterende inrichtingswerkzaamheden en het proces van eindoplevering na het realiseren van de waterveiligheidsdoelstelling.

Vraag 13

Wat verklaart de daling van de financiële waarden van de risico’s op programmaniveau met 9 miljoen euro (van 126 naar 117 miljoen euro)?

Antwoord 13

Er zijn in de verslagperiode projecten opgeleverd door opdrachtnemers, waardoor onbenoemde programmarisico’s met twee miljoen euro zijn afgenomen. De benoemde risico’s op programmaniveau zijn met zeven miljoen euro afgenomen door de herwaardering van risico’s en de voortgang in de projecten.

Vraag 14

Hoe kan de veiligheidsopgave en/of de projectscope snel worden gedestilleerd uit de voorgenomen maatregelen?

Antwoord 14

De veiligheidsopgave van de projecten is opgenomen in hoofdstuk 3 van de basisrapportage (Kamerstuk 2011D46316). De scopewijzigingen zijn in de voortgangsrapportage gerapporteerd.

Vraag 15

Kan een overzicht worden gegeven van de partijen die betrokken zijn bij intensieve afstemming en communicatie inzake risicomanagement?

Antwoord 15

Er vindt intensieve afstemming plaats tussen het programmabureau van het HWBP-2 en de afzonderlijke projectteams bij de beheerders die de projecten uitvoeren. De beheerders bespreken de risicodossiers van de projecten met hun opdrachtnemers. Op programmaniveau vindt afstemming over de risico’s plaats binnen IenM en met de beheerders.

Vraag16

Wat wordt er bedoeld met «voor het programma kritische tijdpad»?

Antwoord 16

Het HWBP-2 heeft een doorlooptijd tot en met 31 december 2017. Uw Kamer is reeds geïnformeerd dat een beperkt aantal projecten dan nog niet is afgerond. De projecten met een verwachte oplevering in de tweede helft van 2017 of later, worden «tijd kritisch» genoemd. De planning van deze projecten wordt met extra aandacht gevolgd.

Vraag 17

Kan met betrekking tot het totaal van 19 programma's die risico's met temporele gevolgen hebben, worden aangegeven welke projecten dit zijn en ook welke projecten meerdere risico’s met zich meebrengen?

Antwoord 17

De programmabrede hoofdlijnen voor (beheersing van) de risico’s met gevolgen voor tijd maak ik voor u inzichtelijk in de Voortgangsrapportage (VGR). In tabel 5 van de worden de vijf toprisico’s binnen het programma met gevolgen in tijd aangegeven. Deze toprisico’s spelen bij acht projecten.

Het gaat hier veelal om projecten die nog in realisatie zijn. Het betreft operationele informatie met een direct verband met financiële risico’s. Ik kan uw Kamer geen details op projectniveau geven. Dit is in lijn met de afspraken over informatievoorziening Infrastructuur en Milieu (Kamerstuk 27 625, nr. 195).

Vraag 18

Hoe groot is het risico dat het projectplan Waterwet niet onherroepelijk wordt met als consequentie dat nog meer projecten met vertraging te maken krijgen?

Antwoord 18

Voor drie projecten moet het projectplan nog worden vastgesteld en goedgekeurd. Voor één project is het plan nog niet onherroepelijk. Het is nu nog niet te zeggen of dit tot vertraging leidt. De planning van deze projecten heeft extra aandacht van beheerders en het programmabureau.

Vraag 19

Hoe vaak zijn ruimtelijke ordeningsprocedures de oorzaak voor vertraging van projecten?

Antwoord 19

Slechts in uitzonderlijke situaties hebben ruimtelijke procedures tot vertraging van projectplannen geleid. In die gevallen leidt dat overigens niet automatisch tot een vertraagde oplevering van het project.

Vraag 20

Hoe kan er op lokaal niveau in de toekomst beter en gerichter worden geanticipeerd op de verlegging van kabels en leidingen, iets wat nu nog veel problemen oplevert?

Antwoord 20

De opgedane kennis en ervaring met verleggen van kabels en leidingen worden in het HWBP-2 en HWBP actief gedeeld. Ook de beheerders van kabels en leidingen worden daarbij betrokken.

Vraag 21

Kan met betrekking tot het totaal van 13 programma's die risico's met financiële gevolgen hebben, worden aangegeven welke projecten dit zijn en ook welke projecten meerdere risico’s met zich meebrengen?

Antwoord 21

De programmabrede hoofdlijnen voor (beheersing van) de risico’s met gevolgen voor geld maak ik voor u inzichtelijk in de Voortgangsrapportage (VGR). Uit de VRG (tabel 6) blijkt dat er in totaal zeven projecten zijn met toprisico’s met gevolgen voor geld. In lijn met mijn antwoord op vraag 17 stel ik geen (financiële) informatie op projectniveau beschikbaar.

Vraag 22

Hoe komt het dat het aandeel onbenoemde risico’s (75 miljoen euro) aanzienlijk hoger is dan het aandeel benoemde risico’s (42 miljoen euro) van de totale financiële omvang van risico’s van 117 miljoen euro? Kunt u deze onbenoemde risico’s toelichten?

Antwoord 22

De onbenoemde programmarisico’s bedragen vijf procent van de raming van de nog lopende projecten- en programmabureaukosten. Benoemde programmarisico’s worden geïnventariseerd en geprijsd vanuit de kans dat projectrisico’s hun effect zouden kunnen hebben op programmaniveau.

Vraag 23

Hoe kan de vrijval van 327 miljoen euro in de begroting worden verklaard?

Antwoord 23

De vrijval van 327 miljoen euro is de ruimte tussen het programmabudget 3,051 miljard euro en de programmaraming VGR9 van 2,724 miljard euro.

Naar boven