32 698 Hoogwaterbeschermingsprogramma

Nr. 22 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 9 juni 2015

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Milieu over de brief van 1 april 2015 inzake de zevende voortgangsrapportage (VGR7) van het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2) met peildatum 31 december 2014 (Kamerstuk 32 698, nr. 21).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 8 juni 2015. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van Dekken

Adjunct-griffier van de commissie, Jansma

Vraag 1

Wat is de omvang van het budget van het Hoogwaterbeschermingsprogramma-2 (HWBP-2) dat naar het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma wordt overgeheveld?

Antwoord 1

De totale omvang van het budget van HWBP-2 dat bij afronding van het programma zal worden overgeheveld is op dit moment nog onbekend. De grondslag van de huidige overheveling wordt gevormd door de «harde projectmeevallers» (meevallers van afgerekende projecten), waarbij ik op dit moment vooruitkijk tot eind 2016. Op basis van de cijfers van VGR-7 ben ik voornemens om bij ontwerpbegroting 2016 (conform indicatie bij VGR-6) 150 miljoen euro aan het budget van HWBP-2 te onttrekken. In het kader van de financiering van de nieuwe waterveiligheidsnormen heb ik op 18 juni 2014 met de Unie van Waterschappen afgesproken om eventueel vrijvallende middelen uit het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma tot 2028 naar rato van de bijdrage van Rijk en waterschappen toe te voegen aan het budget voor het nieuwe hoogwaterbeschermingsprogramma om zo het investeringsniveau van het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma stapsgewijs te verhogen. Per saldo komt dat nu neer op 100 miljoen euro ten bate van het Hoogwaterbeschermingsprogramma en 50 miljoen euro ten bate van de waterveiligheidsopgave binnen het Deltafonds.

Vraag 2

Hoe worden de in de voortgangsrapportage genoemde risico’s nu precies beheerst?

Antwoord 2

Voor de beheersing van risico’s binnen het programma worden drie niveaus onderscheiden: (1) risico’s op projectniveau (2) risico’s op projectniveau die het programma raken en (3) risico’s op het programmaniveau. Voor de eerste twee niveaus ligt het initiatief voor (project specifieke) beheersing bij de keringbeheerders. Het programmabureau ondersteunt daarbij met name via programmabrede analyses, organisatie van kennisuitwisseling (best practices) en gerichte facilitatie (inbreng van kennis). Voor risico’s op programmaniveau worden risicosessies georganiseerd, waarna voorstellen voor beheersing worden geïmplementeerd. Het initiatief hiervoor ligt bij het programmabureau.

Vraag 3

Bij welke projecten zijn de financiële risico’s groter geworden en wat is de financiële waarde van de toename van het risico per project?

Antwoord 3

In totaal is de financiële waarde van de projectrisico’s in de verslagperiode (ten opzichte van VGR 6) toegenomen met 32 miljoen euro (zie tabel 11 in VGR7). De financiële waarde van de risico’s neemt voortdurend af. VGR6 laat echter een te forse daling zien, omdat daar ten onrechte een modelmutatie heeft plaatsgevonden die bij VGR7 weer is gecorrigeerd. Daarmee is VGR7 weer vergelijkbaar en consistent met VGR5.

Vraag 4

Kunt u een overzicht geven van de mutaties van de financiële waarde van de risico’s op projectniveau vanaf de vorige (zesde) voortgangsrapportage?

Antwoord 4

Het gaat hierbij veelal nog om projecten die in realisatie zijn en dus om informatie omtrent de financiële projectrisico’s in de ramingen. In lijn met hetgeen is opgenomen in de uitgangspuntennotitie (Kamerstuk 27 625 nr. 195) voor informatievoorziening rond dit programma aan uw Kamer stel ik geen financiële informatie op projectniveau beschikbaar. Bij het HWBP2 komt het projectbudget namelijk grosso modo overeen met de aanbestedingssom en dit betreft marktgevoelige informatie.

Vraag 5

Klopt het dat nieuwe inzichten, technieken en bijgestelde normen alternatieven bieden die minder ingrijpend zijn voor de Zuyderzeedijk? Zo ja, wordt hier nog door u naar gekeken?

Antwoord 5

Ja. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier maakt zoveel mogelijk gebruik van nieuwe inzichten en kennis bij de dijkversterking, zoals resultaten van het onderzoek Dijken op veen of het toepassen van het concept oeverdijk. Daarnaast wordt nauwlettend vinger aan de pols gehouden bij nieuwe ontwikkelingen zoals innovatieve oplossingen. Verder wordt een impactanalyse uitgevoerd naar consequenties van de nieuwe normering op dit project. Tot slot zijn er recent twee inhoudelijke sessies met de regionale adviesgroep geweest over nut en noodzaak van de dijkversterking. Naar aanleiding daarvan heb ik met HHNK en de adviesgroep uit de omgeving afgesproken om aanvullend onderzoek te doen naar het mogelijke effect van pompen (op de Houtribdijk en/of Afsluitdijk) op de benodigde mate van dijkversterking.

Vraag 6

Hoe staat de prijspeilverhoging van het projectbudget van € 7,5 miljoen in verhouding tot de prijspeilverlaging bij individuele projecten van de projectraming van € 3 miljoen? Waarom wordt er gewerkt met verschillende prijspeilen bij individuele projecten?

Antwoord 6

Het Rijk indexeert zijn budgetten middels de Index Bruto Overheidsinvesteringen (IBOI). Jaarlijks vindt binnen het kabinet besluitvorming plaats over het al dan niet uitkeren van de middelen die bij het Ministerie van Financiën beschikbaar zijn voor de indexatie van budgetten. Voor de indexatie voor het jaar 2014 heeft het kabinet besloten de beschikbare middelen voor indexatie deels toe te kennen aan de departementen. Ingevolge dit besluit is vervolgens het programmabudget van het HWBP-2 met € 7,5 miljoen verhoogd. De ramingen van projecten binnen het HWBP-2 zijn echter afhankelijk van de prijsontwikkeling in de desbetreffende markt. De prijsontwikkeling in de desbetreffende markt kan in enig jaar afwijken (zowel positief als negatief) van de IBOI. In 2014 was sprake van een negatieve prijsontwikkeling in de markt waarin de HWBP-2 projecten zich begeven, hetgeen per saldo heeft geresulteerd in een verlaging van de projectramingen met € 3 miljoen.

Vraag 7

Hoeveel geld wordt er precies geïnvesteerd in collegiale reviews en het uitwisselen van kennis en ervaring?

Antwoord 7

De investering in collegiale reviews en het uitwisselen van kennis en ervaring binnen het programma zijn investeringen in tijd door medewerkers bij beheerders en het programmabureau. Dit is onderdeel van de kosten voor het programmabureau (5M€ per jaar in totaal), waarop binnen het programma niet specifiek op activiteitenniveau wordt gerapporteerd.

Vraag 8

Welke problemen spelen er nu op het gebied van grondwerving en kabels en leidingen? Hoeveel extra kosten zijn hiermee gemoeid?

Antwoord 8

Het niet tijdig beschikbaar krijgen van gronden alsmede het niet tijdig verlegd krijgen van kabels en leidingen door onder andere het moeten doorlopen van intensieve procedures en onderhandelingen met derden vormen de kern van de risico’s. Het betreft hier, zoals gerapporteerd in de VGR, primair een tijdsrisico. Per project of locatie kan deze problematiek zeer divers en specifiek van aard zijn. Het is niet mogelijk op projectniveau onderscheid te maken tussen reguliere kosten voor grondverwerving en kabels en leidingen en extra kosten ten behoeve van de risicobeheersing hieromtrent, omdat dit niet wordt geregistreerd.

Vraag 9

Kunt u uw verwachting nader toelichten dat het mogelijk is om in zes jaar tijd (uiterlijk 2021) nog 64% van het totaal aantal kilometers dijkverzwaring te realiseren? Dit gegeven het feit dat het zeven jaar heeft geduurd om de huidige dijkverzwaring te realiseren? Hoe staat dit in verhouding tot het feit dat de meeste planningsrisico's liggen bij nog af te ronde grote en complexe projecten?

Antwoord 9

De dijkversterkingen binnen HWBP-2 zijn complexe ruimtelijke projecten die veelal een forse inspanning en doorlooptijd in de planuitwerking kennen alvorens tot uitvoering kan worden overgegaan. De afgelopen zeven jaar is hier hard aan gewerkt, met als resultaat dat voor 81 van de 88 projecten de planuitwerking afgerond is en realisatie voor deze projecten gereed of gestart is. Eind 2017 is conform de vigerende planning circa 275 kilometer gerealiseerd. Hier wordt ook scherp op gestuurd. Het dan nog resterende aantal kilometers betreft met name nog de projecten Houtribdijk, Markermeerdijken Hoorn – Edam – Amsterdam en Dijkversterking Texel (circa 74 kilometer). Ik realiseer mij dat aan deze projecten (alle nu nog in de planfase) planningsrisico’s zijn verbonden. Ik maak mij samen met de beheerders sterk voor afronding van deze projecten uiterlijk in 2021. De tot op heden opgedane ervaringen binnen het programma worden hierbij benut.

Vraag 10

Is 233,7 kilometer dijkversterking een haalbare doelstelling?

Antwoord 10

Ja, met de huidige inzichten is dit het geval. Zie ook het antwoord op vraag 9.

Vraag 11

In hoeverre bent u samen met de regio rondom Marken in gesprek over crisisbeheersing in geval van een overstroming?

Antwoord 11

De veiligheidsopgave voor Marken wordt opgepakt binnen een pilot Meerlaagsveiligheid. Deze pilot geeft aandacht aan de drie lagen voor waterveiligheid, waaronder de crisisbeheersing. In dit licht worden er gestructureerd gesprekken gevoerd met onder meer de veiligheidsregio, de gemeente en de provincie.

Vraag 12

Wat zijn de financiële gevolgen van het meenemen van het koppelstuk bij de IJsselmeerdijk waardoor er een extra jaar nodig is voor de uitvoering?

Antwoord 12

Het koppelstuk maakt onderdeel uit van het nieuwe HWBP en wordt ook vanuit dat programma gefinancierd. Het meenemen van het koppelstuk in dit project levert een financieel voordeel op van circa 1 miljoen euro voor beide programma’s samen. Daarnaast wordt de overlast voor de omgeving beperkt.

Vraag 13

Wat heeft voor ernstige verontreiniging gezorgd in de Waddenzeedijk Friese Kust? Kan dit probleem ook in andere dijken voorkomen en zo ja, wat zijn dan de extra kosten voor het toepassen van een Elastocoast?

Antwoord 13

De verontreiniging met creosootolie werd veroorzaakt door een teenschot, aangelegd bij de bouw van de dijk in de jaren 70. Bij de aanleg werd gebruik gemaakt van gecreosoteerde palen. Deze constructie is veel toegepast bij de dijkenbouw. Tot dusverre is dit probleem nog niet bij andere dijkversterkingen binnen het programma opgetreden, maar dit is wel mogelijk. Generiek kan er geen uitspraak gedaan worden over mogelijke oplossingen of kosten die dit met zich meebrengt.

Vraag 14

Klopt het dat de Markermeerdijken nog niet zijn goedgekeurd? Waarom niet? Wat is hier de planning voor?

Antwoord 14

Dit klopt. Het projectplan wordt pas opgesteld nadat in de alliantie tussen HHNK en een private partner het definitieve ontwerp is bepaald. Dit gaat uiteraard in nauwe afstemming met de omgeving. Naar verwachting wordt het Ontwerp Projectplan Waterwet in 2016 ter inzage gelegd. Zie ook mijn antwoord op vraag 5.

Vraag 15

Zijn in de projectenscans op programmaniveau om de belangrijkste risico’s op het gebied van kabels en leidingen, vastgoed en de impact van nieuwe normering waterveiligheid ook de financiële gevolgen meegenomen? Zo ja, kunnen deze inzichtelijk worden gemaakt?

Antwoord 15

De projectenscans op programmaniveau zijn met name gericht op het inzichtelijk krijgen van tijdsrisico’s voor kabels en leidingen en vastgoedverwerving in projecten. De impactanalyse voor de nieuwe normering waterveiligheid is gericht op het verkrijgen van inzicht op welke projecten de nieuwe normering effect kan hebben. Aangezien de nieuwe normering waterveiligheid nog niet formeel is vastgesteld en het ontwerpinstrumentarium hiervoor nog volop in ontwikkeling is, zijn de financiële gevolgen nu nog niet bekend.

Vraag 16

Waarom is het risico dat gronden te laat beschikbaar zijn voor de realisatie toegenomen van vier naar vijf maanden?

Antwoord 16

Nu meer projecten in realisatie zijn of komen is er scherper zicht op optredende of resterende problematiek rond vastgoedverwerving en worden de consequenties voor de planning iets hoger ingeschat. Dit is o.a. het gevolg van de administratieve onteigening die bij enige projecten aan de orde is gekomen.

Vraag 17

Klopt de stelling dat dat het niet mogelijk is om piekbelastingen (maatgevende omstandigheden) weg te pompen, maar wel gebruikt wordt om de te verwachten stijging van het meerpeil als gevolg van zeespiegelstijging te compenseren bij bijvoorbeeld de Afsluitdijk?

Antwoord 17

De pompen die zijn voorzien in de Afsluitdijk zijn gedimensioneerd om de huidige peildynamiek in het IJsselmeer te kunnen handhaven, ook bij hogere rivierafvoeren en zeespiegelstijging. Als ook maatgevende rivierafvoeren moeten worden weggepompt is een veel grotere pompcapaciteit nodig en moet ook vaker gepompt worden dan nu voorzien.

Vraag 18

Waardoor blijken sommige aannemers de contractuele verplichtingen onvoldoende na te komen?

Antwoord 18

Het betreft hier een reservering die opgenomen is binnen het programma voor mogelijk optredende risico’s. Tijdens de realisatie van projecten kunnen contractuele issues optreden tussen de aannemer en opdrachtgever. Die kunnen vervolgens leiden tot onderhandelingen en mogelijk vertraging en/of eventueel extra kosten. Met name door de beheerders wordt dit risico zoveel mogelijk beheerst door de verbetering van de kwaliteit van de aanbestedingsstukken en beter onderlegde contractbeheersteams.

Vraag 19

Hoeveel wordt er precies geïnvesteerd in een proactieve aanpak om samen met de beheerders goed zicht te hebben om werkzaamheden met de grootste risico’s en het bieden van ondersteuning om deze risico’s te beheersen? Hoe wordt deze aanpak vormgegeven?

Antwoord 19

De genoemde investering betreft een investering in tijd van medewerkers bij beheerders en het programmabureau. Dit is onderdeel van de kosten van het programmabureau, waarop binnen het programma niet specifiek op activiteitenniveau wordt gerapporteerd (zie ook antwoord 7).

De aanpak wordt met name vormgegeven via kennisuitwisseling en gerichte facilitatie met expertise.

Vraag 20

Is de inschatting, voortkomend uit de vorige (zesde) voortgangsrapportage, nog steeds correct dat u voornemens bent circa € 150 miljoen aan budget van gerealiseerde meevallers van afgerekende en dus volledig gerealiseerde projecten per begroting 2016 over wilt hevelen naar het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma?

Antwoord 20

Zie mijn antwoord op vraag 1.

Vraag 21

Kunt u aangeven aan welke zaken u voornemens bent het uit het HWBP-2 over te hevelen bedrag, voortkomend uit de vermelde meevallers, uit te geven?

Antwoord 21

100 miljoen euro komt ten bate van het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma en zal worden meegenomen in de voortrollende programmering van dit programma. 50 miljoen euro komt ten bate van de waterveiligheidsopgave binnen het Deltafonds. Over de aanwending van deze laatstgenoemde middelen zal ik uw Kamer tijdig informeren.

Vraag 22

Bent u voornemens om een deel van het uit het HWBP-2 over te hevelen bedrag, voortkomend uit de in de voortgangsrapportage vermelde meevallers, uit te geven aan het duurdere, maar op belangrijke vlakken voor het dorp veel aantrekkelijke alternatieve variant voor de dijkverzwaring bij het dorp Oudeschild (Texel)? Zo nee, bent u bereid om binnen het HWBP-2 een aanvullend bedrag te reserveren voor de versterking van de Waddenzeedijk Texel? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 22

Ik ben niet voornemens om een deel van het uit HWBP-2 over te hevelen bedrag uit te geven aan een duurdere alternatieve variant voor dijkverzwaring bij het dorp Oudeschild. Deze vrijval is zoals aangegeven bij vraag 1 en 20 bestemd voor het nieuwe HWBP en de waterveiligheidsopgave binnen het Deltafonds. Ook ben ik niet bereid een aanvullend bedrag hiervoor binnen het HWBP-2 te reserveren. Voor de rechtmatige toekenning van subsidie in dit programma ben ik gehouden aan de criteria «sober, robuust en doelmatig». Extra regionale wensen kunnen in een opgave meegenomen worden, mits deze wensen ook van dekkende en tijdige regionale financiering worden voorzien.

Vraag 23

Bent u bekend met de details van de alternatieve variant die op tafel ligt voor de dijkverzwaring bij het dorp Oudeschild (Texel)? Bent u bekend met de voordelen van deze variant voor het dorp Oudeschild?

Antwoord 23

Ik ben bekend met de alternatieve variant voor de dijkverzwaring bij het dorp Oudeschild. Dit alternatieve plan verschilt op een aantal punten van het voorkeursalternatief dat is opgesteld door de verantwoordelijke beheerder (HHNK). Volgens de gemeente Texel heeft dit alternatief meer draagvlak onder de inwoners en positieve gevolgen voor de eilandeconomie en leefbaarheid. Het alternatieve plan is echter ook significant duurder dan de voorkeursvariant. Zoals ik ook aangegeven heb in het antwoord op vraag 22 kunnen extra regionale wensen (of varianten) in een opgave meegenomen worden, mits deze wensen ook van dekkende en tijdige regionale financiering worden voorzien.

Vraag 24

Waarom is er geen bandbreedte van de projectramingen opgenomen en met welke bandbreedte wordt er dan rekening gehouden?

Antwoord 24

In de VGR wordt niet gerapporteerd op het niveau van projectramingen, zie daartoe mijn antwoord op vraag 4.

Vraag 25

Waarom valt het Keersluis Meppelerdiep Zwartsluis niet meer onder HWBP-2 en naar welk begrotingsartikel is het dan overgeheveld?

Antwoord 25

Hier is sprake van een ongelukkige formulering in VGR7. Het Rijkswaterstaat project R2–062 Keersluis Meppelerdiep Zwartsluis is en blijft onderdeel van de scope van HWBP-2. De middelen voor het versterkingsdeel van de keersluis zijn voor 2011 in de vorm van een lumpsum bijdrage betaald (8 miljoen euro), maar niet correct administratief verwerkt in de raming. Dit is in VGR7 hersteld.

Naar boven