Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 oktober 2014
Hierbij informeer ik u over de voortgang van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).
Het Programma Aanpak Stikstof en de gebiedsanalyses met daarin de maatregelen per
gebied zijn in concept vrijwel gereed. Op 17 september jl. heb ik met de Minister
van Infrastructuur en Milieu, de gedeputeerden landelijk gebied en een vertegenwoordiging
van de Unie van Waterschappen gesproken over de PAS. In het overleg is gesproken over
de stand van zaken, de juridische houdbaarheid en de verwachte ontwikkeling van de
stikstofdepositie. Daarnaast is aandacht besteed aan de specifieke situatie van Zeeland.
Tot slot is gesproken over de planning en de inrichting van het vervolgproces.
In het Bestuurlijk Overleg is een aantal afspraken gemaakt, waar ik u graag over informeer.
Het doel van de programmatische aanpak stikstof (PAS) is het realiseren van de natuurdoelstelling
in de door stikstof overbelaste Natura 2000-gebieden en tegelijkertijd het bieden
van ruimte voor nieuwe economische ontwikkelingen die stikstofdepositie op die gebieden
veroorzaken. Het programma aanpak stikstof moet een dragende onderbouwing bieden voor
de toestemmingsbesluiten voor deze ontwikkelingen binnen de kaders van de Habitatrichtlijn.
Een belangrijk onderdeel van het programma vormen in dit verband de gebiedsanalyses.
In het Bestuurlijk Overleg hebben we afgesproken dat het van belang is om met het
oog op een juridisch houdbare toestemmingsverlening in deze fase van ontwikkeling
van het programma een finale toets uit te voeren. Daarbij wordt beoordeeld of de eerder
geformuleerde juridische aandachtspunten goed zijn doorgevoerd in de gebiedsanalyses
en in samenhang met andere relevante onderdelen van het programma voldoende basis
bieden voor de juridische houdbaarheid van toestemmingsbesluiten. Bij deze beoordeling
is de Landsadvocaat betrokken.
In het Bestuurlijk Overleg is verder vastgesteld dat er op basis van de huidige berekeningen
met AERIUS voor een belangrijk deel in de verwachte behoefte aan ontwikkelingsruimte
op verantwoorde wijze kan worden voorzien door het programma aanpak stikstof. We hebben
echter ook moeten constateren dat we er nog niet zijn.
In een flink aantal gebieden is depositiedaling in delen van het gebied nog niet gegarandeerd.
In het licht van de wettelijke doelstelling van het programma en de kwaliteit van
natuur is dit onwenselijk. In het Bestuurlijk Overleg hebben wij afgesproken dat op
gebiedsniveau nader zal worden geanalyseerd wat de oorzaken zijn en in welke passende
oplossingen kan worden voorzien. We hebben ook vastgesteld dat het niet uit te sluiten
is dat er aanvullende brongerichte maatregelen (op termijn) nodig zijn. Daarnaast
wordt onderzocht welke overige maatregelen mogelijk zijn om juridische risico’s te
beheersen.
Tot slot is in het Bestuurlijk Overleg vastgesteld dat zich in de provincie Zeeland
een lastige situatie voordoet. Op basis van de huidige berekeningen zou er te weinig
ruimte zijn voor de economische ontwikkelingen die de provincie voor ogen staan. Dat
neem ik zeer serieus. Zeeland heeft relatief weinig stikstofemitterende activiteiten.
Daardoor daalt de depositie daar maar in geringe mate, hetgeen leidt tot beperkte
ontwikkelingsruimte. Ook ondervindt Zeeland relatief veel invloed van ontwikkelingen
buiten de provincie. Met de provincie Zeeland heb ik de afspraak gemaakt om op korte
termijn – na een grondige analyse van de situatie – bestuurlijk in gesprek te gaan
om een oplossing te vinden voor de specifieke Zeeuwse problematiek.
Alle resultaten van de afgesproken acties die ik hierboven heb genoemd, zullen worden
besproken in een volgend Bestuurlijk Overleg medio november. In dat overleg zullen
wij gezamenlijk de balans opmaken en besluiten of de ter inzage legging voor zienswijzen
en – gelijktijdig – voorhang van het ontwerpprogramma bij beide Kamers in december
van dit jaar verantwoord is.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
S.A.M. Dijksma