32 670 Voortgang Natura 2000

Nr. 67 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 januari 2013

In het Nationaal Water Plan 2009–2015 (NWP) is aangegeven dat er onderzoek wordt uitgevoerd om te bepalen of er naast de bestaande Natura 2000-gebieden nog andere ecologisch waardevolle gebieden in aanmerking komen voor specifieke bescherming, en zo ja, welke. In het NWP staat dat hierover uiterlijk in 2012 wordt besloten in het kader van de besluitvorming over de implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn en/ of de Kaderrichtlijn Mariene Strategie.

Met deze brief presenteer ik u de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek dat IMARES in de periode 2009–2012 in opdracht van de ministeries van Economische Zaken en Infrastructuur en Milieu heeft uitgevoerd, en de conclusies die ik hieraan verbind. Deze brief gaat alleen in op de Vogel- en Habitatrichtlijn gebieden. Op 23 oktober 2012 heeft u reeds de conclusies in kader van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie ontvangen (Kamerbrief 33450–1). Daarin zijn de gebieden Centrale Oestergronden en Friese Front aangemerkt als zoekgebieden voor het treffen van ruimtelijke maatregelen voor de bescherming van het bodemecosysteem.

In de bijlage bij deze brief1 vindt u een integrale samenvatting van de uitgevoerde onderzoeken. De volledige onderzoeksrapporten zijn beschikbaar op www.noordzeenatura2000.nl. Hieronder ga ik, mede namens de minister van Infrastructuur en Milieu, in op de individuele onderzoeken en de beleidsmatige conclusies.

Borkumse Stenen (Habitatrichtlijn)

Sonaronderzoek in dit gebied heeft de aanwezigheid van zwerfkeien, stenen en grindvelden aangetoond. Op basis hiervan nemen de onderzoekers aan dat het habitattype «riffen» (H1170) aanwezig is, maar nader bodemonderzoek moet dit nog verifiëren. Het betreft ongeveer een kwart van het landelijke areaal van grind en stenen op de zeebodem. Voor de bruinvis, de gewone en de grijze zeehond concludeert het onderzoek dat er geen aanleiding lijkt te zijn het gebied als Habitatrichtlijn gebied te selecteren, omdat niet aan de selectievoorwaarden van de richtlijn wordt voldaan2.

De Europese Commissie verzocht Nederland in 2009 – bij de vaststelling van de Europese lijst van gebieden van communautair belang – te onderzoeken of het in Duitsland aanwezige habitat zich aan de Nederlandse zijde van de grens voortzette. Het uitgevoerde onderzoek geeft invulling aan deze zogenaamde «wetenschappelijke reservering» die de Europese Commissie bij die gelegenheid voor het gebied Borkumse Stenen instelde. Het onderzoek concludeert dat er voor zover bekend geen wezenlijke verschillen zijn tussen de natuurwaarden in het Duitse en Nederlandse gedeelte van het Borkumse Stenen gebied.

Ik wil het door de onderzoekers aanbevolen nadere bodemonderzoek laten uitvoeren. Hiermee moet worden geverifieerd dat het inderdaad gaat om de sedimenttypen en leefgemeenschappen van habitattype «riffen» (H1170). Tegelijkertijd wil ik de tijd nemen voor nader overleg met Duitsland, vanwege het feit dat het Duitse gebied Borkumer Riffgrund is aangewezen. Ook wil ik in ogenschouw nemen dat voor het habitattype «riffen» (H1170) al het gebied Klaverbank is aangemeld, waarmee al wordt voldaan aan de norm voor dekking van het landelijk areaal. De opvolger van het Nationaal Water Plan (2015) biedt een goed moment voor definitieve besluitvorming over aanmelding. Tot die tijd wordt de status als mogelijk ecologisch waardevol gebied gehandhaafd.

Gasfonteinen (Habitatrichtlijn)

In het gebied Gasfonteinen is het habitattype «carbonaat structuren gevormd door gaslekken» (H1180) niet aangetroffen. Vorming van dit habitattype rondom gaslekken is een kwestie van eeuwen. Gelet op de wijdverbreide bodemberoering op het Nederlandse deel van de Noordzee heeft zich dit habitattype dan ook niet kunnen ontwikkelen. Het gebied Gasfonteinen zal derhalve niet worden aangemeld.

Zeeuwse Banken (Habitatrichtlijn)

Het onderzoek concludeert dat het habitattype «permanent overstroomde zandbanken» (H1110) aanwezig is in het gebied Zeeuwse Banken, maar dat het zich onvoldoende onderscheidt van de naastgelegen, en reeds voor dit habitattype aangewezen, gebieden Voordelta en Vlakte van de Raan. Voor dit habitattype «zandbanken»(H1110) voldoet Nederland al ruimschoots aan de norm voor dekking van het landelijke areaal. Tenslotte concludeert het onderzoek dat de aantallen vogels in het gebied niet aan de selectiecriteria voldoen3. Het gebied Zeeuwse Banken zal derhalve niet onder bescherming van Vogel- of Habitatrichtlijn worden gebracht.

Bruine Bank (Vogelrichtlijn)

Het onderzoek stelt de regelmatige aanwezigheid in grote dichtheden en aantallen van zeekoeten en alken vast conform de geldende selectiecriteria. Het onderzoek geeft meerdere mogelijke begrenzingen van het gebied om deze vogelwaarden te dekken. Er wordt echter nog nader onderzoek aanbevolen om inzicht te verkrijgen in de mechanismen die zorgen voor de relatief hoge vogelwaarden van het gebied. Beter inzicht in de daadwerkelijke ecologische interferentie tussen economisch gebruik van het gebied en de aanwezigheid van vogels is ook nodig. Ik wil daarom vervolgonderzoek laten uitvoeren om in de opvolger van het Nationaal Water Plan (2015) te besluiten over begrenzing en aanwijzing. Tot die tijd wordt de status als mogelijk ecologisch waardevol gebied gehandhaafd.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

«Voor aquatische soorten met een groot territorium worden deze gebieden alleen voorgesteld indien het mogelijk is een zone duidelijk af te bakenen die de fysische en biologische elementen vertoont welke voor hun leven en voortplanting essentieel zijn» (art 4.1)

X Noot
3

Ramsar criteria: regelmatige aanwezigheid van meer dan 1% van de biogeografische populatie of meer dan 20.000 individuen.

Naar boven