32 648 Toezicht op afstand – de relatie tussen de Minister van Financiën en de financiële toezichthouders, De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM)

Nr. 7 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 11 februari 2015

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 12 december 2014 over de raad van toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (Kamerstuk 32 648, nr. 6).

De vragen en opmerkingen zijn op 15 januari 2015 aan de Minister van Financiën voorgelegd. Bij brief van 10 februari 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Duisenberg

De griffier van de commissie, Berck

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over de Raad van Toezicht (RvT) van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en het bijbehorende rapport «compliance en integriteit herijkt». Voor deze leden staat voorop dat voor de toezichthouder van een toezichthouder, die kijkt naar cultuur en gedrag, de integriteit uitgangspunt is en dat transparantie en duidelijke regels daarvoor cruciaal zijn. Over het vertrouwen in en de integriteit van de RvT van de AFM mag geen twijfel bestaan. De leden van de fractie van de zijn het met de Minister eens dat de RvT van de AFM een voorbeeldfunctie heeft en dat de lat daarom hoog ligt.

De leden van de VVD-fractie zijn blij dat er geen aanwijzingen zijn dat er sprake is van misbruik en/of oneigenlijk gebruik ten behoeve van persoonlijke belangen van de leden van de RvT van de AFM. Toch is of wordt vrijwel de hele RvT vernieuwd door het niet herbenoemen of (op termijn) opstappen. Wat is daarvoor de specifieke of concrete aanleiding?

Begin 2012 is door middel van de Wet versterking governance van DNB en AFM de wettelijke verankering van de governance wezenlijk versterkt, volgens de Minister. Nu ligt er kort na de wet een onderzoek «compliance en integriteit herijkt» over de AFM. In hoeverre was en is de wet voldoende en effectief? In hoeverre zijn er bij deze wet destijds zaken vergeten te regelen of te adresseren?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister samen met de AFM aan de slag zal gaan met de verdergaande professionalisering van het interne toezicht, waarbij meer aandacht wordt besteed aan gedrag en een open cultuur. In het advies «compliance en integriteit herijkt» staan 26 aanbevelingen. Welke van de aanbevelingen gaat de Minister overnemen? Welke niet en waarom niet? En met wie binnen de AFM gaat de Minister samen aan de slag? De noodzakelijke verbeteringen zullen ook wijziging van de statuten vergen. Om welke statutenwijzigingen die de Minister wil doorvoeren gaat het dan specifiek? En welke nieuwe (eventuele) bevoegdheden krijgt de Minister bij de AFM?

De leden van de VVD-fractie lezen dat het complex van regelgeving geen geheel vormt en de regels niet altijd eenduidig zijn te interpreteren hetgeen aanleiding kan geven tot interpretatieverschillen. Wat wordt hier concreet bedoeld? En hoe worden deze mogelijke interpretatieverschillen weggenomen voor de toekomst?

Er wordt bij de vernieuwing van de RvT gestreefd naar een aantal specifieke competenties. Om welke competenties gaat het? In hoeverre is de Minister van mening dat kennis van en ervaring in de financiële sector ook van belang is?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Tweede Kamer medio 2015 over de voortgang van de geschetste vervolgstappen wordt geïnformeerd. Wanneer moet dit proces van verbetering zijn afgerond en geïmplementeerd? De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat tempo gemaakt moet worden en dat medio 2015 aan de late kant is. In hoeverre kan het proces verantwoord worden versneld?

Wat vindt de Minister van de kritiek dat het onderzoek wordt «misbruikt» om de greep van het Ministerie van Financiën op de AFM te vergroten? Dit waarschijnlijk onder meer vanwege aanbevelingen zoals dat een lid van de RvT optreedt als liaison tussen de Minister en de RvT en dat de compliance officer rechtstreeks rapporteert aan de Minister van Financiën. In hoeverre wil de Minister de greep op de RvT van de AFM vergroten?

De in 2012 ingevoerde Wet versterking governance van DNB en AFM bevat, naast een groot aantal andere zaken, ook bepalingen die de interventiemogelijkheden van de Minister van Financiën ten aanzien van de toezichthouders uitbreiden. Zijn deze onvoldoende? Zo ja, waarom?

De voormalig toezichthouder, de heer Feilzer, heeft in de media aangegeven dat de Minister het rapport aangrijpt om ervoor te zorgen dat er geen mensen uit het veld nog financieel toezichthouder kunnen worden. Is dit een doel op zich? Waarom wel of niet? De kritiek is dat straks alleen nog maar ambtenaren, ex-politici en hoogleraren toezichthouder kunnen worden. Hoe kijkt de Minister naar deze kritiek?

De heer Feilzer is opgestapt toen hem duidelijk werd dat AFM-commissarissen geen nevenfuncties meer mogen bekleden bij bedrijven die onder toezicht staan van een buitenlandse toezichthouder. Dit is een aanbeveling in het rapport «compliance en integriteit herijkt». De Minister gaat echter nog aan de slag met de AFM om de noodzakelijke verbetering in regels en gedrag tot stand te brengen. Gaat de Minister deze aanbeveling overnemen? Wat is er door de Minister gecommuniceerd met de leden van de Raad van Toezicht, opdat de heer Feilzer heeft gemeend deze stap nu al te moeten zetten?

President-commissaris Möller zou in eerste instantie (tijdelijk) aanblijven, mede op verzoek van de Minister. De heer Möller is echter teruggekomen op zijn besluit en is begin 2015 meteen afgetreden. Wat is de reden dat de heer Möller alsnog per direct is teruggetreden? Wat zijn de gevolgen hiervan?

Vier van de vijf interne toezichthouders zijn in amper zes maanden tijd teruggetreden. Wat zijn de gevolgen hiervan? Welke procedure volgt nu en hoe snel is de RvT weer op sterkte?

In Het Financieele Dagblad van 12 januari 2015 wordt gesteld dat de Minister het vertrouwen in de RvT van de AFM al opgezegd heeft voordat hij in september vorig jaar een integriteitsonderzoek liet doen. Klopt dit? Zo ja, waarom? Zo nee, wat was dan de situatie? Heeft de Minister enkele weken voor het onderzoek al laten weten dat een aantal van de leden van de RvT niet zou worden herbenoemd? Zo ja, waarom? Zo nee, wat was dan de situatie? Vond de Minister de RvT onevenwichtig samengesteld?

Rapport «compliance en integriteit herijkt»

Op 2 december 2014 is er een leidraad (on)verenigbaarheid van nevenfuncties voor leden van de RvT toegestuurd aan de opstellers van het rapport. Wat vindt de Minister van deze leidraad? De opstellers van het rapport vinden dat de leidraad op een aantal punten afwijkt van de aanbevelingen. Wat vindt de Minister van de afwijkingen?

Ten aanzien van de statuten is veel geregeld in reglementen, waar de Minister geen goedkeuring op behoeft te verlenen. In hoeverre vindt de Minister dit een probleem?

Vanaf november 2013 besteedt de RvT relatief veel tijd aan de discussies ten aanzien van individuele nevenactiviteiten, mede omdat de discussies te veel blijven hangen in casuïstiek. In hoeverre is de RvT het afgelopen jaar nog toegekomen aan haar eigenlijke taak als RvT?

De opstellers van het rapport concluderen dat er onvoldoende afstand is gehouden van de instellingen die onder toezicht staan, en ook eventuele adviesfuncties zouden daar niet moeten worden vervuld. Welke situaties geven aanleiding tot deze conclusie? Waar hebben de leden van de RvT onvoldoende afstand gehouden?

Het is van het grootste belang dat de leden van de RvT van de AFM gezag hebben in de financiële sector, maar zij behoeven niet per se zelf uit die sector te komen, volgens het rapport. Wat vindt de Minister van deze constatering?

In hoeverre komen de aanbevelingen (bijvoorbeeld ten aanzien van de handelingsvrijheid van leden van de RvT) in het rapport overeen met de regels en eisen aan de toezichthouders en het bestuur van de financiële instellingen en andere onder toezicht van de AFM vallende instellingen zelf? Welke regels gelden daar voor de Raad van Commissarissen (RvC) en Raad van Bestuur (RvB)? Waar wijken ze af? Zijn ze strenger of minder streng?

De leden van de fractie van de VVD vinden het belangrijk dat er kwalitatief goede en kritische personen met een gedifferentieerde en relevante kennis en ervaring in de RvT van de AFM zitten, ook met kennis van en ervaring in de financiële sector. In hoeverre zijn deze nog te vinden als alle aanbevelingen in het rapport worden overgenomen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister aan de Kamer naar aanleiding van het onderzoek uitgevoerd op verzoek van de Minister naar de regels omtrent compliance, nevenfuncties en integriteit voor de RvT van de AFM, alsmede de naleving daarvan. Naar aanleiding van deze brief hebben de leden van de PvdA-fractie enkele vragen.

De leden van de fractie van de PvdA delen de stelling van de Minister dat het toezicht op toezichthouder AFM goed toegerust moet zijn op de grotere rol die de AFM de afgelopen jaren is gaan spelen. De financiële sector geniet meer aandacht dan voorheen op het gebied van integriteit, prudente bedrijfsvoering en klantgericht handelen. Dit betekent dat het doen en laten van de toezichthouders op de financiële sector onder alle omstandigheden boven elke twijfel verheven moet zijn. Het onderzoek concludeert dat de regels inzake de integriteit en compliance met betrekking tot de RvT niet op alle punten duidelijk waren. De leden van de PvdA-fractie vinden dit zeer opmerkelijk. Waarom is bij het opstellen van de huidige regels rondom de RvT van de AFM gekozen voor een systeem waarbij de leden van de RvC elkaar controleerden? Waarom is er niet voor gekozen om nevenfuncties door de voltallige RvC te laten toetsen, in plaats van door slechts de (vice)voorzitter?

De leden van de PvdA constateren dat de onderzoekscommissie niet heeft geconstateerd dat de leden van de RvT ontoelaatbare integriteitsschendingen hebben begaan. In zijn brief stelt de Minister dat een vernieuwing van de RvT een bijdrage kan leveren aan noodzakelijke verbeteringen. Wordt er aangesloten bij de suggesties van de onderzoekscommissie ten aanzien van de samenstelling van de nieuwe RvT?

De onderzoekscommissie doet een zesentwintigtal aanbevelingen om het functioneren van de RvT van de AFM te verbeteren. In hoeverre neemt de Minister deze aanbevelingen over? Is de Minister voornemens een grotere rol te spelen in het toezicht op de AFM, maar ook op DNB, voor zover DNB optreedt als toezichthouder?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de fractie van de SP hebben met veel interesse kennisgenomen van de brief van de Minister aangaande het toezicht op afstand en het onderliggende onderzoek «Compliance en integriteit herijkt». Deze leden willen in navolging van de Minister de waardering uitspreken over het onderzoek en onderschrijven de noodzaak van verbeteringen in regels en gedrag.

De brief en het onderzoek is puur gericht op de AFM. Waarom wordt DNB ook niet betrokken bij verbetervoorstellen? Hoe kijkt de Minister aan tegen een vergelijkbaar onderzoek gericht op de RvT DNB? Hoeveel van de 26 aanbevelingen die in het onderzoek worden gedaan, zijn ook toe te passen op de RvT van DNB?

De Minister geeft naast zijn waardering aan dat er versterkingen nodig zijn over gedrag en cultuur in de RvT. Kan de Minister aangeven wanneer hij verwacht deze verbeteringen door te voeren? Wat zijn de beweegredenen van de Minister om dit samen met de AFM te doen? Met welke personen van de AFM gaat de Minister dit doen? Met de nieuwe RvT, met de compliance officer van de AFM of andere professionals van de AFM? Welke rol heeft de Minister gespeeld bij het opstappen van de drie leden van de RvT in het afgelopen jaar? Hoe komt het dat de voorzitter van de RvT toch eerder is opgestapt? Welke consequentie heeft het direct opstappen van de voorzitter op het proces? Klopt de beschrijving van de bestuurscrisis die zich in de RvT van de AFM heeft afgespeeld? Waarom was de Minister ontevreden over de betrokkenheid van het Ministerie bij de opvolging van de plots overleden Ronald Gerritse als bestuursvoorzitter?

Wat is de specifieke rol van de Minister in de benoeming van nieuwe leden van het RvT? Wat gebeurt er met de RvT tot een nieuwe raad is aangetreden? Is er een interim-RvT? Is de gestelde deadline volgens de Minister nog steeds haalbaar gezien de ontwikkelingen?

De Minister kondigt in de brief vervolgstappen aan. Kan de Minister specifieke voorbeelden geven? Kan de Minister aangeven welke aanbevelingen hij gaat overnemen? Aanbeveling 1 zegt heel duidelijk dat de leden van de RvT niet per se zelf uit de sector behoeven te komen. Wat vindt de Minister een gebalanceerde samenstelling van een RvT? Wat vindt de Minister van de suggesties van het onderzoek om ook naar de wetenschappelijke wereld, het publieke domein en maatschappelijke stakeholders te kijken? Hoe staat de Minister tegenover nevenfuncties die de leden van de RvT bekleden? Is hij het met de onderzoeker eens dat dit ook moet worden aangescherpt (aanbeveling 8, 9 en 14)? Wat vindt de Minister van de aanbevelingen van de onderzoeker omtrent beheer eigen aandelen (aanbeveling 11 en 12)? Kan de Minister ook uitgebreid ingaan op de aanbevelingen ter verbetering van de rol van de compliance officer?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister en stellen enkele vragen.

Verdere professionalisering van het intern toezicht

De Minister schrijft in zijn brief dat «Het rapport geen aanwijzingen bevat dat er sprake is van misbruik en/of oneigenlijk gebruik ten behoeve van persoonlijke belangen van de leden van de raad van toezicht van de AFM». De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hierover of er wel sprake van kan zijn dat andere vormen van belangenverstrengeling aan de orde zijn geweest binnen de RvT die dan niet een persoonlijk belang tot doel hadden als wel het verdedigen van bijvoorbeeld een commercieel belang. Als voorbeeld noemen deze leden, dat leden van de RvT van de AFM ook lid waren van de RvC van beursgenoteerde bedrijven waar de AFM ook weer toezicht op uitoefende. In hoeverre zijn dit soort posities en vermenging van functies en belangen wenselijk, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Hierbij vragen de leden van de CDA-fractie een terugblik en oordeel van de Minister op het benoemingsproces van leden van de RvT in het verleden en vragen de Minister daarbij met name in te gaan op de vraag hoe diversiteit en het voorkomen van belangenverstrengeling en andere integriteitskwesties een plaats hadden in dit proces en welke dingen er goed en verkeerd zijn gegaan.

Rapport

De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat het onderzoek naar regels omtrent compliance, nevenfuncties en integriteit van de RvT is gestart naar aanleiding van discussies binnen de RvT van de AFM zelf zoals beschreven in zijn brief. In hoeverre klopt het krantenartikel in het Financieele Dagblad dat de Minister voordat het onderzoek was gestart al geen vertrouwen meer had in de RvT van de AFM. Deze leden vragen in hoeverre de uitkomst van dit onderzoek een rol speelt als de conclusies blijkbaar al door de Minister waren getrokken? Voorts vragen de leden van de CDA-fractie of de Minister van mening is dat er sprake was van een gesloten bestuurscultuur binnen de RvT van de AFM, waardoor kritische geluiden geen plaats hadden. Ook vragen deze leden of de Minister al eerder signalen binnen heeft gekregen van het niet optimaal functioneren van de RvT bij de AFM? Zo ja, wat zijn de acties geweest die toen zijn ondernomen? Op dit punt vragen de leden van de CDA-fractie of de Minister signalen heeft of het vermoeden heeft dat de problemen binnen de RvT ook daadwerkelijk tot negatieve gevolgen voor het toezicht op de AFM heeft geleid. Zo nee, hoe weet de Minister dit? Zo ja, kan de Minister dit duiden en enkele voorbeelden benoemen?

Vervolgstappen

De leden van de CDA-fractie vragen op welke manier de regels rondom compliance, nevenfuncties en integriteit van de RvT concreet gezien beter toegankelijk en eenduidiger worden vormgegeven? Wordt er dan gedacht aan een reglement voor de RvT? Ook bestaat er volgens deze brief geen eenduidig kader van nevenfuncties die bekleed mogen worden door de leden van de RvT. Op welke manier zal dit kader in de toekomst worden vormgegeven zodat nevenfuncties niet langer onderwerp zijn van de discussie, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Deze leden vragen daarbij of de Minister in het kader van diversiteit ook kijkt naar de professionele achtergrond van kandidaten, waarbij er ook wat voor te zeggen is om mensen van buiten de financiële sector aan de RvT toe te voegen. Daarnaast worden ook de regels rondom compliance versterkt zodat elke schijn van belangenverstrengeling kan worden tegengegaan. Deze leden vragen welke concrete maatregelen de Minister in gedachten heeft om de compliance binnen de RvT te versterken? Ook wil de Minister voortaan zelf worden betrokken bij alle (her)benoemingen van de leden voor de RvT. Een beoordeling over de nevenactiviteiten en de compliance-dossiers zal door de Minister worden gegeven waardoor het besluit om iemand te (her)benoemen bijna volledig bij de Minister van Financiën komt te liggen. De leden van de CDA-fractie vragen of dit de onafhankelijkheid van de AFM/DNB niet in gevaar brengt? Ook vragen deze leden welke rol de Minister op dit moment heeft in het (her)benoemen van leden voor de RvT.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister en het rapport van ABDTOPConsult over de RvT van de AFM. Naar aanleiding van het genoemde punt brengen de leden van de PVV-fractie het volgende naar voren.

Misstanden RvT van de AFM

De leden van de PVV-fractie vragen allereerst om verduidelijking over het gegeven dat er in een half jaar tijd bij de RvT van de AFM vier van de vijf leden zijn teruggetreden.

Kan de Minister per lid aangeven wat de werkelijke reden van vertrek is geweest?

Daarnaast willen de leden van de PVV-fractie weten hoe het komt dat Van Everdingen nog steeds lid van de RvT is, terwijl zij eerder heeft nagelaten een transactie in een beleggingsfonds ter goedkeuring aan de complianceafdeling van de AFM voor te leggen.

Tevens willen de leden van de PVV-fractie weten of het klopt dat de Minister het vertrouwen in de RvT van de AFM al vóór het uitvoeren van een integriteitsonderzoek had opgezegd, door drie leden van de RvT te laten weten dat ze niet zouden worden herbenoemd. Graag een verduidelijkend antwoord.

Maatregelen

De Minister geeft aan samen met de AFM aan de slag te gaan om de noodzakelijke verbeteringen in regels en gedrag tot stand te brengen. De leden van de PVV-fractie willen weten hoe deze samenwerking zal worden vormgegeven, welke verbeteringen in regels en gedrag er precies worden beoogd en op welke termijn er resultaten kunnen worden verwacht.

Voorts geeft de Minister aan duidelijkere regels met betrekking tot financiële privébelangen te zullen stellen. De leden van de PVV-fractie willen weten in hoeverre de Minister van mening is dat nevenactiviteiten überhaupt wenselijk zijn bij de RvT van de toezichthouder AFM. Is de Minister bereid in het kader van belangenverstrengeling nevenactiviteiten voor de RvT van de AFM te verbieden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het onderzoeksrapport «Compliance en integriteit herijkt» en de reactie van de Minister van Financiën op dit onderzoek. Deze leden hebben enkele aanvullende vragen.

De leden van de D66-fractie lezen dat in het rapport van de heer Van der Steenhoven wordt benadrukt dat de RvT zich bewust dient te zijn van het belang van een goede relatie met het Ministerie van Financiën. Kan de Minister hier nader op ingaan in relatie tot de onafhankelijkheid van de AFM?

De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre het tot op heden achterblijven van de gewenste cultuuromslag in de RvT van de AFM effect heeft gehad op de kwaliteit van het toezicht waar de raad mee is belast? Kan de Minister nader ingaan op de aanbevelingen van de heer Van der Steenhoven en daarbij aangeven welke van de 26 aanbevelingen overgenomen zullen worden?

De leden van de D66-fractie constateren dat de RvT in principe zelf nieuwe leden voordraagt om te worden benoemd. Zullen er naast Van Everdingen anderen betrokken zijn bij de selectie van kandidaten?

In een artikel van het Financieele Dagblad van 12 januari 2015 wordt gesuggereerd dat de Minister al langer ontevreden was over de raad en naar zijn mening te laat geïnformeerd werd over belangrijke zaken1. Kan de Minister hier een reactie op geven?

Vragen en opmerkingen van het lid Van Vliet

Het lid Van Vliet heeft met belangstelling kennisgenomen van het rapport «Compliance en integriteit herijkt». Het lid Van Vliet juicht ook toe dat de Minister de nodige stappen gaat zetten gezien het belang van transparantie en het trekken van lessen uit het recente verleden.

Vragen n.a.v. de brief van de Minister

Op pagina 4 van de brief wordt gemeld dat er bij de samenstelling van de RvT gestreefd wordt naar «diversiteit, niet alleen wat betreft geslacht, maar ook qua kennis, achtergrond, persoonlijkheid en ervaring met de verschillende stakeholders van de AFM». Welke stakeholders bedoelt de Minister hier precies mee? Wat betekent deze uitspraak concreet voor de diversiteit van de nieuwe samenstelling van de RvT? Welke achtergronden verdienen volgens de Minister de voorkeur?

Eveneens op pagina 4 wordt gemeld dat de nieuwe voorzitter van de RvT uiterlijk 1 maart 2015 zal aantreden. Als de nieuwe Voorzitter niet kan aantreden voor 1 maart, bestaat dan de RvT (nog langer dan nu al het geval is) uit één persoon? Wat zijn daarvan de consequenties voor het functioneren van de RvT?

Vragen n.a.v. het rapport

Zijn er al onafhankelijke compliance officers benoemd bij zowel DNB als de AFM?

Zijn de compliance functies continu vervuld geweest in de afgelopen jaren en wat bent u voornemens te verbeteren aan de rol en/of hiërarchische positie van deze functionarissen?

Bent u voornemens om de aanbeveling over te nemen die stelt dat leden van de RvT die privébelangen hebben bij binnenlandse en buitenlandse onder toezicht gestelden, al die belangen laten wegen door de compliance officer?

In het onderzoek van ABDTOPConsult wordt gezegd dat het verstandig is dat de leden van de RvT van de AFM deze functie niet combineren met het lidmaatschap van de RvC van in Nederland beursgenoteerde ondernemingen. Deelt u deze mening en gaat u op dit punt concrete voorstellen doen?

Bent u voornemens om de aanbeveling over te nemen die stelt dat bij de AFM één van de leden van de RvT een specifiek daartoe benoemde toezichthouder op een kwaliteitszetel dient te zijn, zoals deze bij de DNB reeds is voorzien?

Is er verzet vanuit DNB en/of de AFM om een lid van de RvT aan te stellen die «een bijzondere opdracht van de Minister van Financiën heeft»?

II Reactie van de Minister

Onderstaand zal ik ingaan op de vragen van de fracties over mijn brief van 12 december 2014 over de raad van toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Indien het vergelijkbare vragen betrof, zijn deze samengevoegd.

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de Wet versterking governance van DNB en AFM voldoende en effectief was en is. Ook wil deze fractie weten in hoeverre er bij deze wet destijds zaken zijn vergeten te regelen of te adresseren. De VVD-fractie vraagt ook of de in genoemde wet opgenomen bepalingen met betrekking tot interventiemogelijkheden van de Minister van Financiën ten aanzien van toezichthouders, onvoldoende zijn en zo ja, waarom.

Door middel van de Wet versterking governance van DNB en AFM is begin 2012 de wettelijke verankering van de governance wezenlijk versterkt. Belangrijk onderdeel betrof de uitbreiding van het wettelijk mandaat van de raad van toezicht van de AFM en de raad van commissarissen van DNB. Het interne toezicht is vanaf dat moment ook belast met de borging van de kwaliteit en effectiviteit van de toezichthouders. Het betrof hier het wettelijk kader. Naast de verbreding van de taak van het interne toezicht is door middel van die wet ook de verplichting ingevoerd voor de interne toezichthouders om profielschetsen, functieprofielen en een betrouwbaarheids- en geschiktheidstoets op te stellen en uit te voeren. Dit wettelijk kader dat de instrumenten regelt die de raad van toezicht tot zijn beschikking heeft om goed toezicht te houden en het wettelijk kader voor de Minister van Financiën voor toezicht op toezicht zoals dat is vastgelegd in de Visie toezicht op afstand2, is adequaat. Het rapport «Compliance en integriteit herijkt» en mijn brief van 12 december jl. naar aanleiding daarvan gaan om gedrag en cultuur binnen de raad van toezicht. De versterking van gedrag en cultuur vragen een andere aanpak waarvoor het rapport «Compliance en integriteit herijkt» aanknopingspunten biedt. Een deel van deze aanbevelingen zal waar nodig zijn weerslag moeten vinden in aanpassing van de interne regelgeving van de AFM, zoals de statuten en reglementen.

Diverse fracties stellen vragen over de aanbevelingen in het rapport «Compliance en integriteit herijkt». Zo vragen de leden van de VVD-fractie, de PvdA-fractie en de D66-fractie welke aanbevelingen uit dit rapport zullen worden overgenomen. Ook worden door de fracties van de VVD en de SP vragen gesteld over de samenwerking met de AFM in het kader van deze aanbevelingen, en naar het verwachte moment van afronding en implementatie van daarvan. Voorts stellen diverse fracties vragen over de wijze waarop specifieke aanbevelingen uit het rapport «Compliance en integriteit herijkt» zullen worden geïmplementeerd. Zo vragen de leden van de fracties van de VVD, de SP, het CDA en het lid Van Vliet naar de wijze waarop uitvoering zal worden gegeven aan de aanbevelingen over nevenfuncties, vragen de leden van de fractie van de SP naar de wijze van implementatie van de aanbevelingen over privébelangen en vragen de leden van de fracties van de SP, het CDA en het lid van Vliet naar de aanbevelingen over de compliancefunctie.

In mijn brief van 12 december 2014 heb ik aangegeven dat verbeteringen in regels en gedrag nodig zijn naar aanleiding van het rapport «Compliance en integriteit herijkt» (waaronder een versterking van gedrag en cultuur in de raad van toezicht van de AFM). Hierdoor kan het vertrouwen in een goed functionerende raad van toezicht van de AFM worden versterkt en in de toekomst worden gewaarborgd. Onderdeel van de te nemen maatregelen zullen, zoals ik ook in voornoemde brief van 12 december jl. heb gemeld, duidelijkere regels voor de raad van toezicht zijn met betrekking tot financiële privébelangen en nevenfuncties, een versterking en een professionalisering van de compliance-functie. Momenteel wordt in samenwerking met de AFM onderzocht welke veranderingen nodig zijn en hoe deze zo goed mogelijk geïmplementeerd kunnen worden. Dit zal zijn weerslag waar nodig vinden in aanpassing van de statuten en de reglementen van de AFM. Over de voortgang van de implementatie van de aanbevelingen zal ik uw Kamer medio 2015 rapporteren. De maatregelen zullen zijn gericht op versterking van gedrag en cultuur binnen de raad van toezicht.

De leden van de VVD-fractie vragen wat bedoeld wordt met de opmerking in het rapport «Compliance en integriteit herijkt» dat het complex van regelgeving geen geheel vormt en de regels niet altijd eenduidig zijn te interpreteren hetgeen aanleiding kan geven tot interpretatieverschillen. Ook willen deze leden weten hoe dergelijke interpretatieverschillen voor de toekomst zullen worden weggenomen.

Ik lees deze opmerking in het rapport «Compliance en integriteit herijkt» aldus dat de opstellers van dit rapport het bezwaarlijk achten dat de vindplaatsen van de huidige regels omtrent de beoordeling van nevenfuncties van leden van de raad van toezicht van de AFM te versnipperd zijn, deze regels geen geheel vormen en voorts niet altijd eenduidig zijn te interpreteren zodat er geen sprake is van een voldoende duidelijk afwegingskader. Ook de huidige regels omtrent de beoordeling van nevenfuncties van (beoogd) leden van de raad van toezicht van de AFM vormen een onderdeel van de inventarisatie die thans gaande is. Ik ben in gesprek met de AFM over hoe de regels aan kunnen worden gepast en verduidelijkt zodat voorkomen wordt dat er onduidelijkheid bestaat over hoe om te gaan met nevenfuncties.

De leden van de VVD-fractie merken op dat vrijwel de hele raad van toezicht van de AFM wordt vernieuwd door het niet herbenoemen of (op termijn) opstappen, en vragen wat daarvoor de specifieke of concrete aanleiding is. De leden van de SP fractie vragen welke rol de Minister heeft gespeeld bij het opstappen van de drie leden van de raad van toezicht in het afgelopen jaar. De leden van de PVV fractie vragen om verduidelijking over het gegeven dat er in een half jaar tijd bij de raad van toezicht van de AFM vier van de vijf leden zijn teruggetreden. De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister per lid kan aangeven wat de werkelijke reden van vertrek is geweest.

Er zijn uiteenlopende redenen waarom de vier leden van de raad van toezicht van de AFM zijn gestopt. Drie van de vier teruggetreden leden hebben dit besluit zelf genomen. Ik zal hier vanwege privacyredenen verder niet op ingaan. Eén lid heb ik noodgedwongen niet herbenoemd (op voorstel van de overige leden van de raad van toezicht) vanwege de ontstane onderlinge verhoudingen.

Een aantal fracties stelt vragen over de samenstelling van de raad van toezicht van de AFM. Zo vragen de leden van de VVD-fractie naar welke specifieke competenties wordt gekeken en in hoeverre de Minister van mening is dat kennis van en ervaring in de financiële sector ook van belang is.

Voorts vragen deze leden in hoeverre de Minister van Financiën de kritiek deelt dat straks alleen nog ambtenaren, ex-politici en hoogleraren toezichthouder kunnen worden en zij vragen zich af in hoeverre kwalitatief goede en kritische personen met een gedifferentieerde en relevante kennis en ervaring nog te vinden zijn als alle aanbevelingen uit het rapport worden overgenomen. Het lid Van Vliet vraagt de Minister welke achtergronden de voorkeur verdienen voor lidmaatschap van de raad van toezicht van de AFM.

De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister bij de samenstelling van de raad van toezicht van de AFM in het kader van diversiteit ook kijkt naar de professionele achtergrond van de kandidaten, waarbij er ook wat voor te zeggen is om mensen van buiten de financiële sector aan de raad van toezicht toe te voegen. De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister naar zijn mening over een gebalanceerd samengestelde raad van toezicht en wil weten wat de Minister vindt van de suggestie om ook leden voor die raad te werven uit de wetenschappelijke wereld, het publieke domein en maatschappelijke stakeholders.

Zoals aangegeven in mijn brief van 12 december jl. hecht ik aan een divers samengestelde raad van toezicht qua kennis, achtergrond, persoonlijkheid en ervaring met de verschillende stakeholders van de AFM. Daarbij is en blijft het van belang dat de raad van toezicht een aantal specifieke competenties in zich heeft. Kennis van en ervaring in de financiële sector moeten in de raad van toezicht afdoende aanwezig zijn, net als kennis en ervaring met de publieke sector. Daartoe zullen leden uit verschillende velden moeten worden geworven. De uitwerking van de aanbevelingen zal hier dan ook ruimte voor blijven bieden. Uiteraard dient daarbij in ogenschouw te worden genomen dat de AFM een bijzondere rol in de Nederlandse maatschappij vervult. Integriteit speelt hier een hoofdrol. In dit kader zullen nevenfuncties van (beoogd) leden van de raad van toezicht van de AFM zorgvuldig dienen te worden afgewogen.

De leden van de VVD-fractie merken op dat de heer Feilzer is opgestapt toen hem duidelijk werd dat AFM-commissarissen geen nevenfuncties meer mogen bekleden bij bedrijven die onder toezicht staan van een buitenlandse toezichthouder. Deze leden vragen wat er door de Minister over deze aanbeveling is gecommuniceerd met de leden van de raad van toezicht van de AFM.

In mijn communicatie met de raad van toezicht heb ik aangegeven dat ik na de oplevering van het rapport door de onderzoekscommissie samen met de AFM invulling zal geven aan de opvolging van het onderzoeksrapport. Over specifieke aanbevelingen heb ik niet gecommuniceerd met de leden van de raad van toezicht van de AFM.

De leden van de VVD-fractie vragen wat de Minister vindt van de kritiek dat het onderzoek wordt «misbruikt» om de greep van het Ministerie van Financiën op de AFM te vergroten.

Het onderzoek en de aanbevelingen richten zich op regels, gedrag en cultuur rondom integriteit, nevenfuncties en compliance in de raad van toezicht. Zoals aangegeven in mijn brief van 12 december 2014 zal ik samen met de AFM aan de slag gaan om verbeteringen in regels en gedrag tot stand te brengen voor de raad van toezicht. De onafhankelijkheid van de AFM is cruciaal. De AFM is onafhankelijk in de wijze waarop zij haar toezicht uitvoert en dat is als zodanig ook beschreven in voornoemde Visie toezicht op afstand. Het rapport geeft de noodzaak aan van verdergaande professionalisering van het interne toezicht van de AFM waarbij meer aandacht wordt besteed aan gedrag en een open cultuur, mede in het licht van de voorbeeldfunctie die de raad van toezicht vervult voor de AFM en de sector waarop zij toezicht houdt. Over de wijze waarop ik hier samen met de AFM invulling aan zal geven zal ik u medio 2015 nader berichten.

De leden van de VVD-fractie geven aan dat de heer Möller in eerste instantie tijdelijk aan zou blijven, maar dat hij is teruggekomen op zijn besluit en begin 2015 is afgetreden. De leden van de VVD-fractie, de SP-fractie alsook het lid Van Vliet vragen naar de reden hiervoor en de gevolgen hiervan.

De heer Möller heeft vanwege nadere persoonlijke overwegingen begin 2015 zijn functie ter beschikking gesteld. Ik heb hier kennis van genomen en respecteer dit besluit. Ten gevolge hiervan bestaat de raad van toezicht van de AFM op dit moment uit één lid. Hoewel ook een niet voltallige raad van toezicht van de AFM zijn bevoegdheden behoudt, wordt zo spoedig als mogelijk voorzien in de ontstane vacatures.

De leden van de VVD-fractie informeren welke procedure er nu volgt om de vacatures binnen de raad van toezicht van de AFM te vervullen en hoe snel de raad van toezicht weer op sterkte is. De leden van de SP-fractie vragen of de door de Minister gestelde deadline voor het vinden van een nieuwe voorzitter nog steeds haalbaar is.

De leden van de D66-fractie constateren dat de raad van toezicht in principe zelf nieuwe leden voordraagt om te worden benoemd. De leden van de D66-fractie vragen of er naast mevrouw Van Everdingen anderen betrokken zijn bij de selectie van kandidaten.

Voor het vervullen van de vacatures wordt de gebruikelijke benoemingsprocedure gevolgd. De benoemingsprocedure voor leden van de raad van toezicht van de AFM is geregeld in artikel 1:27 van de Wet op het financieel toezicht. Artikel 1:27 van die wet bepaalt dat de Minister van Financiën de voorzitter en de andere leden benoemt. De raad van toezicht kan voor elke benoeming een niet-bindende voordracht bij de Minister van Financiën indienen.

Ten behoeve van de invulling van een vacature, voorafgaand aan het opmaken van de voordracht, stelt de raad van toezicht (in overleg met het bestuur) een functieprofiel op. Het functieprofiel bevat de gezochte eigenschappen van de individuele kandidaat. Te denken valt aan de benodigde deskundigheid, ervaring en vaardigheden. Het functieprofiel dient te passen in de algemene profielschets voor leden van de raad van toezicht welke is goedgekeurd door de Minister van Financiën. Bij de voordracht voor (her)benoeming aan de Minister van Financiën volgt een uitgebreide motivering waarom de betreffende kandidaat – overeenkomstig het functieprofiel – de meest geschikte is en daarnaast waarom de persoon betrouwbaar en geschikt is, dit laatste conform artikel 1:27a van de Wet op het financieel toezicht. Op die manier is de Minister van Financiën in staat om een betekenisvolle (her)beoordeling te maken.

Er zal zo snel mogelijk op een goede en gedegen manier invulling worden gegeven aan de ontstane vacatures. De voordracht voor nieuwe leden zal door de waarnemend voorzitter van de raad van toezicht worden gedaan. Bij de vervulling van de vacatures zal de waarnemend voorzitter van de raad van toezicht worden ondersteund door een search bureau en – gezien de bijzondere omstandigheden – waar nodig door de voorzitter van het bestuur van de AFM.

De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister het vertrouwen in de raad van toezicht van de AFM al had opgezegd voordat hij in september vorig jaar een integriteitonderzoek liet doen. Daarnaast vragen zij of het klopt dat de Minister al enkele weken voor het onderzoek heeft laten weten dat een aantal van de leden van de raad van toezicht niet zou worden herbenoemd. Ook vragen zij of de Minister de raad van toezicht onevenwichtig vond samengesteld.

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre het krantenartikel in het Financieele Dagblad klopt dat de Minister voordat het onderzoek was gestart al geen vertrouwen meer had in de raad van toezicht van de AFM. De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre de uitkomst van dit onderzoek een rol speelt als de conclusies blijkbaar al door de Minister waren getrokken.

De leden van de PVV-fractie vragen of het klopt dat de Minister het vertrouwen in de raad van toezicht van de AFM al had opgezegd voor het uitvoeren van een integriteitonderzoek, door drie leden van de raad van toezicht te laten weten dat ze niet zouden worden herbenoemd.

Ik heb het vertrouwen in de raad van toezicht niet opgezegd; noch voorafgaand aan het onderzoek noch na het verschijnen van het onderzoek. Wel was ik in gesprek met de raad van toezicht over de diversiteit in de samenstelling van de raad. Dit stond geheel los van de aanleiding voor het onderzoek. Het is van belang dat de raad van toezicht is samengesteld uit leden met een diverse achtergrond zoals ik hiervoor heb toegelicht. Dit heeft aanleiding gegeven om het aflopen van benoemingstermijnen aan te grijpen om een meer diverse samengestelde raad van toezicht te kunnen realiseren.

De VVD-fractie vraagt wat de Minister vindt van de leidraad (on)verenigbaarheid van nevenfuncties voor leden van de raad van toezicht die op 2 december 2014 aan de opstellers van het rapport is gestuurd. Zij geven aan dat de opstellers van het rapport vinden dat de leidraad op een aantal punten afwijkt van de aanbevelingen, en vragen de Minister wat hij vindt van de afwijkingen.

Ik verwijs hiervoor naar het rapport «Compliance en integriteit herijkt». Hierin wordt opgemerkt: «De nieuwe leidraad hebben wij, zoals hiervoor reeds aangegeven, niet in extenso kunnen analyseren, maar wij zien daarin enkele elementen opgenomen die niet in overeenstemming zijn met de aanbevelingen die wij in het volgende hoofdstuk doen. Deze elementen zijn onder andere dat deze leidraad gebaseerd is op de bestaande statuten; dat de positie en de statuur van C&I ongewijzigd blijven; dat er geen rechtstreekse informatieverstrekking is van C&I aan de Minister van Financiën; dat de voorzitter en de vicevoorzitter de huidige rollen behouden en dat besluiten over nevenfuncties niet worden genomen door de voltallige raad van toezicht»3 . Ik constateer dat bedoelde leidraad inderdaad op enige punten afwijkt van hetgeen in genoemd rapport wordt aanbevolen. Deze punten vormen uiteraard onderdeel van de inventarisatie die momenteel gaande is en waarbij de AFM betrokken is, zodat ik daar thans nog niet nader op kan ingaan.

De leden van de VVD-fractie geven aan dat ten aanzien van de statuten veel geregeld is in reglementen, waar de Minister geen goedkeuring op behoeft te verlenen, en vragen de Minister in hoeverre hij dit een probleem vindt.

Het is in het algemeen niet ongebruikelijk dat de statuten van een juridische entiteit uitgangspunten bevatten die in nadere regelingen worden uitgewerkt. Ik vind dit op zichzelf ook geen probleem, mits belangrijke uitgangspunten als integriteit en onafhankelijkheid in de statuten zodanig duidelijk zijn neergelegd dat eventuele regelingen enkel de gedetailleerde uitwerking daarvan bevatten en aldus aansluiten bij deze uitgangspunten. Samen met de AFM ben ik momenteel de bestaande regelingen aan het inventariseren zodat bezien kan worden welke aanpassingen nodig zijn.

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de raad van toezicht het afgelopen jaar nog is toegekomen aan haar eigenlijke taak als raad van toezicht.

De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister al eerder signalen binnen heeft gekregen van het niet optimaal functioneren van de raad van toezicht van de AFM en zo ja, wat de acties zijn geweest die toen zijn ondernomen. Ook willen deze leden weten of de Minister signalen heeft of het vermoeden heeft dat de problemen binnen de raad van toezicht ook daadwerkelijk tot negatieve gevolgen voor het toezicht op de AFM hebben geleid. De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre het tot op heden achterblijven van de gewenste cultuuromslag in de raad van toezicht van de AFM effect heeft gehad op de kwaliteit van het toezicht waarmee deze raad belast is.

Het Ministerie van Financiën is door een lid van de raad van toezicht in kennis gesteld van discussie binnen de raad van toezicht over nevenfuncties, verdeling van taken en de beoordeling van de toepassing van complianceregels. Op 26 augustus jl. is dit door mij met de voorzitter en vicevoorzitter van de raad van toezicht van de AFM besproken. Mede op verzoek van de raad van toezicht heb ik op 9 september 2014 besloten tot een onafhankelijk onderzoek. Uit het rapport «Compliance en integriteit herijkt» dat naar aanleiding hiervan is opgesteld maak ik op dat de raad van toezicht van de AFM de discussies omtrent nevenfuncties als belemmerend heeft ervaren omdat deze discussies de raad relatief veel tijd kostten. Ik heb echter geen signalen vernomen om aan te mogen nemen dat de raad van toezicht zijn taak als interne toezichthouder in het afgelopen jaar niet naar behoren heeft vervuld. Dit blijkt ook niet uit het onderzoeksrapport. Overigens is het op zichzelf heel goed dat er binnen de raad van toezicht kritisch wordt gediscussieerd over het onderwerp nevenfuncties, maar dit neemt niet weg dat voorkomen moet worden dat dergelijke discussies onevenredig veel tijd in beslag nemen. Ook deze notie wordt meegenomen in de verbeterslag waaraan momenteel wordt gewerkt.

De leden van de VVD-fractie merken op dat de opstellers van het rapport concluderen dat er onvoldoende afstand is gehouden van de instellingen die onder toezicht staan, en ook eventuele adviesfuncties zouden daar niet vervuld moeten worden. De leden van de VVD-fractie vragen welke situaties aanleiding geven tot deze conclusie en waar de leden van de raad van toezicht onvoldoende afstand hebben gehouden.

Vanwege de privacygevoeligheid van de tot individuele leden van de raad van toezicht te herleiden informatie en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen zijn de bevindingen in het rapport geanonimiseerd en zoveel mogelijk op geaggregeerd niveau gepresenteerd. Ik kan om diezelfde redenen niet ingaan op de situaties die aanleiding hebben gegeven tot deze conclusie.

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de aanbevelingen (bijvoorbeeld ten aanzien van de handelingsvrijheid van leden van de raad van toezicht) in het rapport overeenkomen met de regels en eisen aan de toezichthouders en het bestuur van de financiële instellingen en andere onder toezicht van de AFM vallende instellingen zelf. De leden van de VVD-fractie vragen welke regels daar voor de raad van commissarissen (RvC) en raad van bestuur (RvB) gelden, waar ze afwijken en waar ze strenger of minder streng zijn.

Een aantal van de aanbevelingen dat in het rapport «Compliance en integriteit herijkt» wordt gedaan, ziet specifiek op (de raad van toezicht van) de AFM en valt derhalve niet één op één te projecteren op financiële ondernemingen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan aanbeveling 5 aangaande een lid van de raad van toezicht dat optreedt als liasion tussen deze raad en de Minister van Financiën, aanbevelingen 6 en 7 aangaande de benoeming en het ontslag van leden van de raad van toezicht van de AFM door de Minister van Financiën, aanbevelingen 8, 9 en 10 aangaande nevenfuncties bij entiteiten waarop de AFM toezicht houdt, evenals de aanbevelingen waarin wordt ingegaan op een rechtstreekse relatie tussen de Minister van Financiën en de compliance officer. Wel geldt dat wettelijk is vastgelegd dat het bestuur en de raad van toezicht van de AFM dienen te bestaan uit personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat en die geschikt zijn voor de uitoefening van hun functie. Voor nagenoeg elke financiële onderneming die onder de reikwijdte van de Wet op het financieel toezicht valt, geldt ook dat bestuurders en commissarissen betrouwbaar en geschikt dienen te zijn. Zo geldt voor onder andere banken, verzekeraars, premiepensioeninstellingen, betaaldienstverleners, beleggingsondernemingen, beleggingsinstellingen en financiëledienstverleners dat zij bestuurders dienen te hebben die geschikt zijn in verband met de uitoefening van het bedrijf van respectievelijk een bank, verzekeraar, premiepensioeninstelling, betaaldienstverlener, beleggingsonderneming, beleggingsinstelling en financiëledienstverlener. Hetzelfde geldt ten aanzien van commissarissen van dergelijke financiële ondernemingen zij het dat zij voldoende geschikt dienen te zijn om toezicht uit te oefenen op het beleid en de algemene gang van zaken van de betreffende financiële ondernemingen. Daarnaast geldt voor veel financiële ondernemingen (o.a. banken, verzekeraars en beleggingsondernemingen) dat zij, in het kader van het waarborgen van de integere bedrijfsuitoefening, dienen te beschikken over adequaat beleid met betrekking tot het tegengaan van belangenverstrengeling (bijvoorbeeld wat betreft privébelangen en nevenfuncties van bestuurders en commissarissen). Ook geldt voor bepaalde financiële ondernemingen (bijvoorbeeld banken en verzekeraars) dat zij dienen te beschikken over een organisatieonderdeel dat op onafhankelijke en effectieve wijze een compliancefunctie uitoefent en de taak heeft de naleving van wettelijke regels en interne regels te controleren. Voor banken is op grond van de richtlijn kapitaalvereisten een aantal eisen gesteld aan de samenstelling en het functioneren van raden van bestuur en raden van commissarissen van banken. Daarnaast bevatten bijvoorbeeld codes als de Code Banken en de Corporate Governance Code bepalingen ten aanzien van de samenstelling en het functioneren van raden van commissarissen die voor bepaalde financiële ondernemingen van belang kunnen zijn. Bij de beoordeling en implementatie van de aanbevelingen uit het rapport «Compliance en integriteit herijkt» zullen de regelingen die van toepassing zijn op financiële instellingen en andere onder toezicht van de AFM vallende instellingen uitdrukkelijk worden betrokken en zal worden beoordeeld in hoeverre deze voor de AFM relevante bepalingen bevatten en voor zover deze nog niet zijn opgenomen in de statuten en reglementen van de AFM.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister waarom er bij het opstellen van de huidige regels rondom de raad van toezicht van de AFM gekozen is voor een systeem waarbij de leden van de raad van toezicht elkaar controleerden, en waarom er niet voor gekozen is om nevenfuncties door de voltallige raad van toezicht te laten toetsen, in plaats van door slechts de (vice)voorzitter.

Op basis van de huidige regels omtrent nevenfuncties van leden van de raad van toezicht van de AFM zijn bepaalde nevenfuncties bij voorbaat uitgesloten (bijvoorbeeld een nevenfunctie als commissaris of bestuurder bij een entiteit die beschikt over een door de AFM verleende vergunning), en mogen nevenfuncties die niet bij voorbaat zijn uitgesloten enkel worden bekleed indien de voorzitter van de raad van toezicht daartoe een oordeel van geen bezwaar heeft verleend. Indien de voorzitter zelf een nevenfunctie wenst te aanvaarden, dient hij deze ter goedkeuring voor te leggen aan de vicevoorzitter van de raad van toezicht. Wanneer de voorzitter respectievelijk de vicevoorzitter geen goedkeuring verleent, kan men de nevenfunctie aan de voltallige raad van toezicht voorleggen. Bij de beoordeling en implementatie van de aanbevelingen uit het rapport «Compliance en integriteit herijkt» zal uitdrukkelijk worden bezien of deze verantwoordelijkheidsverdeling in het licht van een goede beoordeling van nevenfuncties nog langer passend is.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister of hij voornemens is een grotere rol te spelen in het toezicht op de AFM, maar ook op DNB, voor zover DNB optreedt als toezichthouder. De leden van de SP-fractie willen weten waarom ook DNB niet wordt betrokken bij de verbetervoorstellen, en hoe de Minister aankijkt tegen een vergelijkbaar onderzoek naar de raad van commissarissen van DNB. Deze leden vragen bovendien hoeveel van de 26 aanbevelingen ook van toepassing zijn op de raad van commissarissen van DNB. Het lid Van Vliet vraagt de Minister of hij voornemens is de aanbeveling over te nemen die stelt dat bij de AFM één van de leden van de raad van toezicht een specifiek daartoe benoemde toezichthouder op een kwaliteitszetel dient te zijn zoals DNB die reeds kent. In dit kader vraagt genoemd lid ook of er vanuit DNB en/of AFM verzet is tegen het aanstellen van een lid van de raad van toezicht die een «bijzondere opdracht van de Minister van Financiën heeft».

De aanbevelingen uit het rapport «Compliance en integriteit herijkt», waaronder ook aanbeveling 5 aangaande een lid met een kwaliteitszetel, vormen onderwerp van een inventarisatie die ik momenteel samen met de AFM aan het uitvoeren ben. De aanleiding hiervoor was een discussie binnen de raad van toezicht van de AFM over o.a. nevenactiviteiten van de leden van deze raad. Er was aldus een aanleiding om dit onderzoek te laten uitvoeren. Een dergelijke aanleiding bestaat niet ten aanzien van DNB.

Aangezien de inventarisatie naar aanleiding van het rapport momenteel nog gaande is, kan ik daar op dit moment nog niet nader op in gaan. Medio 2015 zal ik aan uw Kamer berichten over de voortgang van de implementatie van de aanbevelingen.

De leden van de SP-fractie vragen of de omschrijving in het onderzoeksrapport van de bestuurscrisis die zich in de raad van toezicht van de AFM heeft voltrokken klopt.

Ik heb geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de weergave van de feiten in het onderzoeksrapport.

De leden van de SP-fractie vragen voorts waarom de Minister ontevreden was over de betrokkenheid van het ministerie bij de opvolging van de plots overleden Ronald Gerritse als bestuursvoorzitter.

Het proces bij de opvolging van de heer Gerritse als bestuursvoorzitter heeft geleid tot een unanieme voordracht door de raad van toezicht van de AFM van één kandidaat, die door mij is benoemd. Dit betreft de huidige bestuursvoorzitter Merel van Vroonhoven.

De leden van de CDA-fractie merken op dat de Minister in zijn brief schrijft dat het rapport geen aanwijzingen bevat dat er sprake is van misbruik en/of oneigenlijk gebruik ten behoeve van persoonlijke belangen van de leden van de raad van toezicht van de AFM. De leden van de CDA-fractie vragen hierover of er wel sprake van kan zijn geweest dat andere vormen van belangenverstrengeling aan de orde zijn geweest binnen de raad van toezicht die dan niet een persoonlijk belang tot doel hadden als wel het verdedigen van een commercieel belang. Als voorbeeld noemen deze leden, dat leden van de raad van toezicht van de AFM ook lid waren van de RvC van beursgenoteerde bedrijven waar de AFM ook weer toezicht op uitoefende. De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre dit soort posities en vermenging van functies en belangen wenselijk is. In dit kader vraagt de PVV-fractie in hoeverre de Minister van mening is dat nevenactiviteiten überhaupt wenselijk zijn bij de raad van toezicht van de AFM, en vragen deze leden of de Minister bereid is nevenactiviteiten voor de raad van toezicht van de AFM te verbieden. Het lid Van Vliet vraagt of de Minister voornemens is de aanbeveling over te nemen die stelt dat leden van de raad van toezicht die privébelangen hebben bij binnenlandse en buitenlandse onder toezichtgestelden, al die belangen laten wegen door de compliance officer.

Over het risico van belangenverstrengeling bij nevenfuncties zijn bepalingen opgenomen in de statuten van de AFM. De AFM heeft in de huidige statuten een aantal uitsluitingen tot voordracht van een beoogd lid opgenomen en kent daarnaast nevenfuncties die niet zijn toegestaan.

Voor overige nevenfuncties geldt krachtens de huidige statuten dat deze slechts kunnen worden aanvaard na een verlening van oordeel van geen bezwaar door de voorzitter van de raad van toezicht (artikelen 9.9.h, 10.1.c en 10.1.d Statuten AFM). Als een lid van de raad van toezicht een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de AFM, dan meldt hij dat onmiddellijk aan de voorzitter van de raad van toezicht, dan wel aan de vicevoorzitter indien het de voorzitter betreft. Daarbij dient alle relevante informatie te worden verschaft (artikel 10.1.e Statuten AFM).

Als een lid van de raad van toezicht bij de uitoefening van bepaalde werkzaamheden van de raad van toezicht een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de AFM dan draagt hij al dan niet op aanwijzing van de voorzitter, de desbetreffende werkzaamheden over aan een ander lid van de raad van toezicht en is hij niet aanwezig bij de beraadslaging en de besluitvorming ter zake (artikelen 10.2 en 13.6 Statuten AFM). Conform de statuten vertrekt een lid bij de beraadslagingen als de discussie over een bedrijf wordt gevoerd waar hij commissaris is. Zowel bij de raad van toezicht van de AFM als bij het orgaan van de instelling waar de belangentegenstelling zich voordoet, neemt hij niet deel aan de beraadslagingen.

Ook de aanbevelingen die betrekking hebben op privébelangen van leden van de raad van toezicht zijn onderdeel van de inventarisatie die momenteel gaande is. Daarover zal ik u te zijner tijd uiteraard nader informeren. Een algeheel verbod op nevenactiviteiten is door de onderzoekers niet aanbevolen en mijns inziens ook niet noodzakelijk.

De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat het onderzoek is gestart naar aanleiding van discussies binnen de raad van toezicht van de AFM zoals beschreven in de brief van de Minister.

De feitelijke gang van zaken is terug te vinden in het onderzoeksrapport: «Op 5 september 2014 heeft de raad van toezicht van de AFM de Minister van Financiën gevraagd een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar het kader waarbinnen de raad als geheel en de individuele leden opereren en hoe dit in de praktijk wordt nageleefd. Aanleiding hiervoor was een discussie binnen de raad van toezicht in de maanden daarvóór, over nevenfuncties, verdeling van taken en de beoordeling van de toepassing van complianceregels, mede in het licht van de omgeving waarin de AFM opereert.

Het Ministerie van Financiën is door een lid van de raad van toezicht in kennis gesteld van deze discussie. Op 26 augustus is dit door de Minister en secretaris-generaal van het Ministerie van Financiën met de voorzitter en vicevoorzitter van de raad van toezicht van de AFM besproken. Mede op verzoek van de raad van toezicht heeft de Minister van Financiën op 9 september 2014 besloten tot een onafhankelijk onderzoek».

De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister van mening is dat er sprake was van een gesloten bestuurscultuur binnen de raad van toezicht van de AFM, waardoor kritische geluiden geen plaats hadden.

Ik vind het van groot belang dat er sprake is van een open cultuur binnen de raad van toezicht waarin de leden van de raad van toezicht zichzelf en elkaar aanspreken op gedrag, zoals ook in het rapport van de Commissie Behoorlijk Bestuur als noodzakelijke voorwaarde voor goed gedrag is geformuleerd4. Het onderzoeksrapport bevat niet de conclusie dat er een gesloten bestuurscultuur binnen de raad van toezicht van de AFM heerste. Het onderzoeksrapport laat wel de noodzaak zien om meer aandacht te besteden aan gedrag en een open cultuur van de raad van toezicht.

De leden van de PVV-fractie vragen hoe het komt dat mevrouw Van Everdingen nog steeds lid van de raad van toezicht van de AFM is, terwijl zij eerder heeft nagelaten een transactie in een beleggingsfonds ter goedkeuring aan de compliance-afdeling van de AFM voor te leggen.

Ik heb gesproken met mevrouw Van Everdingen over het onderzoeksrapport, en ik heb het volste vertrouwen in haar functioneren als lid van de raad van toezicht.

De leden van de D66-fractie merken op dat in het Financieele Dagblad van 12 januari 2015 wordt gesuggereerd dat de Minister al langer ontevreden was over de raad en naar zijn mening te laat geïnformeerd werd over belangrijke zaken. De leden van de D66-fractie vragen naar een reactie van de Minister hierop.

Het onderzoeksrapport geeft aanleiding om samen met de AFM aan de slag te gaan om verbeteringen in regels en gedrag tot stand te brengen voor de raad van toezicht.

De leden van de D66-fractie lezen dat in het rapport van de heer Van der Steenhoven wordt benadrukt dat de raad van toezicht zich bewust dient te zijn van het belang van een goede relatie met het Ministerie van Financiën, en vraagt de Minister hierop nader in te gaan in relatie tot de onafhankelijkheid van de AFM.

De AFM oefent onafhankelijk van het Ministerie van Financiën het toezicht uit zoals wettelijk aan haar is opgedragen. De onafhankelijke uitvoering van het toezicht door de AFM laat echter de (politieke) eindverantwoordelijkheid van de Minister van Financiën voor de vervulling van de publieke taak onverlet. In dat licht is een goede samenwerkingsrelatie tussen de AFM en het Ministerie van Financiën van groot belang.

Het lid Van Vliet vraagt naar welke stakeholders wordt verwezen op pagina 4 van de kamerbrief van 12 december jl., en wil weten wat dit concreet betekent voor de samenstelling van de raad van toezicht.

Met stakeholders worden in dit kader de groepen, organisaties en andere belanghebbenden bedoeld waarmee de AFM van doen heeft, bijvoorbeeld de financiële sector waarop zij toezicht houdt, consumenten en de overheid. In de samenstelling van de raad van toezicht wordt er naar gestreefd leden te werven met een achtergrond in/kennis van deze verschillende stakeholders.

Het lid Van Vliet informeert of er al onafhankelijke compliance officers zijn benoemd bij zowel DNB als de AFM, en of de compliance functies continu vervuld zijn geweest in de afgelopen jaren.

De AFM heeft twee compliance officers in dienst. De compliancefunctie is binnen AFM onafhankelijk gepositioneerd. Dit betekent dat zij vrijelijk toegang heeft tot alle benodigde informatiebronnen en het bestuur van AFM om haar rol uit te kunnen voeren. De compliancefunctie rapporteert periodiek en indien nodig ad hoc aan de bestuursvoorzitter en voorzitter van de raad van toezicht van de AFM. In de complianceregeling van de AFM zijn de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de compliance officer opgenomen. De AFM stelt momenteel een compliance charter op waarin de compliance functie in een breder kader wordt beschreven, onderdeel daarvan is de overlegstructuur en rapportagelijn. De compliancefuncties zijn continu vervuld geweest in de afgelopen jaren. Organisatorisch is de compliancefunctie gepositioneerd onder de General Counsel. De compliancefunctie bestaat structureel uit 2 fte en wordt in 2015 uitgebreid naar 3 fte. Ook in de corporate governance structuur van DNB heeft de C&i-functie een onafhankelijke rol. De afdeling C&i (opgericht in 2008) maakt onderdeel uit van de divisie Juridische Zaken, het afdelingshoofd C&i valt hiërarchisch onder de General Counsel van DNB. De afdeling is in de loop der jaren uitgebreid tot 6,5 fte, inclusief afdelingshoofd C&i, en is sinds de oprichting (nagenoeg) volledig bezet geweest. In het Statuut voor de Compliancefunctie van DNB (zie www.dnb.nl) is geregeld dat het afdelingshoofd C&I rechtstreeks toegang heeft tot en rapporteert aan de President en de voorzitter van de RvC. Het Statuut bepaalt voorts dat C&I in voorkomende gevallen de directie en RvC informeert over inbreuken op haar onafhankelijkheid of belemmeringen in de uitvoering van haar werkzaamheden. Voorts is in het Statuut geregeld dat C&I voor de uitvoering van haar werkzaamheden toegang heeft tot alle personen, informatie, systemen, bestanden, ruimten en eigendommen van DNB.


X Noot
1

Interventie Dijsselbloem bij AFM; Minister zei vertrouwen in raad van toezicht op nog voor hij besloot tot onderzoek, FD 12 januari 2015.

X Noot
2

Kamerstuk 32 648, nr. 1.

X Noot
3

Rapport Raad van Toezicht Autoriteit Financiële Markten (AFM); Compliance en integriteit herijkt, ABD TopConsult, 9 december 2014, p. 15.

X Noot
4

Zie het advies van de Commissie Behoorlijk Bestuur «een lastig gesprek» (cie. Halsema), september 2013.

Naar boven