32 647 Levensbeëindiging

Nr. 39 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE EN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 november 2014

Bij brief van 25 september 2014 reageert u op onze brief van 8 september jongstleden1, waarin wij ingaan op uw tweeledig verzoek om het interne rapport Tuitjenhorn van de IGZ actief openbaar te maken en tevens ter beschikking te stellen aan de vaste kamer commissie VWS. U vraagt van ons een inhoudelijke argumentatie te mogen ontvangen en spreekt de hoop uit dat deze inhoudelijke argumentatie aanleiding zal zijn onze eerdere beslissing om het rapport niet openbaar te maken en aan u te verstrekken te heroverwegen.

Bij brief van 8 september 2014 hebben wij u geïnformeerd over de redenen waarom wij het calamiteitenrapport van de IGZ, pas na de afronding van de taken van de evaluatiecommissie, aan uw Kamer zullen zenden. De reden dat we nu nog niet over gaan tot verstrekking dan wel openbaarmaking van het rapport is dat het gebruikelijk is, dat zolang een zaak voorwerp is van onafhankelijke onderzoek, niet tussentijds stukken die relevant zijn voor dit onderzoek naar buiten worden gebracht. Openbaarmaking in dit stadium zou het onderzoek van de evaluatiecommissie kunnen belemmeren. Tevens zou het kunnen leiden tot conclusies die pas kunnen worden getrokken nadat het bredere onderzoek van de evaluatiecommissie heeft plaatsgevonden. Wij beschouwen het in het belang van het publieke debat dat dit debat gevoerd kan worden met een zo volledig mogelijk beeld van hetgeen zich heeft voorgedaan in deze zaak. Om de commissie ten volle in de gelegenheid te stellen haar werk te doen, achten wij het van belang het calamiteitenrapport niet voor de afronding van de evaluatiecommissie Tuitjenhorn aan u toe te zenden dan wel openbaar te maken.

Wij verwachten dat de evaluatiecommissie Tuitjenhorn begin volgend jaar haar werkzaamheden heeft afgerond. Zoals wij ook verwoord hebben in de brief van 8 september jongstleden hebben wij de intentie om het calamiteitenrapport van de IGZ daarna samen met het rapport van de evaluatiecommissie aan uw kamer te zenden. Mogelijkerwijs zullen daarbij gedeelten van het IGZ calamiteitenrapport die gegevens van derden bevatten – met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer – niet door ons verstrekt kunnen worden.

Naast bovenstaande is er geen andere reden om het calamiteitenrapport niet nu aan uw Kamer te verstrekken dan wel openbaar te maken, maar dit te doen zodra de evaluatiecommissie haar taken heeft afgerond.

Wij gaan ervan uit u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Kamerstuk 32 647, nr. 32

Naar boven