Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 november 2014
Bij brief van 25 september 2014 reageert u op onze brief van 8 september jongstleden1, waarin wij ingaan op uw tweeledig verzoek om het interne rapport Tuitjenhorn van
de IGZ actief openbaar te maken en tevens ter beschikking te stellen aan de vaste
kamer commissie VWS. U vraagt van ons een inhoudelijke argumentatie te mogen ontvangen
en spreekt de hoop uit dat deze inhoudelijke argumentatie aanleiding zal zijn onze
eerdere beslissing om het rapport niet openbaar te maken en aan u te verstrekken te
heroverwegen.
Bij brief van 8 september 2014 hebben wij u geïnformeerd over de redenen waarom wij
het calamiteitenrapport van de IGZ, pas na de afronding van de taken van de evaluatiecommissie,
aan uw Kamer zullen zenden. De reden dat we nu nog niet over gaan tot verstrekking
dan wel openbaarmaking van het rapport is dat het gebruikelijk is, dat zolang een
zaak voorwerp is van onafhankelijke onderzoek, niet tussentijds stukken die relevant
zijn voor dit onderzoek naar buiten worden gebracht. Openbaarmaking in dit stadium
zou het onderzoek van de evaluatiecommissie kunnen belemmeren. Tevens zou het kunnen
leiden tot conclusies die pas kunnen worden getrokken nadat het bredere onderzoek
van de evaluatiecommissie heeft plaatsgevonden. Wij beschouwen het in het belang van
het publieke debat dat dit debat gevoerd kan worden met een zo volledig mogelijk beeld
van hetgeen zich heeft voorgedaan in deze zaak. Om de commissie ten volle in de gelegenheid
te stellen haar werk te doen, achten wij het van belang het calamiteitenrapport niet
voor de afronding van de evaluatiecommissie Tuitjenhorn aan u toe te zenden dan wel
openbaar te maken.
Wij verwachten dat de evaluatiecommissie Tuitjenhorn begin volgend jaar haar werkzaamheden
heeft afgerond. Zoals wij ook verwoord hebben in de brief van 8 september jongstleden
hebben wij de intentie om het calamiteitenrapport van de IGZ daarna samen met het
rapport van de evaluatiecommissie aan uw kamer te zenden. Mogelijkerwijs zullen daarbij
gedeelten van het IGZ calamiteitenrapport die gegevens van derden bevatten – met het
oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer – niet door ons verstrekt kunnen
worden.
Naast bovenstaande is er geen andere reden om het calamiteitenrapport niet nu aan
uw Kamer te verstrekken dan wel openbaar te maken, maar dit te doen zodra de evaluatiecommissie
haar taken heeft afgerond.
Wij gaan ervan uit u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I.W. Opstelten
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers