32 647 Levensbeëindiging

Nr. 26 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juni 2014

Zoals toegezegd tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 30 oktober 2013 (Handelingen II 2013/14, nr. 17, item 7), informeren wij u hierbij over de commissie van wijzen die zich zal buigen over de juridische mogelijkheden en de maatschappelijke dilemma’s met betrekking tot hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven voltooid achten. Wij zullen in deze brief uiteenzetten wat de aanleiding is voor het instellen van de commissie, wat de opdracht voor de commissie wordt en hoe de opzet en samenstelling er uit zal zien.

Aanleiding voor het instellen van deze commissie is het verzoek van de VVD-fractie om een onderzoek uit te voeren naar de juridische mogelijkheden van hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven voltooid achten. De commissie zal uitvoering geven aan het reeds genoemde onderzoek naar de juridische mogelijkheden van hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven voltooid achten en ook de maatschappelijke dilemma’s in kaart brengen. Kern van het onderzoek zal zijn hoe invulling kan worden gegeven aan de wens van een toenemende groep Nederlanders om meer zelfbeschikkingsrecht in de vorm van te ontvangen hulp wanneer zij hun leven voltooid achten. Tegelijkertijd is van wezenlijk belang dat misbruik wordt voorkomen en mensen zich veilig voelen.

De uitkomsten van dit onderzoek staan niet op voorhand vast. Het kan zo zijn dat dit leidt tot eventuele voorstellen voor nieuwe regelgeving, maar er kan ook sprake zijn van het herbevestigen van bestaande wettelijke grenzen. Een zorgvuldige aanpak is daarbij uitgangspunt. Daarnaast vragen wij de commissie hoe kan worden voorkomen dat mensen hun leven voltooid achten, conform de toezegging dienaangaande tijdens de begrotingsbehandeling en het Algemeen Overleg op 19 december 2013 (Kamerstuk 32 647, nr. 21).

Het is belangrijk om van tevoren vast te stellen over welke onderwerpen de commissie zich wel en niet zal buigen. Goede afbakening van het onderwerp is noodzakelijk omdat op dit moment veel gerelateerde discussies spelen. De commissie richt zich niet op gerelateerde onderwerpen rond het levenseinde, zoals euthanasie bij psychiatrisch patiënten en bij dementie.

De focus is hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven voltooid achten. Het vertrekpunt van de commissie is de bestaande wet- en regelgeving; artikel 294 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht aan de ene kant en aan de andere kant het kader van de Euthanasiewet. Daarnaast ontvangen wij in de zomer een kennissynthese van ZonMw, die wij naar de commissie zullen doorgeleiden. De commissie bepaalt vervolgens de relevantie hiervan voor haar opdracht.

De commissie zal tot taak krijgen de regering, in het licht van bovenstaande, te adviseren over een aantal aspecten dat betrekking heeft op de vragen rond hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven voltooid achten. Het gevraagde resultaat betreft een rapport op basis waarvan de regering zich een standpunt kan vormen en overleg met uw Kamer kan plaatsvinden. Het rapport beslaat in ieder geval de volgende onderwerpen:

  • Beschrijving van de huidige maatschappelijke context en indicatie van de maatschappelijke impact van mogelijke conclusies die uit het onderzoek voortvloeien;

  • Onderzoek naar de juridische mogelijkheden en beperkingen;

  • Indicatie van de voor- en nadelen van de juridische mogelijkheden;

  • Onderzoek naar welke mogelijkheden er zijn om te voorkomen dat mensen hun leven voltooid achten.

Bij de analyse zullen ook de dilemma’s worden betrokken die in het standpunt van het kabinet op de evaluatie van de Euthanasiewet zijn benoemd, zoals de mogelijke gevolgen van een systeem van hulp bij zelfdoding door een ander dan een arts (Kamerstuk 31 036, nr. 7).

Gegeven de aard van het vraagstuk is er voor gekozen om een brede, multidisciplinaire commissie te benoemen van mannen en vrouwen met de nodige statuur. De volgende personen zullen worden benoemd:

  • Prof. dr. P. Schnabel (voorzitter), universiteitshoogleraar, Universiteit Utrecht;

  • Prof. dr. B. Meyboom-de Jong, em. hoogleraar huisartsengeneeskunde, Universiteit Groningen;

  • Prof. dr. W.J. Schudel, em. hoogleraar klinische en sociale psychiatrie, Erasmus Universiteit Rotterdam;

  • Prof. dr. C.P.M. Cleiren, hoogleraar straf- en strafprocesrecht, Universiteit Leiden;

  • Prof. mr. P.A.M. Mevis, hoogleraar straf- en strafprocesrecht, Erasmus Universiteit Rotterdam;

  • Prof. dr. M.J. Verkerk, hoogleraar reformatorische wijsbegeerte, Technische Universiteit Eindhoven;

  • Prof. dr. A. van der Heide, hoogleraar Besluitvorming en zorg rond het levenseinde, Erasmus Universiteit Rotterdam;

  • Mw. G. Hesselmann, RN, MSc, consulent palliatieve zorg Universitair Medisch Centrum Utrecht.

Beoogde start heeft plaats in juni 2014. Zodra de commissie van start is gegaan, zal deze zelf een planning moeten maken op grond van de opdrachtverlening. Wij hechten aan een voortvarende aanpak in combinatie met de benodigde zorgvuldigheid die dit vraagstuk verlangt. Wij verwachten in het voorjaar van 2015 de resultaten van de commissie te kunnen ontvangen.

Uiteraard zullen wij uw Kamer na ontvangst van het rapport over de resultaten informeren. Nadat de regering hierover een standpunt heeft bepaald, gaan wij graag met uw Kamer in gesprek over de uitkomsten.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven