32 645 Kernenergie

Nr. 83 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juli 2016

Uw kamer heeft mij verzocht om een brief met uitleg over de wijze waarop ik uitvoering zal geven aan de motie-Smaling1 en de motie Fokke/Vos2 inzake de stillegging van de Belgische kerncentrales.

In ondermeer mijn brief van 17 mei 20163 aan uw Kamer heb ik u mijn standpunt over het Duitse en Luxemburgse verzoek toegelicht. Volledigheidshalve wijs ik er op dat het verzoek van Duitsland en Luxemburg, voor zover mij bekend, zich richt op stillegging van de reactoren Doel-3 en Tihange-2 en niet op alle kernreactoren in Doel en Tihange of alleen de kernreactoren in Tihange, zoals in de beide moties is vermeld. Doel-3 en Tihange-2 zijn de reactoren waar de problematiek speelt met betrekking tot de zogenaamde waterstofvlokken in het staal van de reactorvaten.

Het Belgische Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) heeft de afgelopen jaren een uitgebreid beoordelingstraject doorlopen over de veiligheid van de reactorvaten van de kernreactoren Doel-3 en Tihange-2. De gevolgen van de waterstofvlokken voor de sterkte en veiligheid van de reactorvaten zijn hierbij in kaart gebracht en beoordeeld. Hierbij zijn de reactorvaten getoetst aan de in België gebruikte technische codes en standaarden (de veelgebruikte Amerikaanse ASME codes). FANC heeft daarvoor gebruik gemaakt van zijn eigen kennis en expertise maar zich ook laten bijstaan door een panel van onafhankelijke internationale experts speciaal samengesteld voor deze beoordeling. Uiteindelijk heeft het FANC zijn bevindingen ook nog onafhankelijk laten toetsen door het Amerikaanse Oak Ridge National Laboratory. Deze gaf ondermeer aan dat het FANC nog strengere aannames hanteerde in zijn analyse dan dat het Oak Ridge Lab zelf nodig acht voor deze berekeningen.

De Duitse overheid heeft voor haar nucleaire sector altijd haar eigen technische standaarden gebruikt (KTA-codes). Duitse experts geven aan dat voor bepaalde scenario’s in hun ogen nog meer onderzoek nodig is. Het FANC geeft aan dat dit extra onderzoek wordt afgedekt door de door hun uitgevoerde analyses op basis van de ASME codes, meer specifiek onderzoek is volgens het FANC «nice to know» en niet noodzakelijk om een uitspraak over de veiligheid te kunnen doen. Op basis van de Duitse experts en Duitse standaarden hebben de Duitse en Luxemburgse regering het verzoek gedaan aan België om alsnog de beide reactoren te sluiten en meer onderzoek uit te voeren. De experts van de ANVS hebben op dit moment geen inhoudelijke reden om te twijfelen aan het uitgebreide veiligheidsdossier en de conclusies hierover van het FANC, Oak Ridge National Laboratory en de door het FANC samengestelde expertcommissie.

Nucleaire veiligheid is een complex en technisch onderwerp en ik begrijp de gevoelens van onrust en aandacht hiervoor bij de (lokale) politiek, media en bevolking in met name de grensregio’s. De veiligheid van de Belgische reactoren heeft daarom mijn speciale aandacht. Ik heb dan ook regelmatig contact met mijn Belgische ambtsgenoot Minister Jambon. Mede hierdoor zijn de contacten tussen het FANC en de ANVS steviger aangehaald met ondermeer de afspraken over gezamenlijke inspecties bij elkaars nucleaire inrichting tot gevolg. Ik heb bij Minister Jambon ook bij herhaling aandacht gevraagd voor de gevoelens en de onrust in de Nederlandse grensregio’s. Hij heeft bij mij aangegeven hier oog voor te hebben en bereid te zijn om samen te werken om te komen tot een meer eenduidige communicatie over onder andere de eventuele storingen die normaal kunnen voorkomen bij de Belgische reactoren die ook tot onrust bij de Nederlandse bevolking leiden.

Ik heb Minister Jambon persoonlijk geïnformeerd over het oordeel van uw Kamer, alsmede de overwegingen die hieraan ten grondslag liggen. Daarbij heb ik nogmaals de zorg overgebracht die bij veel burgers en bestuurders in Nederland bestaat over de veiligheidssituatie met betrekking tot de kerncentrales in België en eventuele gevolgen van een incident. Tegelijkertijd constateer ik dat de overwegingen waarop het oordeel van de Kamer is gebaseerd geen nadere informatie bevatten ten opzichte van de reeds bekende informatie over de actuele veiligheidssituatie van de kerncentrales in België, zoals deze door FANC voortdurend wordt gedeeld met de ANVS. Zowel voor de Belgische als de Nederlandse regering geldt dat deze informatie over de veiligheid leidend is voor de besluitvorming inzake de problematiek van de kerncentrales. De wijzigingsrichtlijn nucleaire veiligheid (PbEU 2014, L219/42) verplicht overigens de bevoegde regelgevende nucleaire autoriteiten van lidstaten samen te werken met de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten in de nabijheid van een kerninstallatie, onder meer door het uitwisselen en/of delen van informatie. Voor de ANVS wordt deze taak reeds neergelegd in artikel 3, derde lid, van de Kernenergiewet (Stb. 2016, nr. 180).

Met betrekking tot het in beide moties eveneens opgenomen verzoek om in overleg te treden met België om vanuit Nederland bij te dragen aan het

beperken van een eventueel stroomtekort in België merkt de regering op dat het primair aan de Belgische regering is om het nationale energiebeleid te bepalen.

Uit het feit dat onlangs een convenant is gesloten tussen Nederland en België mag worden geconcludeerd dat de bereidheid van de Nederlandse regering om samen te werken met België op dit punt aanwezig is. In het bilaterale overleg dat wordt gevoerd over de uitvoering van dit convenant zal de Belgische regering ook in dat kader worden geïnformeerd over het verzoek van de Tweede Kamer, zoals verwoord in de beide moties.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Kamerstuk 32 645, nr. 77.

X Noot
2

Kamerstuk 32 645, nr. 82.

X Noot
3

Kamerstuk 32 645, nr. 67.

Naar boven