32 645 Kernenergie

Nr. 5 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 mei 2011

In de eerste termijn van het Algemeen Overleg Kernenergie op 21 april 2011 is overleg gevoerd over enkele brieven inzake kernenergie. Enige vragen konden in deze termijn niet beantwoord worden.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu zal de vragen 24 t/m 27 in een aparte brief beantwoorden, dit in aansluiting op mijn toezegging in het Algemeen Overleg van 21 april 2011.

Hierbij ga ik in op de gestelde vragen.

1

Overweegt de minister om een vooronderzoek voor Borssele uit te voeren, zoals de voorzitter van de voormalige Commissie Veiligheid suggereerde? Zo nee waarom niet?

Nee. Zoals ik uw Kamer meerdere malen heb aangegeven staat veiligheid en zorgvuldigheid in mijn beleid ten aanzien van kernenergie voorop. Daarom heb ik aangegeven dat alle Japanse lessen zullen worden meegenomen in mijn beleid. Dit gebeurt onder andere aan de hand van deelname aan de Europese stresstest voor kerncentrales.

Zoals ik reeds in de brief aan de heer Enthoven heb geschreven, die ik in op 15 april 2011 in afschrift aan uw Kamer heb gezonden, ben ik niet van plan om vooruitlopend op deze stresstest een ander aanvullend onderzoek in te stellen. Reden is dat ik van mening ben dat de relevantie van de gebeurtenissen in Japan voor de veiligheid van de kerncentrale Borssele het beste gezamenlijk met de overige EU-lidstaten kan gebeuren. Hierdoor kan op basis van de beschikbare kennis in EU-verband een gedegen stresstest worden opgesteld.

2

De ramp in Japan heeft ons gewezen op de risico’s van aardbevingen. Aan de grens van Europa liggen bestaande of voorgenomen kerncentrales op of dichtbij breuklijnen, zoals in Turkije en Armenië. Is de minister bereid zich via de EU in te zetten voor het testen van de centrales in deze regio’s en de rol van het International Atomic Energy Agency (IAEA) wereldwijd blijvend te versterken?

Ja. Zoals ik u bij brief van 22 maart 2011 (TK vergaderjaar 2010–2011, 21 501-33, nr. 315) en tijdens het Algemeen Overleg met u op 21 april 2011 heb gezegd zijn in de Europese Energieraad van 21 maart 2011 en in de Europese Raad van 24 maart 2011 afspraken gemaakt over een stresstest voor kerncentrales in de Europese Unie (EU). Daar bestaat algemene steun voor. Ik ben van mening dat het toekennen van prioriteit aan de veiligheid van kerncentrales niet mag ophouden bij de grenzen van de EU. Om die reden is bij de bijeenkomsten van de Raad in maart 2011 de afspraak gemaakt, dat de EU niet alleen buurlanden van de EU, maar wereldwijd landen zal verzoeken uitvoering te geven aan soortgelijke stresstesten. Dit heeft betrekking op zowel bestaande als geplande centrales,waarbij gebruik gemaakt zal worden van de bevoegde internationale organisaties, zoals de IAEA. Daar waar dat kan, zal ik aan dit proces een bijdrage leveren.

3

De 100 jaar opslag door de Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval (COVRA), is niet meer dan «een moment» op de vele duizenden jaren dat het afval radioactief blijft. Hoe reëel is de financiële berekening van de gereserveerde reserve? Wat als de kosten hoger blijken te zijn?

In Nederland is in 2002 (TK, vergaderjaar 2002–2003, 28 674, nr. 1) besloten dat al het radioactief afval voor een periode van tenminste 100 jaar zal worden opgeslagen bij de COVRA in speciaal daartoe ontworpen gebouwen. Voor alle kosten met betrekking tot het radioactief afval geldt dat de vervuiler betaalt. Dit geldt dus ook voor de kosten van het realiseren van een eindberging, en het bergen van het afval over 100 jaar. Via de COVRA-tarieven betalen de aanbieders van het afval nu al hiervoor. Daartoe wordt door COVRA een fonds beheerd, waarin over 100 jaar ruim voldoende geld zit om de begrote kosten van een eindberging te financieren.

Bij het opzetten van het fonds en de vaststelling van de COVRA-tarieven is een inschatting gemaakt voor de eindbergingskosten, met daar bovenop ruime marges. Bovendien worden zowel deze kosten als de ontwikkeling van het fonds periodiek geëvalueerd, en worden de COVRA-tarieven indien nodig daaraan aangepast.

4

Een aantal leden is van mening dat de belastingbetaler niet mee moet hoeven te betalen voor de bouw of exploitatie van kerncentrales, inclusief vervoer, opslag van afval en de verzekering van de installatie. Is de minister het hiermee eens? Zo nee, kan de minister dan een limitatief overzicht geven van alle punten waarop de minister vindt dat de exploitant aanspraak kan maken op belastingmiddelen? Kan de minister inzicht geven in de hoogte van de vergoedingen zoals die op dit moment zouden worden vastgesteld voor de staatsgarantie en dergelijke?

Zoals ik in de brief over de randvoorwaarden voor nieuwe kerncentrales (TK, vergaderjaar 2010–2011, 32 645, nr. 1) heb aangegeven, is de bouw en exploitatie van een nieuwe kerncentrale een zaak van de markt. De elektriciteitsmarkt is geliberaliseerd, wat onder andere inhoudt dat de Rijksoverheid niet investeert in elektriciteitsproductie. Subsidie of andere financiële steun voor de bouw van een nieuwe kerncentrale zijn, net als bij bijvoorbeeld gas- en kolencentrales, niet aan de orde. Voor de vragen over staatsgarantie en dergelijke verwijs ik naar de antwoorden van de minister van Financiën op de vragen van het lid Thieme (d.d. 20 april 2011, kenmerk: FM/2011/8661 U).

5

Als alles goed gaat kost het bouwen van een nieuwe kerncentrale ongeveer € 5 miljard. Als je pech hebt, zoals de Finnen, liggen de kosten flink hoger. Dat is echter een normaal ondernemersrisico. Kan de minister ook op dit punt garanderen dat hij nooit de portemonnee zal trekken indien de kosten uit de hand lopen?

Ja. Het risico op vertraging en kostenoverschrijdingen in de constructiefase ligt, net als overige ondernemersrisico’s, bij de betrokken marktpartijen, niet bij de Staat. Bij een kerncentrale is dit niet anders dan bij bijvoorbeeld een gas- of kolengestookte centrale.

6

Klopt het dat Energy Research Holding (ERH) zich heeft teruggetrokken?

Nee.

7

Het eigen risico van de exploitant wordt straks € 750 miljoen. Hoe kan deze grens worden opgetrokken?

Op grond van de nog in werking te treden wijziging van artikel 5 van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen (Wako) wordt het bedrag waarvoor de exploitant van een in Nederland gelegen kerncentrale aansprakelijk is verhoogd van € 340,3 miljoen naar € 700 miljoen (dus geen € 750 miljoen). Ik vind dit een goede ontwikkeling aangezien de exploitant voor een groter deel via een verzekering dekking zal moeten vinden en niet via de Staat.

Afhankelijk van de dekkingsmogelijkheden van de markt, in casu de Nederlandse Pool voor verzekering van Atoomrisico’s, zou dit bedrag in de toekomst verder kunnen toenemen en zou bij algemene maatregel van bestuur een nog hogere aansprakelijkheidslimiet voor exploitanten kunnen worden vastgesteld.

Het heeft echter pas zin hiernaar te kijken als eerst is gebleken dat de € 700 miljoen adequaat wordt gedekt door een verzekering. Voor zover dat niet lukt, is een aanvullende staatspolis nodig. Ik zeg u toe uw Kamer bij relevante ontwikkelingen nader over te informeren.

8

Dit bedrag komt uit een internationaal verdrag. Dat verdrag is ooit afgesloten tussen overheden toen alle elektriciteit nog door overheden werd opgewekt. Toen was het ook logisch dat de overheid de schade draagt. Maar nu is de energiemarkt geliberaliseerd. Betekent dit dat straks ook private partijen risico’s bij de Staat in rekening kunnen brengen op grond van dit verdrag? Kan de minister op dit punt een juridisch advies naar de kamer sturen?

Het verdrag dat de aansprakelijkheid van de exploitant van een kerncentrale regelt is het Verdrag van Parijs. Artikel 1 van dit verdrag definieert als exploitant: de persoon die door het  bevoegde gezag is aangewezen of erkend als exploitant van een kerninstallatie. Hierbij wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen een publieke of private exploitant. Beide zijn aansprakelijk tot een bepaald bedrag en dienen daarvoor dekking te vinden. Een juridisch advies op dit punt lijkt mij weinig toevoegen.

9

De exploitant van een kerncentrale moet bijdragen aan onderzoek naar de oplossing van het afvalvraagstuk. Daarmee komt de overgang naar een echte hernieuwbare energiemix niet dichterbij. Kunt u een deel van dat geld aanwenden voor innovatie op het gebied van echte duurzame energie?

Het feit dat de exploitant van een kerncentrale moet bijdragen aan onderzoek naar de oplossing van het afvalvraagstuk komt voort uit een brede wens, ook in uw Kamer, om te zoeken naar een oplossing voor het afvalvraagstuk en een bijdrage hieraan door private partijen. Geld uit dit fonds aanwenden voor andere doeleinden is hiermee voor mij niet aan de orde.

Zoals eerder aangegeven blijft het principe «de vervuiler betaalt» onverkort van kracht. De vergunninghouder van de kerncentrale is verantwoordelijk voor zowel het dragen van de kosten van het afvalbeheer als van het treffen van een voorziening voor de opslag. Daarom zullen vergunninghouders van kerncentrales vanaf het in werking brengen van een nieuwe kerncentrale bijdragen aan een fonds waaruit onderzoek naar een eindbestemming van radioactief afval wordt gefinancierd, zoals ik ook heb aangegeven in de brief over de randvoorwaarden voor nieuwe kerncentrales (TK, vergaderjaar 2010–2011, 32 645, nr. 1).

Dit fonds dient kostendekkend te zijn. Naar mijn mening is de financiering van innovatie op het gebied van duurzame energie uit middelen, die bedoeld zijn voor onderzoek naar afvalberging, oneigenlijk gebruik van deze middelen. Dit omdat hiermee een geheel andere bestemming wordt gegeven dan waarvoor die middelen bedoeld zijn.

De realisatie en innovatie van duurzame energie heeft zeker mijn aandacht. Energie is als topsector een essentieel onderdeel van de Nederlandse economie. Nederland heeft een hoogwaardige energiesector die op onderdelen tot de wereldtop behoort. De sector levert een substantiële bijdrage aan het nationaal inkomen, de export en de werkgelegenheid. Daarom kiest het kabinet voor modern industriebeleid gericht op het beter benutten van economische kansen voor zowel groene als grijze energie.

10

Wat is het voordeel voor de Nederlandse economie in werkgelegenheid (aantal banen) en in bijdragen aan de schatkist (vennootschapsbelasting) waarom deze minister klaarblijkelijk een vergunning voor een productiefaciliteit voor een risicovol exportproduct wil faciliteren?

Het besluit tot de bouw van een nieuwe kerncentrale is niet aan dit kabinet, maar aan initiatiefnemers. Zij moeten bepalen of er een business case is. De energiemarkt is geliberaliseerd, waardoor de markt en niet de overheid investeringsbeslissingen neemt.

Dat neemt niet weg dat een extra kerncentrale een belangrijke bijdrage kan leveren aan een betaalbare en zekere energievoorziening. Ten aanzien van werkgelegenheid geldt dat de bestaande kerncentrale in Borssele ongeveer 300–350 arbeidsplaatsen kent. Bij het exploiteren van een kerncentrale zijn meer mensen betrokken zijn dan bij gas- en kolencentrales. Hierdoor is er een positief economisch effect op de regio waar een kerncentrale staat.

Verder zijn concreet bij de bouw van een nieuwe kerncentrale gemiddeld 500 arbeiders betrokken. In de piek (bij bouw) gaat het om zo’n 3500 arbeiders. De bijdrage aan de schatkist in termen van belastinginkomsten is afhankelijk van de business case voor een nieuwe kerncentrale.

11

De minister zegt dat draagvlak belangrijk is maar dat een vergunningaanvrager er voor moet zorgen. Hoe gaat de minister toetsen of er aan de minimumvoorwaarde voor draagvlak door een vergunninghouder is voldaan? Aangezien een kernramp de gehele Nederlandse bevolking treft kan draagvlak in alleen de gemeente Borssele niet voldoende zijn.

De publieke opinie van een reeks van maatschappelijke onderwerpen, waaronder kernenergie, worden in opdracht van mij periodiek geïnventariseerd door bijvoorbeeld enquêtes en focusgroepen. Lokale steun is niet het enige, maar wel een onderdeel van het totale afwegingspakket waarop ik mijn beslissing baseer.

12

De minister heeft na afloop van de formele vergadering toegezegd voor uraniummijnen te willen kijken naar het advies van de Sociaal Economische Raad (SER) over maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Aan de vergunningseisen zou toegevoegd moeten worden dat de exploitant voor verantwoord ketenbeheer dient te zorgen zoals gedefinieerd in het rapport van de SER (blz. 147 en 148 van de Tweede Voortgangsrapportage IMVO).

Duurzame ontwikkeling gaat over sociale, economische en ecologische ambities en Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) is daarbij de bijdrage die bedrijven leveren, met aandacht voor mensen, milieu en maatschappij. Het belang ervan is ook in het regeerakkoord onderschreven. In de Tweede Voortgangsrapportage over Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (d.d. 17 maart 2011), definieert de SER verantwoord ketenbeheer als het vrijwillige maar niet-vrijblijvende commitment van bedrijven om een positieve invloed uit te oefenen op het sociaal en milieubeleid van hun toeleveranciers. Zoals in de rapportage wordt vermeld echter, zal een bedrijf niet altijd verantwoordelijk gehouden worden voor alles wat er in de keten gebeurt. Wel ligt het voor de hand een groter commitment te verlangen naarmate de relaties met toeleveranciers frequenter en intensiever zijn en naarmate de kenbaarheid van de situatie bij de toeleverancier groter is.

In mijn randvoorwaardenbrief van 11 februari 2011 ga ik in op wat ik verwacht van exploitanten van kerncentrales in het kader van MVO als het gaat om de winning van uranium en de fabricage van splijtstof. Traceerbaarheid en transparantie van het gehele «front end» proces zijn daarbij essentiële elementen.

Echter, zoals ik in mijn randvoorwaardenbrief heb geschreven, zijn de juridische mogelijkheden om via Nederlandse wet- en regelgeving eisen aan MVO te stellen en te handhaven beperkt. Ik zal daarom in overleg treden met de initiatiefnemers voor nieuwe kerncentrales en zal de bedrijven aanspreken op hun MVO.

13

Gaat de minister, zodra het eindrapport van het Onderzoeksprogramma Eindberging Radioactief Afval (OPERA) openbaar is, komen met een concreet plan met ruimte reservering voor de eindberging in Nederland en dat aan de Kamer voorleggen?

In het nationale onderzoeksprogramma OPERA wordt onderzoek gedaan naar de (maatschappelijke) randvoorwaarden voor eindberging. Na afronding van OPERA, rond 2015, is het echter nog te vroeg om een definitieve eindberging te gaan bouwen, of om daar een locatie voor aan te wijzen. Zoals ik in de brief over de randvoorwaarden voor nieuwe kerncentrales heb aangegeven zal ik uiterlijk in 2014 een programma afronden dat ingaat op de te nemen stappen om te komen tot een eindbestemming voor het radioactief afval. De resultaten van OPERA worden hierbij betrokken, en de te zetten processtappen richting de realisatie van een eindberging voor het afval worden concreter gemaakt.

Overigens is er de komende 100 jaar nog geen eindberging nodig in Nederland omdat het radioactief afval gedurende die periode wordt opgeslagen bij COVRA in speciaal daarvoor ontwikkelde gebouwen.

14

De leden vragen om een compleet totaaloverzicht van de extra kosten samenhangend met de bouw van een tweede kerncentrale in Nederland. Naast de kosten voor de bouw en het exploiteren van een tweede centrale zijn er vele andere kosten die mogelijk ten laste van de belastingbetaler komen. Dit kan rechtstreeks zijn of via en opslag in de elektriciteitsrekening zoals bij de extra kosten voor de aanpassingen op het hoogspanningsnet. Denk aan kosten van de vergunningverlening, uitbreiding van de Kernfysische dienst, opstellen en aanpassen rampenplannen, de kosten van het OPERA-onderzoek, kosten van de afdeling straling bij het Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu (RIVM), kosten van de uitbreiding van het hoogspanningsnet vanaf locatie Borssele, subsidies aan Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) in Petten en de Technische Universiteit Delft, kosten van de nieuwe opleiding stralingsmanagement enzovoort. Van welke kosten exact heeft de minister toegezegd dat deze door de toekomstige exploitant gedragen gaan worden?

Alle vormen van energievoorziening kosten geld in termen van bijvoorbeeld productie en levering. Kernenergie is – in tegenstelling tot vele vormen van duurzame energie – een relatief goedkope manier van energievoorziening vanwege het ontbreken van subsidie en van CO2-uitstoot. Hiermee levert het een bijdrage aan lage prijzen voor energie voor burgers en bedrijven.

Ten aanzien van de kosten van een tweede kerncentrale geldt dat de belastingbetaler daar geen kosten van merkt, zoals ik in mijn antwoorden op de vragen 4, 5, 7 en 9 heb aangegeven.

Verder geldt dat de subsidie aan Nuclear Research and consultancy Group (ECN) in Petten niet gekoppeld is aan een tweede kerncentrale en dat de eventuele extra kosten die bijvoorbeeld door Tennet gemaakt zullen moeten worden indien er verzwaring van het hoogspanningsnet nodig is, verhaald zullen worden op de gebruikers van het net. Overigens concludeert Arcadis dat, na uitvoering van de reeds geplande TenneT projecten in Zuidwest-Nederland (Zuidwest 380kV en opwaardering bestaande verbinding), een tweede kerncentrale (in combinatie met andere initiatieven) aangesloten kan worden. Ten slotte heb ik ook al in mijn randvoorwaardenbrief van 11 februari 2011 aangegeven dat ik van plan ben om de tarieven van het Bijdragebesluit op basis van de Kernenergiewet te verhogen, zodat de noodzakelijke uitbreiding van de overheid in het kader van het toezicht en de vergunningverlening daaruit vergoed kan worden.

15

Kan de minister verzekeren dat een extra centrale geen cent extra publiek geld gaat kosten? Kan de minster daar een toelichting op geven?

Ik verwijs naar mijn antwoorden op de vragen 4, 5, 7, 9 en 14.

16

De minster heeft toegezegd dat hij de benodigde nucleaire kennis op voldoende niveau gaat brengen. Hoe controleert hij dat dit het geval is en kan hij de Kamer rapporteren hoe hij weet dat er dan, op enig moment in de toekomst, voldoende nucleaire kennis is?

Ik zorg ervoor dat er voldoende expertise aanwezig is. Hierbij informeer ik uw Kamer op welke wijze ik dat zal doen.

Er zijn drie wegen waarlangs ik naga of de kennis in voldoende mate voor handen is.

  • 1. De IAEA heeft een grote serie rapporten gepubliceerd waarin onder andere staat aangegeven welke kennis nodig is.

  • 2. Door het bestuderen van rapporten en rechtstreekse contacten over de werkzaamheden in het Verenigd Koninkrijk en Finland, waar op dit moment een nieuwe centrale gebouwd wordt, wordt nagegaan wat bijvoorbeeld de ervaringen zijn in Finland en het Verenigd Koninkrijk wat de benodigde kennis betreft.

  • 3. Bij de bouw van een nieuwe centrale in Borsele wijst de praktijk uit wat nodig is. Ik moet documenten, die worden overgelegd, kunnen beoordelen. Kan ik dat niet, dan moet ik kennis verwerven of extra inhuren. Zoals ik uw Kamer heb gemeld ben ik voornemens om in dat geval extra deskundigheid en capaciteit in te huren bij Technical Support Organisations zoals NRG in Nederland, GRS in Duitsland en IRRS in Frankrijk. De kosten daarvan worden verhaald op de vergunninghouder.

17

De minister heeft gezegd dat de rampenplannen voldoende op orde horen te zijn en dat daar allerlei verschillende organen verantwoordelijken voor zijn. Hoe gaat de minister zich ervan vergewissen dat de rampenplannen inderdaad allemaal op orde zijn gebracht door de verantwoordelijke organen? Kan de minister de Kamer rapporteren over het resultaat hiervan?

Rampenbestrijdingsplannen worden voortdurend geactualiseerd. Mijn ministerie heeft daarover overleg met onder andere de veiligheidsregio’s.

Daarnaast worden ook oefeningen gehouden om te kijken of (onderdelen van de) plannen op orde zijn, of ze in de praktijk ook uitvoerbaar zijn en waar mogelijk verbeteringen kunnen worden aangebracht. Ik heb in het Algemeen Overleg-Kernenergie op 21 april 2011 toegezegd te zullen informeren over het resultaat van de grote oefening in het najaar van 2011. In die rapportage zal ik ook aandacht besteden of de rampenplannen op orde zijn.

Hierbij wil ik overigens aantekenen dat rampenplannen openbaar zijn, en dus kan een ieder deze plannen inzien.

18

Het nauwgezet controleren van de rampenplannen is geen overbodige luxe, zo heeft de quickscan naar de meest gevaarlijke chemiebedrijven in Nederland laten zien. Wat zijn de bezwaren van de minister om dit te laten controleren door een onafhankelijke commissie?

Het toezicht op de veiligheidsregio’s is belegd bij de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV). In dit kader worden ook de rampenplannen van de veiligheidsregio’s getoetst. Naar aanleiding van de gebeurtenissen in Japan voert de IOOV een quick scan uit op de vraag hoe de veiligheidsregio’s zijn voorbereid. Hierbij spitst het onderzoek zich toe op de opzet en het bestaan van plannen en oefeningen die van toepassing zijn op de bestrijding van een ongeval bij een nucleair A-object. De resultaten van dit onderzoek zijn nog niet bekend, maar uw Kamer zal hier uiteraard over worden geïnformeerd.

Verder heb ik tijdens het Algemeen Overleg van 21 april 2011 aangeven dat in het najaar van 2011 een grote nationale oefening met een nucleair ongeval zal plaatsvinden en dat ik daarover zal rapporteren. Deze oefening zal door een bureau worden geëvalueerd dat niet bij de voorbereiding van de oefening betrokken is geweest.

Naar mijn oordeel zal de quickscan en/of  deze oefening en de evaluatie daarvan voldoende indicatie geven op de vraag naar de staat van de voorbereiding en zal duidelijk worden in hoeverre aanpassing van het beleid noodzakelijk is. Een onafhankelijk commissie is daarom niet nodig.

19

Kan de informatie die door middel van een verzoek op basis van de Wet openbaar bestuur (Wob) aan Greenpeace ter beschikking is gesteld, zonder weggelakte stukken vertrouwelijk voor de Kamer ter inzage worden gelegd?

Gevraagd wordt of de informatie die krachtens de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) aan Greenpeace ter beschikking is gesteld, inclusief de in het kader van de Wob geweigerde passages, ook vertrouwelijk aan de uw Kamer ter beschikking kan worden gesteld. Het betreft hier het Wob-verzoek van 24 januari 2011 inzake de bouw van een tweede kerncentrale en de daartoe gestarte vergunningprocedures.

De Wob kent een zorgvuldige procedure inzake de openbaarmaking van informatie. Dat betekent onder meer dat op basis van artikel 6, derde lid, van de Wob belanghebbenden in de gelegenheid zijn gesteld om hun zienswijze kenbaar te maken. Enkele betrokkenen hebben daar in het kader van bovengenoemd verzoek gebruik van gemaakt.

Besloten is tot gedeeltelijke openbaarmaking van de informatie. Op 20 april 2011 is een deel van de verzochte informatie aan Greenpeace verstrekt. Het besluit is tevens op www.rijksoverheid.nl geplaatst. Dit besluit is op dit moment overigens nog niet onherroepelijk.

Rekeninghoudend met de uitzonderingsgronden die in het Wob-besluit op het verzoek van Greenpeace zijn gebruikt en de belangenafweging die in dat kader is gemaakt, ben ik tot de conclusie gekomen de informatie (inclusief de inhoud van de, bij de openbaarmaking, weggelaten passages) aan uw Kamer beschikbaar te stellen voor vertrouwelijke terinzagelegging.

20

Vanwege potentieel grote gevolgen van een kernramp moet een kerncentrale in publieke handen blijven, zie motie Van Gent (TK 2009–2010, 28 982, nr. 78). Kan de minister dat bevestigen?

Nee. Zoals ik in de randvoorwaardenbrief heb aangegeven, borgen wet- en regelgeving en toezicht de veiligheid van kerncentrales. Aanvullende eisen ten aanzien van het type aandeelhouderschap voegen daar niets aan toe.

In navolging van de motie Van Gent (TK 2009–2010, 28 982, nr. 78) is in september 2009 het convenant Publieke Belangen Kerncentrale Borssele afgesloten, dat voorziet in extra borging van de publieke belangen omtrent de kerncentrale, dit mocht (een deel van) het belang van voormalig Essent in EPZ in private handen komen (zie TK 2009–2010, 28 982, nr. 85). Dit convenant is toegespitst op de specifieke situatie ten aanzien van het aandeelhouderschap van de kerncentrale Borssele.

Tot op heden heeft zich overigens geen overdracht van de aandelen voorgedaan en is het convenant dus niet in werking getreden. De aandelenoverdracht is onderwerp van een gerechtelijke procedure tussen Delta en voormalig Essent. Ten aanzien van een nieuwe kerncentrale is een dergelijke situatie niet aan de orde.

21

Welke eisen denkt de minister te gaan stellen aan financieringsconstructies zodat de Staat bij problemen niet met een half afgebouwde centrale blijft zitten?

De eisen ten aanzien van de bouw en ingebruikname zullen bij een kerncentrale overeenkomstig gas- en kolencentrales zijn. Overigens lijkt het mij zeer onwaarschijnlijk dat marktpartijen na een positieve investeringsbeslissing halverwege de bouw af zouden zien van voltooiing daarvan, aangezien dit zou leiden tot een enorme kapitaalvernietiging. Mocht deze hypothetische situatie zich voordoen dan zijn de initiatiefnemer en investeerders vanzelfsprekend verantwoordelijk voor een oplossing, en niet de Staat.

22

Welke eisen aan bedrijfsvoering gaat de minister stellen – bijvoorbeeld wat betreft gecertificeerde onderaannemers en gecertificeerde onderdelen, veiligheids- en opleidingseisen voor medewerkers en de medewerkers van de onderaannemers? Dit aangezien het ontbreken hiervan in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Finland en Frankrijk tot tal van veiligheidsincidenten heeft geleid.

Deze eisen zullen in het kader van de nadere invulling van de randvoorwaardenbrief uit februari 2011 nog verder worden uitgewerkt en uw Kamer zal hierover nader worden geïnformeerd.

23

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de onderzoeksinspanningen op Europees en internationaal niveau naar mogelijkheden om de 4 % hoogradioactief afval te bewerken en opnieuw te benutten? Oefent de minister druk uit om hieraan met meer prioriteit en urgentie te werken? Zo ja, hoe dan en met welke verwachtingen?

Tot op heden worden de bestraalde splijtstofelementen van de kerncentrale Borssele opgewerkt en de nog bruikbare splijtstoffen, met name het plutonium en het nog aanwezige uranium, afgescheiden. Zij vormen ongeveer 95% van de massa en kunnen opnieuw worden ingezet als splijtstof voor kerncentrales. De resterende bestanddelen bestaan uit de langlevende overige transuranen en de splijtingsproducten.

Naar de verkorting van de levensduur van de transuranen, ook wel aangeduid met de Engelse term «minor actinides», wordt in Europees verband onderzoek gedaan. Nederland draagt aan dit onderzoek bij, dat wordt aangeduid met de term P&T, ofwel partitioning and transmutation. Dat onderzoek vindt plaats naast het onderzoek naar geologische eindberging van radioactief afval waaraan Nederland ook bijdraagt. Het zal nog wel enkele decennia duren voordat deze technologie eventueel beschikbaar is. Daarbij merk ik op dat – ook indien deze technologie in de toekomst beschikbaar zou komen – er altijd een hoogradioactieve, zij het minder langlevende, fractie overblijft, waarvoor eindberging de enige oplossing blijft.

Daarnaast is het zo dat het al bestaande en bij COVRA opgeslagen hoogradioactieve verglaasde afval niet meer voor levensduurbekorting in aanmerking komt. Voor dit afval zal eindberging noodzakelijk blijven. Ik vind daarom dat de prioriteit van onderzoek niet enkel moet liggen bij levensduurverkorting, maar evenzeer bij eindberging.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

Naar boven