Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 februari 2024
Tijdens het debat Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische
Zaken en Klimaat (Kamerstuk 36 410 XIII) voor het jaar 2024 en Vaststelling van de begrotingsstaat van het Nationaal Groeifonds
voor het jaar 2024 (Kamerstuk 36 410 L) op 12 oktober jl. verzocht het lid Kröger (GroenLinks-PvdA) mij nader toelichting
te geven op de wijze waarop ik ben geadviseerd over de mogelijkheid om de energiebesparingsplicht
op te nemen in de TEK-regeling. De TEK-regeling was een tijdelijke tegemoetkoming
voor energie-intensieve mkb-bedrijven voor de gestegen gas- en elektriciteitskosten.
Ondernemers konden er gebruik van maken tot en met 2 oktober jl. Middels deze brief
informeer ik uw Kamer over het proces van advisering dat hieraan vooraf ging.
De energiebesparingsplicht was geen onderdeel van de initiële vormgeving van de TEK.
Ambtelijk is wel van gedachten gewisseld (ook met RVO) over mogelijkheden tot koppeling
tussen de TEK en de energiebesparingsplicht. Tijdens het debat van 10 november jl.
was een motie ingediend van de leden Kröger en Van der Lee waarin werd verzocht om
de energiebesparingsverplichtingen als voorwaarde op te nemen in de TEK (Kamerstuk
36 200, nr. 146). Deze motie is op 15 november verworpen. Tijdens hetzelfde debat hebben de leden
Erkens en Grinwis een motie ingediend (Kamerstuk 36 200, nr. 138) die verzocht alles op alles te zetten de TEK-regeling zo snel mogelijk in te voeren.
De Kamer heeft deze motie aangenomen. Op 19 december 2022 (Kamerstuk 32 637, nr. 528) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitvoering van de TEK met een focus op snelheid
en uitvoerbaarheid. Op verzoek van een meerderheid van de Tweede Kamer is daarom voorrang
gegeven aan de snelle totstandkoming van de regeling om te voorkomen dat mkb’ers in
de problemen zouden komen. Anders dan tijdens het debat, heb ik over deze koppeling
geen advies gekregen. Er is ambtelijk over gesproken en vervolgens is bij de uitwerking
van de TEK-regeling daar geen invulling aan gegeven.
Ik heb onder andere als reactie op een motie van de leden Van der Lee en Kröger hierover
op 10 november 2022 (Kamerstuk 36 200, nr. 169), uw Kamer toegelicht waarom ik een dergelijke koppeling onverstandig vond. Dit was
ingewikkeld vanwege de verbruiksgrenzen die gelden voor de energiebesparingsverplichting
en anders zijn dan voor de TEK. Ook is een dergelijke koppeling ter sprake gekomen
door het lid Kröger tijdens het debat Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2022 (Negende incidentele suppletoire
begroting inzake tijdelijk prijsplafond energie voor kleinverbruikers) (Kamerstuk
36 220) op 22 november 2022. Voorts kwam tijdens het tweeminutendebat Gasmarkt en leveringszekerheid
op 20 juni jl. dit onderwerp in een andere vorm ter sprake, namelijk voor wat betreft
het informeren van alle bedrijven die aanspraak maken op TEK over de energiebesparingsplicht.
De TEK was een crisisregeling die verduurzaming niet in de weg stond. De regeling
had per definitie een zeer tijdelijke aard, terwijl er voor energiebesparing andere
structurele voorzieningen zijn en blijven. Tijdelijk konden ondernemers slechts een
deel van de meerkosten van de gestegen energieprijzen vergoed krijgen, waardoor er
een prikkel bleef bestaan om energie te besparen. Het kabinet stimuleert daarnaast
met diverse regelingen de vergroening van het bedrijfsleven. Voorbeelden van deze
regelingen zijn de Energie-investeringsaftrek (EIA), de subsidieregeling Versnelde
Klimaatinvesteringen Industrie (VEKI), de Milieu Investeringsaftrek (MIA), de Willekeurige
afschrijving milieu-investeringen (Vamil) en de Borgstelling MKB-krediet Groen (BMKB-Groen).
Volledigheidshalve vermeld ik hier nog dat in januari 2023 breder door ambtenaren
van EZK en RVO verkend is in hoeverre het mogelijk was om de energiebesparingsplicht
te koppelen aan subsidies en fiscale regelingen in het algemeen. Deze verkenning was
bedoeld voor de Minister voor Klimaat en Energie en vond plaats in het kader van de
wens om de bijzondere steunmaatregelen voor energie weer af te gaan bouwen (exitstrategie).
Hier geldt dat tot andere maatregelen is besloten die meer gericht en op kortere termijn
effect zouden sorteren.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens