32 637 Bedrijfslevenbeleid

Nr. 27 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 maart 2012

Aanleiding

Tijdens de procedurevergadering van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 januari jl. is verzocht om een kabinetsreactie op het EIM-rapport «Snelle groeiers in de topsectoren», waarbij in ieder geval wordt ingegaan op het werkgelegenheidsaspect. Met deze brief kom ik tegemoet aan dit verzoek.

Snelle groeiers in de topsectoren

De conclusie van het EIM-onderzoek luidt dat het aandeel snelgroeiende bedrijven op basis van omzet in de topsectoren hoger ligt dan in de niet-topsectoren (respectievelijk 21 en 18 procent). Voor het aandeel snelgroeiende bedrijven op basis van werkgelegenheid is dat precies andersom (11 procent tegenover 14 procent). Wat opvalt is dat er ook grote verschillen zijn tussen de verschillende topsectoren. Zo scoort de creatieve industrie zowel op basis van omzet als werkgelegenheid hoog, scoort een kapitaalintensieve sector als energie wel hoog op basis van omzet, maar niet op basis van werkgelegenheid en scoort een wat meer arbeidsintensieve sector als agrofood vooral goed op basis van werkgelegenheid.

Overheidsinzet snelle groeiers en topsectoren

Snelle groeiers zijn belangrijk voor de economische ontwikkeling. Juist deze ondernemingen leveren een belangrijke bijdrage aan innovatie, productiviteit en werkgelegenheid. Snelle groeiers zorgen voor noodzakelijke vernieuwing en dynamiek waardoor de concurrentiekracht van bedrijven en daarmee het verdienvermogen van de Nederlandse economie wordt aangewakkerd. Het beleid richt zich daarom steeds nadrukkelijker op het bieden van ruimte aan ambitieuze, innovatieve en snelgroeiende ondernemingen en de omgeving waarin zij opereren. Daarom is bijvoorbeeld recent het Innovatiefonds MKB+ opgezet om juist deze ondernemers aan risicokapitaal te helpen, wordt groeien fiscaal aantrekkelijker gemaakt, wordt het oprichten van een BV makkelijker gemaakt en worden de regels rond het concurrentiebeding aangepast.

Ook de topsectoren zijn cruciaal voor het verdienvermogen van de Nederlandse economie. Door onder andere hun internationale gerichtheid en hoog innovatieve karakter hebben deze sectoren alles in zich om de sterke positie die Nederland internationaal heeft te behouden en uit te bouwen. Een gebundelde inzet van ondernemers, kennisinstellingen en de overheid op basis van een gezamenlijke en integrale agenda is nodig om daadwerkelijke kansen te benutten. Concreet krijgt dat nu bijvoorbeeld vorm in de innovatiecontracten en de human capitalagenda’s1.

Appreciatie

Het EIM-rapport levert een nuttige bijdrage aan dataverzameling en kennis op het gebied van snelle groeiers en topsectoren. Het rapport laat goed zien hoe beide zaken met elkaar samenhangen. We zien dat over het algemeen de topsectoren wat meer snelle groeiers hebben op basis van omzet en minder op basis van werkgelegenheid en dat de overige sectoren juist wat meer snelle groeiers hebben op basis van werkgelegenheid dan op basis van omzet. Dit hangt samen met het feit dat de topsectoren door hun hoge kennisintensiteit en innovatievermogen over het algemeen hoogproductieve sectoren zijn die per saldo met relatief minder banen dezelfde hoeveelheid toegevoegde waarde creëren. Uiteraard is de banenontwikkeling in specifieke sectoren van belang, maar wel als afgeleide van de totale welvaartscreatie in de economie.

Daarom wil ik de kanttekening plaatsen dat we ons niet alleen moeten focussen op verschillen tussen sectoren. Sectoren staan namelijk niet op zichzelf, maar zijn in toenemende mate verweven met elkaar, met name zien we dat steeds meer tussen industrie en diensten. Zo levert een baan in de industrie bijvoorbeeld ook een baan in de dienstverlening op2. De topsectoren – veelal ook industriële sectoren, denk aan chemie en high tech systemen – kunnen op een vergelijkbare manier juist door hun hoge productiviteitsontwikkeling een aanjaagfunctie vervullen voor de gehele economie waar ook de niet-topsectoren van profiteren.

Samenvattend zie ik dit rapport als een goede nulmeting met betrekking tot de samenhang tussen snelle groeiers en het bedrijfslevenbeleid. Ik heb er alle vertrouwen in dat het ingezette beleid ertoe zal leiden dat zowel in de topsectoren als in de niet-topsectoren het aantal snelgroeiende bedrijven zal toenemen.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, stuk 32 637 nr. 21.

X Noot
2

Zie bijvoorbeeld H. Schenk en J. Theeuwes, Reflecties op plaats en toekomst van de Nederlandse maakindustrie, 2002 en CBS, Verwevenheid industrie en diensten: Veranderingen in de samenstelling van ondernemingengroepen, 2008.

Naar boven