32 637 Bedrijfslevenbeleid

Nr. 115 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 januari 2014

Bij de Regeling van Werkzaamheden van dinsdag 21 januari jl. heeft het lid Klaver mij verzocht om te reageren op de «propositie Living Lab Eemsdelta: naar een duurzaam, innovatief, en robuust nationaal cluster» van de provincie Groningen, gemeenten Delfzijl, Eemsmond, Appingedam en Loppersum en overige betrokken partijen ter versterking van chemiecluster Eemsdelta1.

Propositie Living Lab Eemsdelta

Naar aanleiding van het faillissement van Aldel op 30 december 2013 hebben bovenstaande partijen een voorstel gedaan. In dit voorstel wordt gevraagd om tot een sluitende aanpak te komen voor de problematiek met betrekking tot Aldel in relatie tot het benutten van de warmtekrachtkoppeling installatie (WKK) installatie op het chemiepark te Delfzijl. Op deze wijze zou volgens het voorstel een doorstart van Aldel een haalbare optie worden en de problemen van de overige bedrijven op het chemiepark voor de korte- en lange termijn worden opgelost. Het voorstel stelt dat de WKK op het chemiepark Delfzijl een oplossing biedt voor zowel het kunnen doorstarten van Aldel als voor behoud van werkgelegenheid op het chemiepark. Gepleit wordt om op de korte termijn te komen tot een verruiming van de huidige subsidieregeling SDE+ als ondersteuningsfaciliteit van de WKK. Gevraagd wordt om met voorrang, anticiperend op deze ondersteuningsfaciliteit, de WKK op het chemiepark financieel te ondersteunen. Tevens is de inzet om met de bedrijven op het chemiepark te komen tot lange termijn afspraken waarbij de uitgangspunten zijn: werkgelegenheid, verduurzaming, kennis en innovatie. In het voorstel wordt aangegeven dat de chemiebedrijven bereid zijn om een tegenprestatie te leveren. De bedrijven hebben hiertoe projecten ingediend.

Versterking chemisch cluster

Uit het voorstel blijkt de ambitie om met de bedrijven op het chemiepark te komen tot korte, middellange en lange termijn afspraken om het cluster te versterken. Het kabinet ondersteunt deze ambitie.

Deze is in lijn met de afspraak om in te zetten op clusterversterking die ik tijdens de rondetafel over het concurrentievermogen van de chemische industrie op 31 oktober jl. met bedrijfsleven, innovatief MKB, het Topteam Chemie, VNCI, VNO-NCW en FNV heb gemaakt2.

De afgelopen weken is intensief overleg gevoerd met het chemiecluster Eemsdelta, gemeenten en de provincie om te komen tot duurzame versterking van het chemiecluster. Geïntegreerde, energie- en kostenefficiënte clusters zijn immers essentieel voor een sterk chemische industrie in Nederland. Binnen het bedrijven- en topsectorenbeleid is daarom ook ruim aandacht voor het op peil houden en verder versterken van het Nederlandse ondernemingsklimaat. Uitgangspunten zijn: clusterversterking, maatwerkaanpak regeldruk, investeren in innovatie en human capital en nauwe samenwerking met buurlanden. In het overleg met het cluster zal het Ministerie van Economische Zaken (EZ) dan ook constructief blijven meedenken over mogelijkheden om het cluster te versterken. Waar mogelijk zal hiervoor het generiek instrumentarium en het netwerk van de NFIA ingezet worden. Uiteraard zullen concrete bijdragen vanuit de Rijksoverheid wel moeten voldoen aan de wettelijke (steun)kaders die in Europa afgesproken zijn.

Verlaging energieprijs

In het voorstel worden vier routes gepresenteerd om de energieprijs voor het cluster en Aldel, te verlagen. Dit zou een doorstart van Aldel mogelijk maken en de positie van de cluster in het geheel versterken. Ik merk hierbij op dat het voorstel voornamelijk ideeën bevat die eerder zijn aangedragen en door mij zijn onderzocht. De vier routes zijn:

  • 1. de WKK-centrale Delesto te voorzien van gas tegen een prijs onder de geldende marktprijs, via de handelsmarkt of op grond van een langetermijncontract met de NAM;

  • 2. deze centrale subsidie te geven;

  • 3. een bestaande interconnector te privatiseren;

  • 4. een kabel naar het Duitse net aan te leggen.

Bij de beoordeling van deze voorstellen is het uitgangspunt dat voorstellen er niet toe mogen leiden dat bepaalde bedrijven bevoordeeld worden doordat zij goedkopere energie kunnen afnemen dan de in Nederland geldende marktprijs als deze prijs op niet-marktconforme wijze tot stand komt. Nederland heeft met andere Europese lidstaten afgesproken om bedrijven niet op ongeëigende gronden te steunen. Ik ben gehouden om die bepalingen na te komen.

Ad. 1

Het voorstel schetst twee alternatieven om gas tegen gereduceerd tarief te leveren: door middel van een tienjarig contract op de handelsmarkt of door middel van het verkrijgen van het verstromingscontract van de NAM. De gasmarkt is een geliberaliseerde markt. Het cluster en Aldel kunnen hier daarom zelf over in contact treden met marktpartijen. Het is onwaarschijnlijk dat deze marktpartijen bereid zijn om niet-commerciële voorwaarden te accepteren, die een doorstart van Aldel mogelijk maken. Zoals hiervoor aangegeven, kan en mag de Staat in die onderhandelingen geen rol spelen teneinde gunstigere voorwaarden te bewerkstelligen.

Ad.2

Een tweede route is subsidiëring van de WKK-centrale Delesto teneinde deze in staat te stellen elektriciteit (en stoom) onder de marktprijs te leveren aan het cluster. Bij de totstandkoming van het Energieakkoord is uitvoerig gesproken over de wenselijkheid van een subsidie voor WKK-centrales. De uitkomst van dat overleg was dat geen subsidie voor WKK wordt verstrekt. Het ondersteunen van WKK in een situatie van overcapaciteit betekent namelijk dat andere partijen uit de markt worden geduwd, met name gascentrales, zonder dat hiermee daadwerkelijk milieuvoordeel in de vorm van minder uitstoot van broeikasgassen wordt bereikt.

Steun voor hoogrenderende WKK moet bovendien passen binnen het geldende Europese milieustaatssteunkader. Dat betekent dat alleen de onrendabele top van de elektriciteitsproductie mag worden gesubsidieerd. Dit leidt tot een elektriciteitsprijs die gelijk is aan de huidige Nederlandse elektriciteitsprijs. Dit helpt Aldel – en de rest van het cluster – naar alle waarschijnlijkheid niet aan de gewenste lagere elektriciteitsprijzen. Vergelijkbare conclusies worden getrokken in een notitie van de advocaten van Freshfields, die in opdracht van de curatoren van Aldel, Groningen Seaports en de provincie Groningen is geschreven, over de mogelijkheden van een subsidie voor WKK.

Daarnaast is het onwaarschijnlijk dat een subsidie voor de WKK-centrale Delesto zou voldoen aan de Europese voorwaarde dat subsidie een stimulerend effect moet hebben; dat wil zeggen dat een subsidie ertoe moet leiden dat geïnvesteerd wordt in uitbreiding of de bouw van nieuwe WKK-capaciteit.

Wanneer de WKK-centrale Delesto elektriciteit en warmte zou produceren op groen gas, dan zou zij in aanmerking kunnen komen voor subsidie uit de SDE+. Daarvoor moet Delesto onder dezelfde voorwaarden meedingen in de tender als andere marktpartijen. Uit de toegestuurde ideeën is evenwel niet af te leiden of dit ook daadwerkelijk de intentie is. Ook hierbij geldt dat subsidie slechts ziet op het wegnemen van de onrendabele top en dus leidt tot een prijs ter hoogte van de Nederlandse marktprijs voor elektriciteit.

Steun bovenop de onrendabele top zal afzonderlijk door de Europese Commissie moeten worden goedgekeurd, onder andere steunkaders dan het milieustaatssteunkader. Die steunkaders, waaronder het regionale steunkader, staan exploitatiesteun zeer restrictief toe. Het feit dat Aldel in faillissement is maakt steun vrijwel onmogelijk. Het regionale steunkader biedt geen enkele ruimte voor exploitatiestaatssteun.

Het voorstel om op ad hoc basis een dergelijke steunmelding te doen, leidt bovendien tot een langdurige procedure waardoor het – zoals ook voornoemde notitie concludeert – onwaarschijnlijk is dat Aldel tijdig en rechtmatig steun zou kunnen ontvangen. Ik schat in dat een dergelijke procedure ongeveer een jaar zou duren en dat de kans op succes van een dergelijke melding zeer gering is.

Ad. 3

De provincie en bedrijven stellen als derde optie voor om een (deel van)

de interconnector Meeden-Diele over te nemen van TenneT. De propositie werkt niet uit hoe dit zou leiden tot een gunstigere energieprijs voor het cluster of een doorstart van Aldel mogelijk zou maken.

Ik merk op dat ook indien private partijen een interconnector in handen hebben, zij zich net als TenneT te houden hebben aan het interconnectorenregime dat in Europese regels dwingend is vastgelegd. Dit regime vereist dat de capaciteit van een interconnector voor iedereen beschikbaar moet zijn en – in geval van te grote vraag – non-discriminatoir en via een veiling of andere marktconforme methode verdeeld moet worden. Bovendien zou het uit de markt nemen van deze capaciteit tot gevolg hebben dat de elektriciteitsprijs voor andere Nederlandse partijen omhoog zou gaan. Ten slotte is het van belang dat deze – voor de Nederlandse leveringszekerheid belangrijke – infrastructuur in handen is van de hiervoor goed toegeruste en onafhankelijke landelijk netbeheerder: Tennet.

Ad. 4

Het laatste voorstel betreft de aanleg van een verbinding naar het Duitse hoogspanningsnet. Eind vorig jaar is door Aldel een begin gemaakt met het uitwerken van dit voorstel. Ook de curator van Aldel onderzoekt momenteel deze optie met als doel een doorstart van het bedrijf te bewerkstelligen. Op dit moment is het plan nog onvoldoende concreet om daarover te oordelen. Er mist een onderbouwde inschatting van de doorlooptijd van de bouw van de verbinding en er is nog onvoldoende met Duitsland afgestemd. Verder ontbreekt een sluitende businesscase. Tot nu toe heeft dit voorstel niet geleid tot een positief perspectief voor Aldel, zoals u gemeld is in mijn brief van 9 januari jl.3 In het overleg met de provincie, de chemiebedrijven en de curator van Aldel blijft deze optie onderwerp van gesprek.

Conclusie:

Ik concludeer dat de voorstellen van de provincie en het cluster op veel aspecten nog niet voldoende zijn uitgewerkt. Dat betekent dat ik nog geen uitputtende appreciatie van de voorstellen kan geven. Waar mogelijk heb ik aangegeven binnen welke kaders naar maatregelen gezocht moet worden. Ik constateer daarom dat het «Living Lab Eemsdelta»-voorstel op dit moment geen aanknopingspunten biedt om een doorstart van Aldel te bewerkstelligen.

Ten slotte wijs ik erop dat de problematiek van Aldel niet slechts bestond uit hoge energieprijzen. Zoals in mijn brief van 9 januari jl. aangegeven leed het bedrijf al langere tijd verlies, met name door sterk gedaalde aluminiumprijzen. Ook in 2011 en 2012, toen de elektriciteitsprijzen tussen Nederland en Duitsland nagenoeg gelijk waren, bleef het bedrijf in de rode cijfers.

Ik hecht er aan op te merken dat ik het afgelopen jaar alles in het werk heb gesteld om bij te dragen aan een duurzaam perspectief voor Aldel, zoals u ook kunt lezen in mijn brief van 20 januari jl.

De directie heeft zich desondanks genoodzaakt gezien faillissement aan te vragen. Elementen van voorstellen die nu de revue passeren zijn ook eerder uitgebreid door mijn departement bekeken en van genoemde kanttekeningen voorzien. Dat neemt niet weg dat ik bereid blijf voorstellen van de curator voor een doorstart serieus te bekijken.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Handelingen II 2013/14, nr. 40, Regeling van Werkzaamheden

X Noot
2

Kamerstuk 32 637, nr. 95.

X Noot
3

Kamerstuk 32 637, nr. 100.

Naar boven