32 634 Financiering politieke partijen

Nr. 4 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 12 april 2011

De commissie voor de Rijksuitgaven1 en de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken2 hebben een aantal vragen aan de Algemene Rekenkamer voorgelegd over het rapport «Financiering politieke partijen» (Kamerstuk 32 634, nr. 2).

De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 11 april 2011.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Van Gerven

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken,

Dijksma

De griffier van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Groen

Vraag 1

Waarom zijn partijen die geen aanspraak maken op de Wet subsidiëring politieke partijen (WSPP) uitgezonderd van dit onderzoek?

Onze inventarisatie richt zich op de geldende wet- en regelgeving. In het kader van de huidige Wet Subsidiëring Politieke Partijen (WSPP) moeten politieke partijen die subsidie ontvangen verantwoordingsdocumenten overleggen aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Voor politieke partijen die geen subsidie ontvangen, gelden deze verplichtingen niet. Zij vallen dan ook buiten ons controlebereik.

Vraag 2

Op welke wijze is de financiering van politieke partijen of leden van de Staten-Generaal via andere rechtspersonen – bijvoorbeeld aanverwante stichtingen – onderzocht? Kan een overzicht van dergelijke rechtspersonen/stichtingen worden verschaft? Om welke bedragen gaat het hierbij? Op welke wijze kan hierin inzicht worden verkregen?

Wij hebben ons in dit onderzoek beperkt tot de verplichtingen waaraan politieke partijen op grond van de huidige wetgeving moeten voldoen. De WSPP geldt niet voor gelieerde rechtspersonen, zoals aanverwante stichtingen. Wij hebben geen inventarisatie gemaakt van deze rechtspersonen en geen bevoegdheden in dit verband.

Vraag 3

Wat is geregeld met betrekking tot de subsidiering van partijen (zoals TON) die een of meer zetels in de Kamer bezetten zonder als partij te hebben deelgenomen aan verkiezingen, maar door afsplitsing van een fractie?

Artikel 15 WSPP voorziet in een regeling wanneer een fractie wordt gesplitst.

De tekst van dit artikel luidt als volgt:

«Artikel 15, lid 1: Indien een fractie van een politieke partij in de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt gesplitst duidt elke nieuwe fractie die als gevolg hiervan is ontstaan een politieke partij aan die, in afwijking van artikel 2, met ingang van het volgende kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt, met dien verstande dat met ingang van dat kalenderjaar het basisbedrag, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de partij op de lijst waarvan de leden van de nieuwe fractie in de Tweede Kamer zijn verkozen, verdeeld wordt naar evenredigheid van de kamerzetels van de betrokken politieke partijen. Voor de vaststelling van het aantal kamerzetels van de betrokken politieke partijen, wordt uitgegaan van een daartoe strekkende verklaring van de voorzitter van de Tweede Kamer.

Artikel 15, lid 2: Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing in geval van een splitsing van de fractie van een politieke partij in de Eerste Kamer der Staten-Generaal indien aan deze politieke partij subsidie wordt verstrekt op basis van kamerzetels in de Eerste Kamer.»

Vraag 4

Worden vergoedingen voor volksvertegenwoordigers alleen door de Eerste en Tweede Kamer en lokale overheden rechtstreeks aan politieke partijen overgemaakt, dus niet door provincies?

Of provincies vergoedingen voor volksvertegenwoordigers rechtstreeks aan politieke partijen overmaken, viel buiten de reikwijdte van ons inventariserend onderzoek. Cessie is overigens in principe steeds mogelijk als de betrokken volksvertegenwoordiger en de partij een cessieovereenkomst hebben getekend en deze hebben aangeboden aan de overheidsorganisatie die de vergoeding uitbetaalt.

Vraag 5

Hoe vaak komt het voor dat een politieke partij de afdracht door volksvertegenwoordigers regelt via een cessieovereenkomst. Welke partij of partijen betreft dit?

Ons inventariserende onderzoek richtte zich niet op de bijdragen van gekozen vertegenwoordigers aan hun partij. Wij beschikken niet over informatie welke politieke partijen gebruikmaken van cessieovereenkomsten.

Vraag 6

Hoe moet de cessieovereenkomst worden gezien in het licht van de aanbevelingen van de Group of States against corruption (GRECO) van de Raad van Europa?

De aanbevelingen van de Raad van Europa bevatten geen specifieke bepalingen over cessie van vergoedingen door volksvertegenwoordigers aan hun partij.

Vraag 7

Is het wel (eenvoudig) mogelijk om anders dan via internet de jaarverslagen van alle politieke partijen te verkrijgen en te raadplegen? Is een verplichting tot publicatie via internet aan te bevelen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Het is tot op heden niet eenvoudig mogelijk de financiële jaarverslagen van alle politieke partijen te verkrijgen of te raadplegen. Wel kunnen deze verslagen, voor zover de partijen zich over een ontvangen subsidie moeten verantwoorden, met een beroep op de Wet Openbaarheid van bestuur3 worden opgevraagd bij het Ministerie van BZK. Publicatie via internet zou het mogelijk maken om op eenvoudige wijze kennis te nemen van de jaarverslagen van politieke partijen.

Vraag 8

Wat wordt precies verstaan onder organisaties «die aan politieke partijen gelieerd zijn»?

Volgens het ontwerp van de Wet Financiering Politieke Partijen gaat het bij gelieerde organisaties om rechtspersonen die uitsluitend of in hoofdzaak erop zijn gericht om stelselmatig of structureel ten bate van een politieke partij activiteiten of werkzaamheden te verrichten.

Vraag 9

Alle door u onderzochte landen voorzien in een boetemogelijkheid bij overtreding van bestaande transparantieregels. Wat is de gemiddelde hoogte van deze boetes, de voorwaarden waaronder deze worden opgelegd en door welke instantie wordt deze bevoegdheid precies uitgeoefend? Welke instantie zou in Nederland eerstaangewezene zijn voor een in te voeren sanctiebevoegdheid?

Voor ons inventariserende onderzoek hebben wij onder andere gebruikgemaakt van het door de Rijksuniversiteit Groningen verrichte vergelijkend onderzoek «Partijfinanciering in Europa».4 Deze publicatie bevat een overzicht van de wettelijke sanctiemogelijkheden en de tot sanctie bevoegde instanties. De sanctiemogelijkheden zijn divers van aard en variëren van boetes tot het niet langer toekennen van subsidies. Wij kunnen op basis van de ons beschikbare informatie geen gemiddelde hoogte van de mogelijke of feitelijk opgelegde boetes geven.

Vraag 10

Zijn er voorbeelden te noemen van regelgeving die wordt misbruikt om politieke tegenstanders te beperken in hun mogelijkheden?

Wij hebben geen onderzoek gedaan naar dergelijk misbruik van regelgeving en hebben geen signalen ontvangen dat iets dergelijks zich binnen Nederland voor zou hebben gedaan.

Vraag 11

Waarom laten veel landen überhaupt geen buitenlandse donoren toe? Vindt u dat Nederland dit zou moeten navolgen?

Veel landen laten geen buitenlandse donoren toe of beperken de mogelijkheid van buitenlandse donaties om beïnvloeding van de politiek vanuit het buitenland te voorkomen.

Mede op basis van informatie die wij via zusterinstellingen hebben verkregen, hebben wij het volgende overzicht opgesteld waarin, naar de stand van maart 2011, voor een groot aantal Europese landen is aangegeven of zij een verbod kennen of beperkingen hebben gesteld aan donaties afkomstig vanuit het buitenland.

Land

Verbod of beperking

Sinds/laatst gewijzigd

Albanië

ja, verbod

Ons niet bekend

Azerbeidzjan

ja, verbod

1992

België

nee

Bosnië-Herzegovina

nee

Bulgarije

ja, verbod

2005

Cyprus

ja, verbod

2011

Denemarken

nee

Duitsland

ja, beperking tot € 1 000

1994

Estland

nee

2003

Finland

ja, beperking

2010

Frankrijk

ja, beperking

1988 (laatst aangepast)

Hongarije

ja, verbod

1989

Kroatië

ja, verbod

2011 (laatst aangepast)

Letland

ja, verbod

1995

Liechtenstein

nee

Macedonië

ja, verbod

2002

Malta

nee

Nederland

nee

Noorwegen

ja, verbod

2006

Oostenrijk

nee

Polen

ja, verbod

2009

Portugal

ja, beperking

1975

Roemenie

ja, verbod

2006

Slowakije

ja, verbod

ons niet bekend

Spanje

ja, beperking

1977

Tsjechië

ja, verbod

2001

Verenigd Koninkrijk

nee

Zweden

nee

Zwitserland

nee

Voor de overige Europese landen beschikken wij niet over actuele informatie op dit punt.

Van de 29 in het overzicht genoemde landen kenden dertien landen een verbod op financiering vanuit het buitenland en stelden vijf landen hier beperkingen aan. Elf landen kennen geen verbod of beperkingen aan financiering vanuit het buitenland, anders dan de regels die gelden voor financiering vanuit binnenlandse bronnen. Negen landen gaven aan dat zij het verbod of de beperking hebben ingesteld om de transparante herkomst van giften te bevorderen of onafhankelijkheid te waarborgen.

Het toezicht op partijfinanciering wordt in de betrokken landen doorgaans uitgeoefend door organen die op enige afstand van de regering staan, zoals organen die toezicht houden op verkiezingen of de nationale rekenkamer. Veelal wordt een accountantsverklaring bij de jaarverantwoording gevraagd.

Wij zijn van mening dat een onafhankelijk orgaan, dat op enige afstand van de politiek staat, het meest aangewezen is om eventuele sancties toe te passen.

Vraag 12

Kunt u aangeven of in andere landen ook een verplichting geldt tot openbaarmaking van giften aan lokale politieke partijen?

Wij beschikken niet over een overzicht van landen waar een verplichting tot openbaarmaking van giften aan lokale politieke partijen geldt.

Vraag 13

Welke waarde moet worden gehecht aan deze tabel, als de international Foundation for Electoral Systems (IFES) zelf erkent dat er vaak een kloof bestaat tussen de formele regels en de naleving ervan (blz. 20)?

Uit de tabel blijkt dat de landen in de meeste gevallen van mening zijn dat regels gesteld dienen te worden voor de financiering van politieke partijen. Het ontbreken van sancties, zoals in de huidige Nederlandse regelgeving, kan een oorzaak zijn van een gebrekkige naleving van deze regels.

Vraag 14

Verwijzing naar de «volledige brief» op de website van de Algemene Rekenkamer suggereert dat daarin meer staat dan in de korte weergave. Dit blijkt niet het geval te zijn. Wat is dan de toegevoegde waarde van een dergelijke verwijzing?

De Algemene Rekenkamer publiceert standaard de bestuurlijke reacties op conceptrapporten op haar website. In dit geval is de bestuurlijke reactie vanwege de lengte (namelijk kort) integraal in het rapport weergegeven. Bij andere rapporten is dit veelal niet het geval. We bieden onze excuses aan voor het opgeroepen misverstand.


X Noot
1

Samenvatting:

Leden: Slob, A. (CU), Omtzigt, P.H. (CDA), Veen, E. van der (PvdA), Neppérus, H. (VVD), Gerven, H.P.J. van (SP), Voorzitter, Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Dijck, A.P.C. van (PVV), Broeke, J.H. ten (VVD), Ondervoorzitter, Ouwehand, E. (PvdD), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Bashir, F. (SP), Sap, J.C.M. (GL), Harbers, M.G.J. (VVD), Plasterk, R.H.A. (PvdA), Groot, V.A. (PvdA), Braakhuis, B.A.M. (GL), Vliet, R.A. van (PVV), Mulder, A. (VVD), Dijkgraaf, E. (SGP), Verhoeven, K. (D66), Koolmees, W. (D66), Besselaar, I.H.C. van den (PVV) en Vacature, (CDA).

Plv. leden: Rouvoet, A. (CU), Knops, R.W. (CDA), Vermeij, R.A. (PvdA), Ziengs, E. (VVD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Haverkamp, M.C. (CDA), Gerbrands, K. (PVV), Beek, W.I.I. van (VVD), Thieme, M.L. (PvdD), Monasch, J.S. (PvdA), Irrgang, E. (SP), Grashoff, H.J. (GL), Straus, K.C.J. (VVD), Hamer, M.I. (PvdA), Kuiken, A.H. (PvdA), Gent, W. van (GL), Beertema, H.J. (PVV), Boer, B.G. de (VVD), Staaij, C.G. van der (SGP), Pechtold, A. (D66), Koşer Kaya, F. (D66), Graus, D.J.G. (PVV) en Hijum, Y.J. van (CDA).

X Noot
2

Samenvatting:

Leden: Dijksma, S.A.M. (PvdA), Voorzitter, Beek, W.I.I. van (VVD), Staaij, C.G. van der (SGP), Koopmans, G.P.J. (CDA), Bochove, B.J. van (CDA), Aptroot, Ch.B. (VVD), Ondervoorzitter, Smilde, M.C.A. (CDA), Jansen, P.F.C. (SP), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Brinkman, H. (PVV), Raak, A.A.G.M. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Dibi, T. (GL), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Elissen, A. (PVV), Monasch, J.S. (PvdA), Schouw, A.G. (D66), Marcouch, A. (PvdA), Boer, B.G. de (VVD), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Lucassen, E. (PVV), Verhoeven, K. (D66) en Grashoff, H.J. (GL).

Plv. leden: Dam, M.H.P. van (PvdA), Burg, B.I. van der (VVD), Dijkgraaf, E. (SGP), Sterk, W.R.C. (CDA), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Steur, G.A. van der (VVD), Knops, R.W. (CDA), Dijk, J.J. van (SP), Rouvoet, A. (CU), Klaveren, J.J. van (PVV), Vacature, (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Gent, W. van (GL), Kuiken, A.H. (PvdA), Fritsma, S.R. (PVV), Vermeij, R.A. (PvdA), Pechtold, A. (D66), Wolbert, A.G. (PvdA), Nieuwenhuizen, C. van (VVD), Taverne, J. (VVD), Bontes, L. (PVV), Hachchi, W. (D66) en Voortman, L.G.J. (GL).

X Noot
3

De Algemene Rekenkamer ziet ze in op grond van haar bevoegdheden volgens de Comptabiliteitswet 2001.

X Noot
4

Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 32 123 VII, nr. 72.

Naar boven