Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 december 2012
Op verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 11 december en onder
verwijzing naar de brief aan uw Kamer van 7 december inzake het plaatsen van Nederlandse
Patriot-systemen in Turkije (DVB/CV-296/12) licht het kabinet met deze brief zijn
visie toe op de toepasselijkheid van artikel 100 van de Grondwet.
De Grondwet (art 97, lid 1) onderscheidt twee vormen van inzet van de krijgsmacht:
verdediging van het Koninkrijk en de bescherming van de belangen van het Koninkrijk,
en handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. Artikel 100 verplicht
de regering om de Staten-Generaal vooraf te informeren over inzet of het ter beschikkingstellen
van de krijgsmacht voor de laatste van de twee doelstellingen genoemd in artikel 97,
namelijk de handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde.
Het Toetsingskader 2009 (kenmerk 2008–2009, 30 162, nr. 11), dat ook met de Kamer is besproken, stelt dat de regering bij uitzendingen met overlappende
doelstellingen – wanneer de inzet van de krijgsmacht betrekking heeft op bescherming
van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied, alsmede de handhaving of bevordering
van de internationale rechtsorde – de Kamer zoveel mogelijk langs de lijnen van het
Toetsingskader zal informeren. Dit uitgangspunt is recent in vergelijkbare bewoordingen
bevestigd in de brief aan de Kamer over de werking van het Toetsingskader1.
Ook in de reactie op het rapport van de Commissie Davids (Kamerstuk 2009–2010, 31 847, nr. 18) van 12 januari 2010 over besluitvorming ten aanzien van Nederlandse betrokkenheid
bij de oorlog in Irak bevestigde het kabinet dat – wanneer de inzet van de krijgsmacht
betrekking heeft op bescherming van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied,
alsmede de handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde – de Tweede
Kamer zoveel mogelijk langs de lijnen van het Toetsingskader zal worden geïnformeerd.
Het thans genomen besluit tot inzet van Patriot-systemen in Turkije berust niet op
artikel 100 van de Grondwet. Er is wel sprake van overlappende doelstellingen, namelijk
de verdediging van het bondgenootschappelijk grondgebied en de bevordering van de
internationale rechtsorde. In dit geval gaat het om de bescherming van de bevolking
en het grondgebied van NAVO-bondgenoot Turkije en de-escalatie van de crisis langs
de zuidoostelijke grenzen van het bondgenootschap. Tegen deze achtergrond heeft het
kabinet de Kamer geïnformeerd over de inzet van Patriots in Turkije met gebruikmaking
van elementen van het Toetsingskader.
De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans
De minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert