32 623 Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten

Nr. 47 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 september 2011

Met deze brief informeren wij u, conform artikel 100 van de Grondwet, over het besluit van de regering de huidige Nederlandse bijdrage aan de NAVO-operatie te verlengen met drie maanden. Deze zou op 23 september aflopen.

Op 21 september jl. heeft de Noord Atlantische Raad (NAR) besloten operatie Unified Protector (OUP) in Libië met drie maanden te verlengen, waarbij periodiek zal worden bezien of de operatie eerder kan worden beëindigd. De operatie heeft, onder paragraaf 4 van resolutie 1973 van de VN-Veiligheidsraad, als doel de bescherming van de bevolking, en op grond hiervan het toezicht op de naleving van een No Fly Zone en het toezicht op de naleving van het tegen Libië ingestelde wapenembargo. De recent unaniem aangenomen resolutie 2009 van de VN-Veiligheidsraad verwijst naar de eerder aangenomen machtiging van de VN-Veiligheidsraad die van kracht blijft. Het mandaat voor OUP blijft daarmee van kracht.

Met onze artikel 100-brieven van respectievelijk 22 maart, 30 maart en 10 juni jl. informeerden wij uw Kamer eerder over de Nederlandse bijdrage aan OUP. De Nederlandse bijdrage gedurende de verlenging blijft gelijk en zal bestaan uit:

  • Een mijnenjager;

  • Zes F-16 jachtvliegtuigen, waarvan vier operationeel en twee reserve, in een «Air to Air»-rol.

Daarnaast blijft Nederland actief in de staven (inclusief functionarissen voor Psy Ops en een deputy political advisor) en maken Nederlandse militairen deel uit van de AWACS-bemanningen. In totaal nemen ongeveer 170 Nederlandse militairen deel aan Operation Unified Protector.

Wij hechten eraan te onderstrepen dat het de verlenging van de huidige missie OUP betreft voor zo lang als deze nodig is. Als de operatie eerder kan worden beëindigd, zal ook de Nederlandse bijdrage eerder ten einde komen.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

De minister van Defensie,

J. S. J. Hillen

Bijlage 1: Toetsingskader

Mandaat en gronden voor deelname

In aanvulling op eerdere brieven* zal hieronder de inzet van de F16’s en de mijnenjager worden beschreven aan de hand van de relevante aspecten van het Toetsingskader. Met deze bijdrage levert Nederland een evenredig aandeel aan de verlengde operatie, waartoe de Noord Atlantische Raad van de NAVO op 21 september jl. heeft besloten.

De operatie is op basis van VN-Veiligheidsraadresolutie 1970 en 1973 gemandateerd toe te zien op de naleving van het wapenembargo en de No Fly Zone en om de bevolking te beschermen. In resolutie 2009, die op 16 september jl. werd aangenomen, verwijst de VN-Veiligheidsraad naar de bevoegdheden in resoluties 1970 en 1973.

Met de nieuwe resolutie stemt de VN-Veiligheidsraad unaniem in met het mandaat voor een United Nations Support Mission in Libya en de versoepeling van het sanctieregime. Het wapenembargo wordt aangepast om wederopbouw en assistentie, onder andere op het gebied van veiligheid en ontwapening, te ondersteunen. De resolutie verwijst ook expliciet naar de No Fly Zone en paragraaf 4 van resolutie 1973 die de bescherming van de burgerbevolking behelst. Het mandaat blijft zo gehandhaafd. De Veiligheidsraad spreekt tegelijk de intentie uit de No Fly Zone continu te herzien en deze maatregel, alsmede de machtiging in paragraaf 4, in te trekken indien de situatie dit toelaat, in overleg met de NTC.

Hoewel het regime van Qaddafi politiek gezien ten einde is, is de veiligheidssituatie nog onvoldoende stabiel om de missie OUP te kunnen beëindigen. De NAVO heeft daarom, gesteund door de uitspraken van de VNVR en op verzoek van de NTC, besloten de huidige missie voorlopig voort te zetten.

Het bondgenootschap heeft voor de verlengde missie behoefte aan dezelfde capaciteiten als in de eerste fase. Het ziet er naar uit dat nagenoeg alle deelnemende landen hun bijdrage zullen voortzetten voor de duur van de verlenging van OUP. Nederland onderschrijft het belang van OUP en de bondgenootschappelijke solidariteit en zal de huidige bijdrage daarom voortzetten.

Politieke aspecten

Hoewel het politieke lot van het regime van Qaddafi beslecht is, wordt op dit moment nog zware strijd geleverd tegen de laatste pro-Qaddafi strijdkrachten in onder meer Sirte, Sabhah en Bani Walid. Kopstukken van het regime, onder wie Saiff Al-Islam en Mutassim Qaddafi, zouden zich hier ophouden. De voortdurende instabiliteit in deze gebieden belet het herstel van het overheidsgezag door de Nationale Overgangsraad. Deze zetelt sinds 9 september jl. officieel in Tripoli. Pogingen een overgangsregering te vormen zijn tot op heden nog niet succesvol gebleken. De belangrijkste ministeries zijn weer heropend maar nog niet alle volledig operationeel. De veiligheidssituatie in de gebieden die onder het gezag van de Nationale Overgangsraad vallen, verbetert gestaag maar van volledige controle is nog geen sprake. Dit kan criminele opportunisten in de hand spelen. Zij profiteren mogelijk van het grote aantal wapens dat in het land circuleert. Het is daarom van belang dat de Nationale Overgangsraad is begonnen de verschillende anti-Qaddafi milities onder zijn gezag te brengen. Met het oog op de stabilisatie van het land en het herstel van het overheidsgezag moeten de pro-Qaddafi strijdkrachten zo snel mogelijk worden bewogen hun wapens neer te leggen.

De nieuwe VN-Veiligheidsraadresolutie maakt ondersteuning van de Libische bevolking bij het transitieproces mogelijk. Een ondersteuningsmissie (UNSMIL) zal op korte termijn naar Libië vertrekken. De resolutie maakt eveneens ontdooiing mogelijk van bevroren tegoeden van gesanctioneerde bedrijven.

De humanitaire situatie in Libië is precair. De beschikbaarheid van medicijnen en medisch materiaal is verbeterd maar het ontbreken van medisch personeel in ziekenhuizen blijft zorgwekkend. Door assistentie van UNICEF is het watertekort in Tripoli verholpen. Voor de komende tijd vormen landmijnen en niet-geëxplodeerde oorlogsmunitie een bedreiging voor de bevolking en voor hulpverleners. Nederland zal daarom een bijdrage leveren aan ontmijningsactiviteiten in Libië.

Internationale inspanningen en vooruitblik

Nu de Nationale Overgangsraad zich in de hoofdstad heeft gevestigd als de legitieme vertegenwoordiger van de Libische staat, bevindt Libië zich tussen een conflict- en een postconflictsituatie. Indien de politieke en veiligheidssituatie verbeteren, breekt op korte termijn het stadium van wederopbouw aan. Het accent zal de komende periode steeds meer komen te liggen op politieke, diplomatieke en technische bijstand en minder op militair optreden en sancties. De uitgangspunten voor deze inzet en de Nederlandse deelname hieraan zijn uitgewerkt in de brief inzake Libië van 13 september 2011.

Militaire aspecten

Maritiem

Tot nu toe zijn in het kader van de handhaving van het embargo door OUP meer dan 270 schepen gecontroleerd en is een veelvoud daarvan aangeroepen. Twee schepen is de toegang tot de territoriale wateren ontzegd.

Lucht

De handhaving van de No Fly Zone is tot op heden succesvol. De afgelopen periode heeft het regime geen gevechtsvliegtuigen meer ingezet.

Nederlandse bijdrage

De NAVO heeft voor de verlengde missie behoefte aan dezelfde capaciteiten als in de eerste fase, te weten capaciteit voor de handhaving van de No Fly Zone, voor het wapenembargo en voor operaties ter bescherming van de burgerbevolking.

Bij deze operaties ligt de nadruk, gelet op het verminderde aantal Navo-aanvallen op gronddoelen en de verminderde directe dreiging op zee, op (zee)mijnenruimen en intelligence, surveillance & reconnaissance vluchten. Daarnaast is in de praktijk al merkbaar dat het totale aantal vluchten afneemt. Zo lang Qaddafi nog niet definitief is verslagen is het niet verstandig capaciteiten uit de regio terug te trekken. Nederland zal daarom in de vervolgfase dezelfde capaciteiten beschikbaar stellen als tijdens de vorige fase. Gelet op de huidige ontwikkelingen zal het aantal vlieguren naar verwachting de komende periode lager zijn.

Vooruitlopend op het verlengingsbesluit van de NAVO is de mijnenjager Hr. Ms. Vlaardingen inmiddels vertrokken naar de Middellandse Zee om Hr. Ms. Haarlem af te lossen. De inzet van een mijnenjager is daarmee gegarandeerd.

Met de voortzetting van de Nederlandse bijdrage levert Nederland een evenredige bijdrage aan de operatie. De F-16’s zullen ook na 23 september alleen in een air-to-air rol worden ingezet. De vliegtuigen kunnen worden ingezet voor verdediging van het luchtruim, gebiedsbewaking en inlichtingenvergaring. Daarnaast blijven de F-16’s inzetbaar voor de handhaving van het wapenembargo. De mijnenjager zal worden ingezet voor de handhaving van het wapenembargo alsmede de opsporing en ruiming van mijnen in de territoriale wateren. Daarmee levert de mijnenjager een bijdrage aan de handhaving van het embargo en de beveiliging van maritieme routes. De inzet van de AWACS-capaciteit van de NAVO zal, onder andere met Nederlandse bemanningsleden, worden voortgezet.

Voorts zal Nederland stafofficieren leveren voor de hoofdkwartieren die de operatie leiden. Nederland levert op verzoek van de NAVO zeven stafofficieren aan het hoofdkwartier van de NAVO voor PsyOps-taken. Tevens levert Nederland een deputy Political Advisor voor het OUP-hoofdkwartier in Napels.In totaal zijn ongeveer 170 Nederlandse militairen bij OUP betrokken. De bijdrage zal worden voortgezet binnen het huidige mandaat en met de huidige geweldsinstructies. De NAVO-bevelsstructuur blijft eveneens ongewijzigd.

Dreiging tegen de Nederlandse militaire eenheden

Terwijl de veiligheidssituatie op de grond drastisch is gewijzigd, met onder andere de inname van Tripoli, is de maritieme dreiging gelijk gebleven. Zeemijnen in de Libische territoriale wateren en beschietingen op NAVO-schepen vanaf de kust vormen de voornaamste maritieme dreiging. De beschietingen vanaf de kust betreffen vooral kleinkaliberwapens, ongeleide artillerieraketten en conventionele artillerie. Van deze middelen gaat nog steeds een reële dreiging uit.

Naast draagbare luchtverdedigingssystemen en luchtdoelartilleriegeschut vormen mobiele tactische luchtverdedigingssystemen de belangrijkste dreiging voor NAVO-vliegtuigen. Dergelijke systemen nabij de resterende infrastructuur van Qaddafi-getrouwen bij Bani Walid, Sirte, Waddan en Sabhah worden zo opgesteld dat bij NAVO-aanvallen het risico van nevenschade aanzienlijk is.

Deelnemende landen

De eerste zes maanden van OUP leverden, behalve Nederland, nog dertien bondgenoten een bijdrage, te weten: België, Bulgarije, Canada, Denemarken, Frankrijk, Griekenland, Italië, Noorwegen, Roemenië, Spanje, Turkije, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Ook Zweden, als partner van de NAVO, nam deel aan de operatie. Verschillende Arabische landen, zoals Qatar, de VAE en Jordanië, droegen vanaf het begin van de operatie bij aan OUP.

Het ziet er naar uit dat nagenoeg alle deelnemende landen hun bijdrage zullen verlengen.

Financiën

De additionele uitgaven van de inzet van de F-16’s, een mijnenbestrijdingsvaartuig, de Nederlandse stafofficieren voor de hoofdkwartieren en de AWACS bemanningsleden worden op basis van de thans bekende uitgangspunten geraamd op € 8,7 miljoen. Deze raming is lager dan ten tijde van de vorige verlenging omdat rekening wordt gehouden met een lagere intensiteit van de NAVO-missie. Een deel van de uitgaven wordt pas in 2012 gerealiseerd. De uitgaven komen ten laste van de structurele voorziening voor de uitvoering van crisisbeheersingsoperaties op de defensiebegroting, die deel uitmaakt van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). De verlenging kan worden gefinancierd uit de vrijval in lopende missies, in het bijzonder de Redeployment Task Force Uruzgan en de geïntegreerde politietrainingmissie in Kunduz.


XNoot
*

Nederlandse bijdrage aan uitvoering VN Veiligheidsraad resolutie 1973 inzake Libië, 22 maart 2011, nummer: 32 623 nr 6, vergaderjaar 2010–2011 en Aanvullende kamerbrief inzake Nederlandse bijdrage aan uitvoering VN Veiligheidsraad resolutie 1973 – Libië, 30 maart 2011, nummer: 32 623 nr. 15, vergaderjaar 2010–2011.

Naar boven