32 623 Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten

Nr. 6 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 maart 2011

In deze brief wordt u, met referte aan de kennisgevingsbrief die u vrijdag 18 maart is toegegaan, conform het Toetsingskader geïnformeerd over het besluit van de regering om een bijdrage te leveren aan de uitvoering van resolutie 1973 van de VN Veiligheidsraad inzake Libië.

Het betreft een Nederlandse bijdrage aan de NAVO-geleide operatie die tot doel heeft het handhaven van het VN wapenembargo voor Libië (VNVR resoluties 1970 en 1973). Het achterliggende doel van de resoluties en van deze NAVO-operatie is de bescherming van de Libische bevolking tegen aanvallen van het Qaddafi regime door te voorkomen dat wapens het land in worden gesmokkeld. De Nederlandse bijdrage zal bestaan uit:

  • Een mijnenjager voor de duur van drie maanden;

  • Een KDC-10 tankvliegtuig tot 4 april;

  • Zes F-16 jachtvliegtuigen (vier operationeel en twee reserve) in een Air to Air-rol voor de duur van drie maanden.

Zoals vermeld in het verslag van de NAVO ministeriële bijeenkomst van 18 maart jl. zal ook de AWACS-capaciteit van de NAVO, met deelneming van Nederlandse bemaninngsleden, worden ingezet voor deze operatie. Nederland zal ten slotte enkele stafofficieren leveren voor de hoofdkwartieren die de operatie leiden.

In totaal zijn bij deze bijdragen ongeveer 200 Nederlandse militairen betrokken.

De NAVO-operatie zal vooralsnog een initiële looptijd van maximaal 3 maanden hebben. Voor een verlenging van de operatie, en ook van de Nederlandse deelneming daaraan, is een nieuw politiek besluit nodig.

Indien de NAVO besluit een bijdrage te leveren aan het handhaven van de No Fly Zone, dan kunnen de Nederlandse F-16 jachtvliegtuigen en het KDC-10 tankvliegtuig ook daaraan een bijdrage leveren. Mogelijk gebeurt dit op zeer korte termijn. Het parlement zal hier, indien dit aan de orde is, over worden geïnformeerd.

De Nederlandse regering verwelkomt het feit dat de Arabische Liga zich uitgesproken heeft voor de No Fly Zone, alsmede de steun van de Arabische Liga en landen in de regio in algemene zin voor de uitvoering van resolutie 1973. Deze steun werd tijdens de conferentie in Parijs door de voorzitter en de Secretaris Generaal van de Arabische Liga bevestigd. De Nederlandse regering verwelkomt dit temeer daar het de betrokkenheid bij en steun van Arabische landen voor het geheel van de internationale inspanningen ten aanzien van Libië van wezenlijk belang acht voor het welslagen van deze inspanningen.

De bijdrage van de NAVO aan de uitvoering van het mandaat zoals de Veiligheidsraad dat heeft vastgelegd in de resolutie 1973, beoogt uiteindelijk ook het pad te effenen voor een politiek proces in Libië dat recht doet aan de wensen van de Libische bevolking. Het beëindigen van de aanvallen op, respectievelijk de bescherming van de Libische bevolking (toepassing van het beginsel van «responsibility to protect») is op dit moment het meest acuut. Maar veiligheid voor de Libische bevolking en stabiliteit in de regio op lange termijn is het streven. Voor de verdere begeleiding van dit politieke proces is een taak weggelegd voor de Verenigde Naties; de Europese Unie kan daar naar Nederlands inzicht een belangrijke bijdrage aan leveren. Nederland zal zich hier als lid van beide organisaties sterk voor maken. Daarnaast is het zaak dat de regio, waaronder organisaties zoals de Arabische Liga, de «Organisation for the Islamic Conference» (OIC) en de Afrikaanse Unie (AU) verantwoordelijkheid nemen.

De Europese Unie vervult bovendien een rol in de uitvoering van resolutie 1973 door verdere sancties tegen het Libische leiderschap te implementeren. Daarnaast heeft de EU toegezegd bereid te zijn militaire middelen in te zetten ter ondersteuning van humanitaire hulp indien de VN (OCHA) daarom verzoekt, zulks in lijn met de geldende richtlijnen en in lijn met de geldende VN-richtlijnen voor de inzet van militaire en civiele defensiecapaciteiten. De EU werkt momenteel de plannen hiertoe uit in nauwe samenwerking met de VN, de NAVO en andere betrokkenen. Zodra de plannen daartoe gereed zijn en het tot een daadwerkelijke EU-operatie komt, zal de regering de Kamer daarover informeren, evenals over een eventueel besluit over Nederlandse deelname hieraan.

De regering acht het volkenrechtelijk mandaat voor de beoogde inzet toereikend.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

De minister van Defensie,

J. S. J. Hillen

BIJLAGE: 1 Toetsingskader

Mandaat en gronden voor deelname

Op 17 maart jl. heeft de VN Veiligheidsraad ingestemd met resolutie 1973, gebaseerd op hoofdstuk VII van het VN Handvest, die de lidstaten expliciet machtigt om alle noodzakelijke maatregelen te nemen om:

  • 1. de burgerbevolking en de door burgers bevolkte gebieden te beschermen die in Libië, onder meer in Benghazi, worden bedreigd (paragraaf 4);

  • 2. naleving van het vliegverbod af te dwingen (paragraaf 8);

  • 3. naleving van het wapenembargo af te dwingen (paragraaf 13).

Zolang het gebruik van geweld deze doelen dient, bestaat er geen twijfel over de rechtmatigheid van het militair optreden. De in Resolutie 1973 gegeven machtiging is voor onbeperkte tijd gegeven, en geldt daarom totdat de Veiligheidsraad besluit tot intrekking ervan. Een bezettingsmacht op Libisch grondgebied wordt door de resolutie echter expliciet uitgesloten.

VNVR resolutie 1973 roept de VN lidstaten op om hetzij nationaal, danwel via een regionale organisatie of ander samenwerkingsverband uitvoering te geven aan de resolutie. Inzet van geweld ten behoeve van de uitvoering van resolutie 1973 dient conform de in de resolutie aangegeven rapportagemethodiek aan de VN gemeld te worden.

Op 19 maart is een Coalition of the Willing onder leiding van Frankrijk, het VK en de VS aangevangen met de bescherming van de burgerbevolking.

De NAVO heeft besloten ook gehoor te geven aan de oproep van resolutie 1973. Met het VN-mandaat en de politieke steun van een aantal landen uit de regio, alsmede de mogelijke actieve deelname van een aantal Arabische landen, is voldaan aan de voorwaarden die de NAVO heeft gesteld aan NAVO-betrokkenheid.

Een NAVO-geleide operatie met brede deelname zal de handhaving van het wapenembargo op zich nemen. Nederland heeft aangeboden hieraan een bijdrage te leveren.

De NAVO zal mogelijk ook een bijdrage gaan leveren aan het handhaven van de No Fly Zone. De huidige Nederlandse luchtgebonden bijdrage zou alsdan ook daaraan een bijdrage kunnen leveren.

Politieke aspecten

Recente ontwikkelingen

Kolonel Qaddafi is sinds de staatsgreep van 1 september 1969 onafgebroken aan de macht geweest in Libië. Onder zijn bewind wordt het land gekenmerkt door een sterke politiemacht en geheime dienst, met een totaal gebrek aan vrijheden en democratie. Op 17 februari zijn duizenden jongeren in Libië de straat op gegaan om te demonstreren tegen dit regime. De protesten komen voort uit opgekropte woede over 40 jaar onderdrukking, werkeloosheid en hoge voedselprijzen. Een groot aantal stammen en legereenheden verklaarden zich loyaal aan de opstandelingen. Een deel van de opstandelingen heeft zich verenigd in de Nationale Libische Raad die geleid wordt door oud-minister van justitie Mustafa Abdul Jalil. Deze heeft zich kort na aanvang van de protesten aangesloten bij de opstandelingen. De Nationale Libische Raad ziet zichzelf als het enige legitieme regime van Libië en is als zodanig erkend door Frankrijk. De legitimiteit van de Nationale Libische Raad is onduidelijk.

Het regime van Qaddafi verloor effectief het gezag over Zawiyah, Misuratah in de directe omgeving van Tripoli en de gehele olierijke oostelijke provincie Cyrenaeica en is een grootschalige tegenaanval gestart. Met behulp van lucht-, zee en landaanvallen en de inzet van Sub-Sahari huurlingen heeft hij de controle met harde hand hersteld over grote delen van het land. Na zware gevechten hebben de opstandelingen de strategische posities in Zawiyah, Ras Lanuf en Braga verlaten. Het strijdtoneel lijkt zich nu te concentreren rond de steden Ajdabiya, Misuratah en Benghazi. Hierbij is een onbekend aantal slachtoffers gevallen. De actuele situatie op de grond is onduidelijk. De pers wordt slechts beperkt toegelaten, internet is afgesloten en mobiele telefonie nauwelijks beschikbaar.

De zorgen over escalatie van het conflict zijn groot. Onder meer de Secretaris-Generaal van de VN en Human Rights Watch hebben gezegd te vrezen voor gruweldaden tegen de bevolking van deze steden indien Qaddafi erin slaagt deze in te nemen.

Beoordeling ontwikkelingen

Libië kent een tribale samenleving en de steun van belangrijke spelers aan Qaddafi enerzijds en de opstandelingen anderzijds wordt grotendeels tribaal bepaald. Hierdoor krijgt de strijd in Libië steeds meer het karakter van een burgeroorlog met als gevolg dat het land destabiliseert. Het is onwaarschijnlijk dat Qaddafi de rust in Libië weet te herstellen. Zijn legitimiteit en de politieke strijd heeft hij verloren bij aanvang van de geweldsescalatie. Nederland meent daarom dat Qaddafi onmiddellijk moet vertrekken en dat de gewelddadigheden moeten worden gestaakt zodat de overgang naar een stabiel overgangsregime kan worden bewerkstelligd. Als de situatie niet verbetert dreigt het land af te glijden naar een machtsvacuüm dat wordt gekenmerkt door wet- en rechteloosheid waarin criminaliteit en radicalisering vruchtbare bodem vinden. De EU kan zich een dergelijke situatie aan haar zuidgrenzen niet permitteren.

Internationale actie

In reactie op het geweld van het Libische regime heeft de Veiligheidsraad op 26 februari jl. in resolutie 1970 unaniem besloten tot sancties tegen het Libische regime. Deze sancties zijn op 28 februari door de EU overgenomen. Als gevolg hiervan geldt sindsdien een visumverbod, wapenembargo en tegoedenbevriezing. De aanklager van het Internationale Strafhof in Den Haag is bij dezelfde Veiligheidsresolutie geautoriseerd om een onderzoek te starten naar internationale misdrijven begaan door het Libische regime sinds het begin van de gewelddadigheden. Libië is eveneens geschorst als lid van de VN mensenrechtenraad. De EU leiders hebben op 11 maart uitgesproken Qaddafi niet langer als legitiem staatshoofd te beschouwen en hebben expliciet tot zijn aftreden opgeroepen. De EU heeft op 11 maart eveneens besloten tot aanvullende verregaande sancties tegen Libische sleutelfiguren en organisaties. De EU onderzoekt eveneens de politieke mogelijkheden om het democratische transitieproces, in het post Qaddafi-tijdperk, te ondersteunen.

Ondanks deze maatregelen zijn de gewelddadigheden onverminderd voortgezet. Dit heeft geleid tot aanvullende maatregelen zoals besloten in resolutie 1973.

Humanitaire situatie

Nederland is zeer bezorgd over de humanitaire situatie in Libië. Als gevolg van het voortdurende geweld is een exodus op gang gekomen van ruim 300 000 buitenlandse onderdanen die het land verlaten. Opvang van deze migrantenstroom aan de grenzen met Tunesië en Egypte vergt het uiterste van de humanitaire organisaties ter plaatse. Onder leiding van UNHCR en IOM worden vliegtuigen ingezet die deze (arbeids)migranten naar hun landen van herkomst terugbrengen. Naast migranten heeft UNHCR ruim 700 vluchtelingen geregistreerd, voornamelijk Somaliërs, Eritreërs en Ethiopiërs. Vooralsnog is het aantal vluchtende Libiërs beperkt. Hulporganisaties kunnen niet inschatten hoe de situatie in Libië zich gaat ontwikkelen. Duidelijk is wel dat men zich grote zorgen maakt over potentiële migranten- en vluchtelingenstromen als het geweld in Libië aanhoudt.

Aan de Tunesisch-Libische grens is een kamp opgezet ter opvang van gestrande migranten (met name afkomstig uit Bangladesh en Sub Sahara Afrika). VN-organisaties, NGOs en Tunesische en Egyptische Rode Halve Maanverenigingen bieden voedsel, water, dekens en opvang aan. Ook is er veel lof voor de gastvrijheid van de Tunesische bevolking, die in groten getale vrijwillig hulp biedt, en voor de positieve samenwerking met de Tunesische autoriteiten. De situatie aan de Egyptisch-Libische grens lijkt vooralsnog onder controle.

Humanitaire hulp en samenhang

De EU richt zich momenteel op het leveren van voortgezette humanitaire steun t.b.v. vluchtelingen en evacués. De inzet daarbij is gericht op hulpverlening in de regio. Zoals bekend draagt Nederland momenteel ook bij aan de Frontex-operatie EPN Hermes Extension 2011 met een Kustwachtvliegtuig en twee grenswachten vanuit Italië.

Nederland heeft EUR 0,5 miljoen euro bijgedragen aan de Internationale Federatie van het Rode Kruis en EUR 1 miljoen aan UNHCR. Voorts ontvangt UNHCR in 2011 een vrijwillige bijdrage van EUR 42 miljoen van Nederland. Uit deze bijdrage kunnen ook middelen ten behoeve van Libië worden ingezet. Tevens heeft het noodhulpfonds van de VN (CERF) USD 5 miljoen bijgedragen ten behoeve van de noden op de grens van Tunesië en Libië. Nederland is met EUR 40 miljoen op jaarbasis de tweede donor van het CERF. Ook het Internationaal Comité van het Rode Kruis (ICRC) is actief met hulpverlening in Libië. Nederland draagt op jaarbasis EUR 25 miljoen bij aan ICRC.

De inzet van resolutie 1973 en de NAVO-bijdrage aan de uitvoering hiervan is het beschermen van de Libische bevolking tegen aanvallen van het Qaddafi-regime.

Middels de uitvoering van deze resolutie worden de voorwaarden gecreëerd voor een democratisch politiek proces dat recht doet aan de wensen van de Libische burgerbevolking.

Het doel en de benodigde middelen zijn militair van aard. Een geïntegreerde aanpak is daarmee niet aan de orde.

De NAVO is evenals de EU bereid om humanitaire steun te bieden indien hiertoe een verzoek wordt gedaan. Een dergelijk verzoek is vooralsnog niet gedaan.

Deelnemende landen

De Coalition of the Willing onder leiding van Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, kent een groeiend aantal deelnemende landen, waaronder Italië, Noorwegen, Spanje en Canada, maar ook Qatar. Tot de No Fly Zone die zij handhaven is mede op voorspraak van de Arabische Liga besloten. Secretaris-Generaal Amr Moussa van de Arabische Liga heeft deze steun herhaald na een ontmoeting met VN Secretaris-Generaal Ban Ki-moon op maandag 21 maart. Eerder al hadden de Gulf Cooperation Council en de Organisation of the Islamic Conference hun politieke steun uitgesproken voor een internationaal ingrijpen. Verschillende Arabische staten hebben besloten actief bij te dragen aan de implementatie van de Veiligheidsraadresolutie. Naast het eerdergenoemde Qatar dat deelneemt met militaire middelen ondersteunen Jordanië en Koeweit de militaire operatie met logistieke en humanitaire middelen. Andere landen, zoals de Verenigde Arabische Emiraten en Saudi-Arabië, beraden zich nog op een concrete bijdrage.

Onder de NAVO-lidstaten bestaat brede steun voor de VN resolutie 1973 en voor NAVO-betrokkenheid bij de uitvoering daarvan. Enkele bondgenoten waaronder Duitsland hebben aangegeven geen militaire bijdrage te zullen leveren. De NAVO stelt in het operatieplan dat de betrokkenheid van leden van de Arabische Liga en de Afrikaanse Unie en landen in de regio wenselijk is. Het operatieplan voor de embargo-operatie voorziet in de mogelijkheid voor deelname van deze landen. Een volledig overzicht van de aan de embargo-operatie deelnemende landen is op dit moment nog niet bekend.

Militaire aspecten

Haalbaarheid

Op basis van het operatieplan is een behoefte aan militaire middelen gesteld. Nederland heeft op basis van deze behoefte de voorgenomen maritieme en luchtgebonden bijdragen aan de NAVO aangeboden. De voorziene bijdrage is realiseerbaar zonder dat de operationele gereedheid op lopende operaties van de krijgsmacht in het geding komt.

Hoewel de VNVR-resolutie ook ruimte biedt voor de inzet van eenheden op het grondgebied van Libië, behalve door een bezettingsmacht, is in het huidige NAVO-operatieplan geen inzet van grondgebonden eenheden voorzien. Daartoe zou in voorkomend geval het operatieplan moeten worden aangepast en een nieuw besluit moeten worden genomen in de NAR. De voorziene Nederlandse bijdrage aan de handhaving van het wapenembargo sluit deelneming met militaire middelen op Libisch grondgebied expliciet uit.

Het operatiegebied van de NAVO-operatie strekt zich uit van de grens van de territoriale wateren van Libië tot aan het Noorden van de Middellandse Zee.

Exit strategie

Het doel van de operatie is om de invoer van wapens te stoppen. Het beschermen van de burgerbevolking tegen aanvallen van het Qaddafi-regime ligt hieraan ten grondslag. De strategische doelen van de operatie zijn bereikt indien:

  • er sprake is van een zodanige politieke verandering dat er een einde komt aan het geweld tegen de burgerbevolking;

  • er een wijziging in de juridische basis optreedt, bijvoorbeeld ten aanzien van resolutie 1973.

De operationele doelen van de embargo-operatie zijn het assisteren van de internationale gemeenschap bij het tegengaan van wapensmokkel richting Libië door monitoring van het maritieme en luchtverkeer richting Libië, het identificeren van verdachte schepen en vliegtuigen, het volgen van de verdachte schepen en vliegtuigen en ze zonodig aanhouden of diverteren.

De operatie heeft een initiële looptijd van drie maanden, maar komt eerder ten einde indien deze niet langer noodzakelijk zou zijn. Een verlenging van deze drie maanden vergt een nieuw besluit van de NAR. In voorkomend geval zal de regering de Nederlandse bijdrage heroverwegen en het parlement hierover informeren.

Risico’s en veiligheidssituatie

Dreiging tegen maritieme middelen

De beschikbare middelen van het regime Qaddafi, voornamelijk de maritieme eenheden, zijn matig effectief tegen Nederlandse vaartuigen, maar op basis van de retoriek van het regime van Qaddafi is het wel waarschijnlijk dat deze middelen zullen worden ingezet.

Dreiging tegen luchtgebonden middelen

Het Libische regime beschikt over luchtverdedigingsmiddelen die een bedreiging kunnen vormen voor Nederlandse vliegtuigen. Hoewel er nog geen definitieve resultaten zijn vrijgegeven moet worden aangenomen dat door de acties in het kader van de operatie «Odyssee Dawn» van de Coalition of the Willing de statische componenten van de Libische luchtverdediging zijn uitgeschakeld en dat waarschijnlijk veel vliegvelden en een deel van het aanwezige vliegtuigbestand zijn uitgeschakeld. Aangezien de Nederlandse F-16 gevechtsvliegtuigen buiten de territoriale wateren van Libië zullen opereren is het risico voor de Nederlandse eenheden klein.

Asielzoekers, ontheemden en vluchtelingen

Indien de situatie op het land in Libië verder verslechterd kan ook Hr. Ms. Haarlem op zee te maken krijgen met personen die Libië ontvlucht zijn. In dat geval zal Nederland conform de (internationale) regelgeving met betrekking tot vluchtelingen op zee handelen.

Geweldsinstructies

Binnen het VN-mandaat heeft de NAVO «Rules of Engagement» opgesteld die gelden voor alle deelnemers. Deze «Rules of Engagement» zijn voldoende robuust om alle taken goed te kunnen uitvoeren.

Geschiktheid en beschikbaarheid

Zoals in het verslag van de NAVO-ministeriële van de minister van Defensie van vrijdag 18 maart jl. werd vermeld maakt een mijnenjager (Hr.Ms. Haarlem) onderdeel uit van de Standing NATO Maritime Counter Measures Group, waarover een Belgisch-Nederlandse staf het commando voert, nu samengevoegd met een andere NAVO-taakgroep in een nieuwe Task Force 410. SACEUR heeft, zoals vermeld in hetzelfde verslag, deze maritieme middelen onder zijn commando al in de richting van het centrale deel van de Middellandse Zee gedirigeerd. Nu de Noord Atlantische Raad instemt met het uitvoeren van de operatie kan Hr. Ms. Haarlem direct een bijdrage leveren. De maritieme operaties worden vanuit het centrale deel van de Middellandse Zee voor de kust van Libië uitgevoerd. Een deel van de maritieme eenheden zullen zich concentreren op het afdwingen van het wapenembargo. De Nederlandse mijnenjager zal hier aan deelnemen. Een ander deel van de maritieme eenheden zullen zich concentreren op de ondersteuning van de luchtgebonden eenheden door actieve luchtverdediging en/of inlichtingenopbouw en/of bescherming van schaarse maritieme capaciteiten. Voor de Nederlandse mijnenjager is hierbij geen taak voorzien.

Daarnaast zal Nederland onmiddellijk voor een beperkte periode een tankervliegtuig (KDC-10) inzetten ten behoeve van het wapenembargo. Tevens zal Nederland zes F-16 jachtvliegtuigen op korte termijn beschikbaar stellen voor de handhaving van het wapenembargo. Deze gevechtsvliegtuigen maken momenteel deel uit van de NATO «Immediate Responce Force». De F-16 gevechtsvliegtuigen worden in een Air to Air-configuratie aangeboden en zullen derhalve niet worden ingezet tegen doelen op zee.

De luchtgebonden operaties zullen worden uitgevoerd vanaf een vliegbasis van een aan de Middellandse Zee gelegen NAVO-lidstaat. Hierover wordt nog overleg gevoerd met enkele partnerlanden.

De KDC-10 is per direct beschikbaar. De F-16’s staan op een gereedheid van tien dagen, maar kunnen naar verwachting enkele dagen eerder inzetbaar zijn.

De AWACS-vliegtuigen opereren vanaf hun vaste basis in Trapani in Italië.

Wijze van optreden

Bij de uitvoering van de operatie zullen verdachte schepen worden geïdentificeerd, gevolgd en zo nodig worden aangehouden. De F-16 gevechtsvliegtuigen zullen een bijdrage leveren aan inlichtingenvergaring, bewakingsvluchten en monitoring van het luchtverkeer richting Libië. Hierbij kunnen verdachte vliegtuigen ook worden gedwongen om van richting te veranderen. De KDC-10 zal de luchtcomponent van de embargo-operatie ondersteunen.

Bevelstructuur

Voor de uitvoering van de operatie zal de NAVO gebruik maken van de staande commandostructuur. De operatie wordt aangestuurd vanuit het Joint Forces Command in Napels. De maritieme eenheden worden aangestuurd door het daaronder geplaatste Maritime Component Command dat in Napels is gecolloceerd. De luchteenheden worden door het Air Component Command in Izmir (Turkije) aangestuurd. De AWACS-vliegtuigen tenslotte worden direct door SACEUR aangestuurd.

Duur van de deelneming

De NAVO-operatie zal een duur van drie maanden kennen. Indien na deze periode nog immer geen sprake zou zijn van een significante politieke verandering, zoals de beëindiging van het geweld jegens de burgerbevolking, en ook de juridische basis in de vorm van het VN Veiligheidsraad mandaat nog bestaat, kan de Noord Atlantische Raad besluiten om de NAVO-operatie te verlengen.

De Nederlandse bijdrage van de F16-jachtvliegtuigen en de mijnenjager is voor de duur van drie maanden. Het KDC-10 tankvliegtuig zal tot 4 april een bijdrage leveren. Indien besloten wordt de operatie te verlengen, dan zal de Nederlandse bijdrage opnieuw door de regering worden overwogen en zal het Parlement hierover worden geïnformeerd.

Financiën

De additionele kosten van de inzet van de F-16's, de KDC-10 en het mijnenbestrijdingsvaartuig worden op basis van de thans bekende uitgangspunten geraamd op € 14,6 miljoen. Binnen deze uitgangspunten (waaronder inzetduur) heeft een eventuele inzet van de F16's en de KDC-10 voor het handhaven van de No Fly Zone geen consequenties voor deze raming. Verder wordt rekening gehouden met een verhoging van € 3,8 miljoen van de Nederlandse bijdrage aan het NAVO-budget voor het uitvoeren van common funded operaties, waaruit de inzet van AWACS-vliegtuigen en NAVO-hoofdkwartieren voor het handhaven van het wapenembargo worden gefinancierd. Over deze inzet van de AWACS bent u in het verslag van de ministeriële bijeenkomst van defensieministers van 18 maart geïnformeerd. Beide kosten komen ten laste van de structurele voorziening voor het uitvoeren van crisisbeheersingsoperaties op de Defensiebegroting, die onderdeel uitmaakt van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS).

Naar boven