Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 december 2023
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de recente uitspraak van het Internationaal
Gerechtshof te Den Haag in de procedure die door Canada en Nederland is aangespannen
tegen Syrië vanwege zijn grove en stelselmatige schendingen van het Verdrag tegen
foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing (New
York, 1984, Antifolterverdrag).
Het Internationaal Gerechtshof heeft op 16 november 2023 uitspraak gedaan over het
verzoek om voorlopige maatregelen van Nederland en Canada. De gevraagde voorlopige
maatregelen strekken ertoe om Syrische burgers te beschermen tegen de voortdurende
schendingen van het Antifolterverdrag door Syrië. Het Internationaal Gerechtshof heeft
twee maatregelen opgelegd aan Syrië. Ten eerste moet Syrië alle noodzakelijke maatregelen
nemen om foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing
te voorkomen, en verzekeren dat dergelijke handelingen niet worden gepleegd door zijn
eigen functionarissen of door personen die onder zijn controle, instructie of invloed
staan. Ten tweede moet Syrië bewijs van schendingen van het Antifolterverdrag, inclusief
medische en forensische rapporten over verwondingen en sterfgevallen, bewaren en vernietiging
daarvan voorkomen. De uitspraak van het Internationaal Gerechtshof is bindend.
Canada en Nederland verwelkomen deze uitspraak en voelen zich hiermee gesterkt in
hun streven Syrië ter verantwoording te roepen voor grove en stelselmatige schending
van het Antifolterverdrag. Het kabinet is van mening dat accountability, het ter verantwoording roepen van de daders en het tegengaan van straffeloosheid,
een sleutelrol speelt bij het beëindigen van het conflict en het bereiken van een
duurzame, politieke oplossing conform VN Veiligheidsraad-resolutie 2254.
De uitspraak volgt op de aansprakelijkstelling door Nederland op 18 september 2020,
waarover uw Kamer destijds is geïnformeerd in een Kamerbrief (Kamerstukken II 2020/21,
32 623 en 32 735, nr. 301). Canada sloot zich daar op 3 maart 2021 bij aan. Sindsdien trekken Nederland en
Canada samen op in deze procedure. Canada en Nederland hebben eerst de andere stappen
doorlopen die in het Antifolterverdrag zijn voorzien voor de beslechting van geschillen,
namelijk een poging het geschil via onderhandeling te beslechten en een poging een
arbitraal tribunaal op te richten. Toen dat niet tot een schikking met Syrië had geleid,
hebben zij op 8 juni 2023 hun geschil met Syrië voorgelegd aan het Internationaal
Gerechtshof. Zie hierover de Kamerbrief van 12 juni 2023 (Kamerstukken II 2022/23,
32 623 en 32 735, nr. 330). Als volgende stap in het proces zullen Canada en Nederland de inhoudelijke onderbouwing
van het verzoekschrift om Syrië aansprakelijk te stellen onder het Antifolterverdrag
indienen bij het Internationaal Gerechtshof. Voor deze stap zal het Syrische maatschappelijk
middenveld worden geconsulteerd – wat ten behoeve van de voorlopige maatregelen ook
is gebeurd.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot