Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 februari 2021
Op dinsdag 26 januari jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 48, Stemmingen) heeft de Tweede
Kamer de motie van het lid Van Helvert aangenomen (Kamerstuk 32 623, nr. 307), die vraagt om een onafhankelijk, extern onderzoek naar het Non Lethal Assistance
(NLA) programma, dat de Nederlandse regering van 2015 tot 2018 in Syrië heeft uitgevoerd.
Het lid Van Helvert heeft het kabinet diezelfde dag verzocht een Kamerbrief te sturen
over de procedure over de instelling van een commissie voor extern, onafhankelijk
onderzoek naar het Non Lethal Assistance programma. Met deze brief geef ik uitvoering
aan dit verzoek.
Uitvoering van de motie Van Helvert
De motie Van Helvert verzoekt de regering een externe, onafhankelijke commissie in
te stellen die onderzoek gaat doen naar het NLA- programma. Tevens wordt de regering
gevraagd haar volledige medewerking te verlenen aan dit onderzoek, door mee te werken
aan gesprekken en inzage te geven in alle informatie die de commissie nodig acht om
kennis van te nemen, waaronder staatsgeheime informatie. De externe, onafhankelijke
commissie moet het onderzoek naar eigen inzicht kunnen inrichten, aldus de tekst van
de motie.
Het kabinet zal deze motie uitvoeren en hierbij als uitgangspunten hanteren dat de
commissie zo onafhankelijk mogelijk moet kunnen opereren en de onderzoeksopdracht
naar eigen inzicht moet kunnen invullen. Hierbij wordt de volledige medewerking toegezegd.
Tijdens het Algemeen Overleg over NLA-steun (d.d. 2 november jl.) (Kamerstuk 32 623, nr. 311) heb ik toegezegd in het voorjaar van 2021 een op basis van het door de Tweede Kamer
ontvangen advies van de CAVV en AIV1, nader uitgewerkt Toetsingskader voor het geven van niet-letale steun aan niet-statelijke,
gewapende groepen in het buitenland naar de Tweede Kamer te sturen. Om een dergelijk
Toetsingskader werd verzocht in de motie Omtzigt cs. (Kamerstuk 32 623, nr. 231). Het kabinet is voornemens de bevindingen van het externe, onafhankelijke onderzoek
mee te nemen in een toetsingskader. Dit is in lijn met de motie Omtzigt, die vraagt
de feiten en bevindingen van een onderzoek naar het NLA-programma te betrekken bij
het Toetsingskader, en de motie Van Helvert, die stelt dat onderzoek van belang is
om lessen te trekken voor de toekomst. Mogelijk zal toezending in het voorjaar van
2021 daarom niet langer haalbaar zal zijn, maar blijft het streven om dit zo snel
mogelijk na afronding van het onderzoek door de commissie, te doen.
Instelling van de commissie
De Minister van Buitenlandse Zaken is voornemens een voorzitter voor de commissie
te selecteren en dit zo spoedig mogelijk, maar uiteraard na zorgvuldige overweging,
te doen. De voorzitter van de commissie heeft bij voorkeur kennis van (de totstandkoming
en uitvoering van) buitenlands beleid en/of onderzoekservaring. Om de onafhankelijkheid
van de commissie zo goed mogelijk te borgen zal ook de onafhankelijkheid van de voorzitter
een nadrukkelijk vereiste zijn.
De voorzitter van de commissie zal de overige leden van de commissie werven. De leden
zullen door de Minister van Buitenlandse Zaken worden benoemd. Het staat de voorzitter
vervolgens vrij naar eigen inzicht een onderzoeksteam en/of secretariaat samen te
stellen. De commissie zal voor de duur van het onderzoek worden benoemd.
Mandaat
Het is aan de commissie om de duur en reikwijdte van het onderzoek te bepalen. De
commissie zal het onderzoek naar eigen inzicht inrichten. Als mogelijk te onderzoeken
aspecten verwijst de motie onder meer naar het ambtelijke en politieke besluitvormingsproces,
de juridische risico’s, de mate waarin de door de regering gestelde voorwaarden voor
steun zijn nagekomen en de informatievoorziening aan de Tweede Kamer.
Toegang tot informatie
De commissie zal, conform het dictum van de motie Van Helvert, toegang krijgen tot
alle informatie die zij nodig acht voor het onderzoek, inclusief staatsgeheime informatie.
De leden van de commissie, de onderzoekers en eventuele andere ondersteuners van de
commissie (bijvoorbeeld secretariaatsmedewerkers) zullen gezien de rubricering van
de informatie een veiligheidsonderzoek moeten ondergaan.
Uw Kamer zal opnieuw per brief worden geïnformeerd op het moment dat de voorzitter
van de commissie is benoemd, wanneer het resterende deel van de commissie is samengesteld
en het instellingsbesluit wordt gepubliceerd.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok