32 623 Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten

Nr. 219 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 30 mei 2018

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 22 maart 2018 over het antwoord op de vraag van het lid Omtzigt, gesteld tijdens het debat van 20 maart 2018 over de Europese top van 22 en 23 maart, of Nederland steun heeft gegeven aan rebellengroepen die samen met het Turkse leger de enclave Afrin zijn binnengevallen (Kamerstuk 32 623, nr. 201).

De vragen en opmerkingen zijn op 17 april 2018 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 17 mei 2018 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

De griffier van de commissie, Van Toor

Inbreng van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het antwoord op de vraag van het lid Omtzigt, gesteld tijdens het debat van 20 maart 2018 (Handelingen II 2017/18, nr. 63, item 7) over de Europese top van 22 en 23 maart, of Nederland steun heeft gegeven aan rebellengroepen die samen met het Turkse leger de enclave Afrin zijn binnengevallen. De leden van de VVD-fractie hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen. De leden van de VVD-fractie constateren dat het programma in het noordwesten van Syrië is beëindigd, maar in het – volgens het kabinet – relatief stabiele zuiden van Syrië wordt voorgezet. De genoemde leden begrijpen dat het kabinet geen informatie waaruit kan worden afgeleid om welke groepen of individuen het gaat openbaar kan maken, maar hopen dat het kabinet wel een antwoord op een aantal andere vragen kan geven.

Allereerst hopen de leden van de VVD-fractie dat het kabinet het belang van deze vorm van steun iets beter kan verhelderen. Wat zijn de risico’s van het stopzetten van dergelijke programma’s? En wat zouden de gevolgen zijn geweest als Europese landen deze vormen van steun niet hadden gegeven?

1. Antwoord van het kabinet

Het non-lethal assistance-programma (NLA) zorgt dat gematigde strijders en hun achterban zich kunnen beschermen tegen extremistische groepen en een alternatief kunnen blijven bieden voor IS, Hay’at Tahrir Es-Sham of andere extremistische groeperingen. Ook versterkt het programma de positie van de Syrische oppositie bij de onderhandelingen over een politieke oplossing. Stopzetting van dergelijke programma’s brengt het risico met zich mee dat extremistische groepen verder aan kracht winnen. Als Westerse landen deze vormen van steun niet hadden gegeven dan was de gematigde oppositie minder weerbaar geweest tegen invloeden van extremistische groeperingen en waren gematigde geluiden mogelijk eerder in het conflict in de verdrukking geraakt.

Daarnaast hopen de genoemde leden een beter beeld te krijgen van het krachtenveld. Zijn er andere westerse landen die soortgelijke vormen van steun geven? Zo ja, welke? En wat voor stoort steun wordt door Nederland en deze bondgenoten gegeven? Zitten er nog significante verschillen tussen de vormen van steun die door de diverse betrokkenen worden gegeven?

2. Antwoord van het kabinet

Bondgenoten communiceren niet openlijk over hun steun, maar uit openbare bronnen wordt duidelijk dat een aantal Westerse landen, waaronder de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, soortgelijke vormen van steun geven. Nederlandse steun bestaat uit goederen met een civiel karakter, waaronder voedselpakketten, medische kits en voertuigen. Nederland levert in tegenstelling tot sommige andere landen geen wapens.

Tot slot is het voor de leden van de VVD-fractie van belang dat scherp in de gaten wordt gehouden dat we als Nederland of als anti-ISIS-coalitie niet de verkeerde groepen steunen en derhalve bijdragen aan een strijd die indruist tegen westerse belangen. Daarom horen de leden van de VVD-fractie graag hoe de programma’s in kwestie worden gemonitord. Kan het kabinet aangeven welke diensten bij selectie en monitoring betrokken zijn? En hoe worden risico’s zo veel mogelijk gemitigeerd?

3. Antwoord van het kabinet

Het steunprogramma aan de Syrische gewapende oppositie wordt doorlopend gemonitord door Nederland en door de uitvoerders van de programma’s. Ook heeft een externe evaluatie plaatsgevonden. Er worden regelmatig gesprekken gevoerd met betrokken commandanten van gesteunde groepen en de uitvoerders zien erop toe dat leveringen goed terecht komen.

De risico’s worden zo veel mogelijk gemitigeerd door bovengenoemde monitoring, door alleen goederen te verstrekken met een civiel karakter en door strenge selectie van groepen. Alleen groepen die door partners als voldoende betrouwbaar zijn beoordeeld – in een zogeheten vetting-procedure – zijn door het kabinet in overweging genomen voor steun. Daarna zijn de groepen getoetst aan een aantal criteria (Kamerstuk 27 925, nr. 570 en bijbehorende vragen d.d. 29 januari 2016), waaronder het uitsluiten van operationele samenwerking met extremistische groepen, het nastreven van een inclusieve politieke oplossing en de naleving van het humanitair oorlogsrecht. In gesprekken met de groepen en door eigenstandig onderzoek wordt voortdurend bekeken of groepen nog steeds aan deze criteria voldoen. Wanneer dit niet het geval is wordt de hulp gestaakt.

Inbreng van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennis genomen van het besluit van het kabinet om het Non Lethal Assistance (NLA) Programma voor de Syrische rebellen in de provincie Idlib te beëindigen. Echter, de regering geeft aan dat het de Syrische «gematigde» oppositie blijft ondersteunen «waar dit kan» (Kamerstuk 32 623, nr. 200, blz. 4–5). Dat roept vragen op.

Eerder gaf de Minister van Buitenlandse Zaken in antwoord op schriftelijke vragen van de leden Van Helvert en Omtzigt (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 953) aan dat Nederland bijdraagt aan het Syria Recovery Trust Funds (SRTF), dat ook actief is in het deel van Syrië waar Turkije militair actief is. En dat «de overgrote meerderheid van gewapende groepen die zich in de «Euphrates Shield Zone» bevinden als gematigd kan worden beschouwd.»

Ten tijde van de beantwoording van deze vragen was Turkije Afrin nog niet binnengevallen, in samenwerking met eenheden van de Free Syrian Army. Handhaaft het kabinet deze standpunten, in het licht van de illegale aanval op Afrin en de zeer verontrustende berichtgeving over ernstige mensenrechtenschendingen door het Turkse leger en jihadisten (https://www.hrw.org/news/2018/04/08/syria-afrin-residents-blocked-fleeing-aid)? Welke rechtsbasis is er voor de bezetting van delen van Syrië in het kader van Euphrates Shield? Is deze bezetting niet eveneens illegaal? Op basis waarvan komt het kabinet tot de conclusie dat de aan Turkije gelieerde rebellengroeperingen in Syrië «gematigd» zijn, helemaal nu Turkije zelf spreekt van «jihad» in Afrin?

4. Antwoord van het kabinet

De operatie Euphrates Shield had volgens de Turkse regering als doel de Turkse grens te beveiligen en het Turkse grondgebied te beschermen, op basis van zelfverdediging. Net als andere landen heeft Turkije het recht op zelfverdediging tegen gewapende aanvallen vanuit Syrië of Irak. Tegelijkertijd is het kabinet van mening dat Turkije met zijn militaire optreden in de regio, en de Turkse inval in Afrin in het bijzonder, de internationale inzet in de strijd tegen IS niet dient te bemoeilijken, volgens het internationaal recht dient te handelen en derhalve de beginselen van proportionaliteit en noodzakelijkheid in acht dient te nemen. Het kabinet heeft Turkije, ook internationaal, herhaaldelijk en met klem opgeroepen grote terughoudendheid te betrachten.

De groepen die zich in de Euphrates Shield Zone bevinden hangen verschillende ideologieën aan. Op basis van onder andere eigen analyse is het kabinet van oordeel dat het merendeel van deze groepen geen strengreligieus extremistisch gedachtegoed aanhangt.

De Minister antwoordde tevens over het door Turkije bezette deel ten noorden van Aleppo dat Turkije «een zekere mate van invloed heeft», dat deze per stad of dorp verschilt en op verschillende manieren wordt uitgeoefend.» In de grootste stad in het gebied, Al-Bab, zou het lokaal bestuur «onafhankelijk» zijn en zou «een belangrijke rol gespeeld worden door oppositiegroepen die minder dicht bij Turkije staan». Handhaaft de huidige Minister deze opvattingen? Hoe beoordeelt het kabinet:

5. Antwoord van het kabinet

Zoals ook aangegeven in de beantwoording van de vragen van de leden Van Helvert en Omtzigt over Nederlandse steun en internationale steun aan de Syrische oppositie van 25 januari jl. (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 953) is de situatie in het noordwesten van Syrië onverminderd complex en fluïde. De invloed van Turkije op lokale instituties verschilt nog altijd per deel van dat gebied maar is ontegenzeggelijk toegenomen sinds Operatie Euphrates Shield en Operatie Olijftak. Naarmate er lokaal meer Turkse assistentie wordt gegeven, dan wel steun van andere donoren vermindert, neemt ook de Turkse invloed toe.

Is het kabinet in het licht daarvan bereid alle vormen van steun van Nederland aan door Turkije bezette Syrische gebieden te heroverwegen, op te schorten en/of zo snel mogelijk te stoppen? Graag een uitgebreide toelichting waarom wel of niet, of het nu gaat om bijdragen in het kader van AJACS-programma (Access to Justice and Community Security), de bijdragen aan het SRTF of anderszins in het kader van Non-Lethal Assistance (NLA).

Kan het kabinet bovendien nader ingaan op het beheer van het SRTF, dat in handen is van de Syrische Interim Regering? Waar bestaat deze «interim regering» uit, hoe representatief is deze en op welke wijze wordt de besteding van middelen via het SRTF gecontroleerd?

6. Antwoord van het kabinet

Op dit moment steunt Nederland geen stabilisatie-activiteiten in de genoemde gebieden. Zoals het kabinet eerder aan uw Kamer heeft gemeld (Kamerstuk 32 623, nr. 184) is de NLA-steun in Noord-Syrië stopgezet. Het AJACS-programma is in de genoemde gebieden niet actief. De laatste Nederlandse bijdrage aan het Syria Recovery Trust Fund (SRTF) dateert uit 2016 en deze is inmiddels volledig besteed.

Het SRTF is niet in handen van de Syrische Interim Regering (SIG). Het dagelijkse beheer van het SRTF is in handen van een uitvoerend team dat nauw samenwerkt met de Duitse ontwikkelingsbank Kreditanstalt für Wiederaufbau, KfW. Westerse donoren, landen uit de regio en de SIG vormen een controlerende stuurgroep van het SRTF en er worden regelmatig audits uitgevoerd.

De SIG is in 2013 opgericht als het uitvoerende orgaan van de Nationale Coalitie van de Syrische Oppositie (SOC). De SIG heeft een premier en een aantal Ministers aangesteld met verschillende portefeuilles zoals onderwijs, gezondheidszorg, lokaal bestuur en landbouw. Deze Ministers werken samen met lokale raden in gebieden die onder controle staan van de gematigde oppositie (in Idlib, Noord Aleppo en tot voor kort in Oost-Ghouta) om basisdiensten zoals onderwijs en gezondheidszorg te verlenen. De SIG is niet te vergelijken met een democratisch verkozen of representatieve regering. De organisatie verleent in sommige gebieden essentiële diensten voor Syriërs.

De leden van de CDA-fractie merken op dat het Nederlandse kabinet bij elke overdracht aan gewapende groepen vastlegt aan wie er goederen worden overgedragen en welke goederen.

Deze overdrachtsformulieren zijn er natuurlijk om verantwoording te kunnen afleggen. De leden van de CDA-fractie vernemen graag:

  • Zijn deze formulieren als staatsgeheim geclassificeerd en zo ja op welk niveau en sinds wanneer?

  • Mag de Algemene Rekenkamer deze formulieren controleren?

  • Kan de Tweede Kamer deze formulieren controleren? Zo nee, hoe kan zij dan haar budgetrecht uitoefenen?

De leden van de CDA fractie zouden graag, openbaar of besloten, een lijst ontvangen van:

  • Alle goederen die zijn overgedragen (voertuigen, geld, etc) – openbaar.

  • Een lijst van groepen aan wie de goederen zijn overgedragen en op welk moment.

De leden van de CDA-fractie vernemen ook graag of de strijd die deze groepen voerden naar internationaal recht geoorloofd is of niet.

7. Antwoord van het kabinet

Uit veiligheidsoverwegingen maakt het kabinet geen informatie openbaar waaruit kan worden afgeleid welke groepen door Nederland worden of werden gesteund of waar ze zich precies bevinden. Aanwijzingen dat bepaalde groepen Westerse steun ontvangen maakt ze een belangrijker doelwit voor ISIS, het Assad-regime of voor andere extremistische groepen. Door overdrachtsbewijzen of een lijst van groepen aan de Kamer te versturen worden namen en locaties openbaar. Aan dit verzoek kan het kabinet dan ook niet voldoen. De overdrachtsbewijzen worden beheerd door projectuitvoerders en zijn sinds de aanvang van het project vertrouwelijk behandeld. Onafhankelijke overheidsorganen zoals de Algemene Rekenkamer kunnen alle relevante projectdocumentatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken controleren.

De volgende goederen zijn als onderdeel van het programma overgedragen, afgerond op honderdduizenden euro’s:

Goederen

Bedrag in euro

Voertuigen

6.000.000

Medisch

3.600.000

Voedsel

7.400.000

Camera’s/communicatie

1.200.000

Uniformen

1.700.000

Overig (bijvoorbeeld tenten, generators)

1.100.000

Trainings- en uitvoeringskosten

4.600.000

Totaal

25.600.000

De trainings- en uitvoeringskosten bestaan o.a. uit salarissen, transportkosten en monitoringskosten. De medische trainingen en trainingen in het tegengaan van smokkel aan de grens met Jordanië voor gematigde gewapende groepen zijn ook onderdeel van deze kostenpost (zie ook het antwoord op vraag 18).

Het internationaal recht spreekt zich in beginsel niet uit over de rechtmatigheid van een strijd tussen een staat en zijn eigen onderdanen. Dit doet er niet aan af dat alle partijen zich moeten houden aan het toepasselijk internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht.

De Nederlandse overheid heeft ook steun verschaft voor scholen.

  • In welke gebieden bevinden zich deze scholen?

  • Wordt gecontroleerd of de lesmethodes geen extremisme bevatten en zo ja hoe wordt dat gedaan?

8. Antwoord van het kabinet

De scholen bevinden zich in Aleppo, Idlib en Daraa. De scholen maken gebruik van het staatscurriculum waaruit verwijzing naar de staatsideologie van het Assad-regime, het Ba’athisme, zijn verwijderd. Het curriculum bevat geen extremistisch gedachtengoed. Hierop wordt toegezien door de uitvoerder van het programma.

Wat betreft de steun voor de Vrije Syrische politie: Waarom mochten dezelfde partijen die de steun moeten controleren het onderzoek doen naar mogelijke onrechtmatigheden? Is het mogelijk om deze studies naar mogelijke onrechtmatigheden in te zien?

9. Antwoord van het kabinet

Het kabinet hecht er in het algemeen waarde aan dat projectuitvoerders in eerste instantie zelf onderzoek doen naar vermeende onregelmatigheden bij projecten die onder hun verantwoordelijkheid worden uitgevoerd. De projectorganisatie die de Vrije Syrische politie ondersteunt heeft een eigen onderzoeks-, monitorings- en evaluatieafdeling die zelf onderzoek heeft gedaan naar de berichten over misstanden. De zes deelnemende donoren (VS, VK, Duitsland, Canada, Denemarken en Nederland) hebben opdracht gegeven voor een extern onderzoek, wat is uitgevoerd door het bureau Integrity. Daarnaast heeft het Britse Ministerie van Buitenlandse Zaken de aantijgingen onderzocht. De drie onderzoeken concluderen dat de beschuldigingen niet kloppen, danwel oude incidenten betreffen die reeds adequaat werden geadresseerd. Het onderzoek van de projectuitvoerder Adam Smith International is op hun website gepubliceerd en als bijlage aan deze antwoorden toegevoegd1.

Sinds 2011 zijn er conferenties geweest over Syrië. Kunt u een overzicht geven van die conferenties (van onder meer de Friends of Syria) en welke afspraken de landen daar gemaakt hebben over steun aan de oppositie van Syrië? Zijn hiervan stukken beschikbaar?

10. Antwoord van het kabinet

Sinds 2011 heeft een zeer groot aantal conferenties plaatsgevonden waar de situatie in Syrië centraal stond of een belangrijk gesprekonderwerp was. Ook wordt de situatie in Syrië veelvuldig besproken in reguliere internationale overlegorganen. Voorbeelden hiervan zijn besprekingen in de VN Veiligheidsraad, de EU Raad Buitenlandse Zaken, de conferenties van de Internationale Steungroep voor Syrië, de wekelijkse werkgroepen van deze steungroep, de conferenties in Astana tussen Rusland, Turkije en Iran, de EU Brussel conferenties over Syrië en de regio, en bijeenkomsten van de Arabische Liga. Ook de Friends of Syria, een groep van wisselende samenstelling die vooral in de eerste jaren van het conflict actief was, organiseerde meerdere conferenties.

Bij de conferenties waar Nederland deelnam is de inzet conform de bredere kaders van het Nederlandse Syrië-beleid geweest waarover geregeld met uw Kamer is gesproken. Bij veel van deze conferenties werd sinds 2011 regelmatig steun uitgesproken voor de Syrische oppositie en voor hun deelname aan door de VN geleide vredesbesprekingen in Geneve.

Inbreng van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie hebben met grote belangstelling kennis genomen van de vertrouwelijke berichtgeving over de steun aan Syrische oppositiegroepen en het feit dat Nederland het Non Lethal Assistance programma voor Syrische oppositiegroepen in Noord-Syrië heeft stopgezet. Zij hebben naar aanleiding van deze berichtgeving enkele vragen aan het kabinet.

Op basis van welke criteria zijn Syrische oppositiegroepen oorspronkelijk geselecteerd om via het Non Lethal Assistance programma steun te ontvangen?

11. Antwoord van het kabinet

Graag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 3.

Op basis van welke feiten is besloten de steun aan de Syrische oppositiegroepen in Noord-Syrië stop te zetten, en de steun aan groepen in Zuid-Syrië voort te zetten?

Hoe vaak wordt gewogen of steun dan wel voorgenomen steun via het NLA programma aan Syrische oppositiegroepen wordt voort- of stopgezet? Wanneer is hiertoe het volgende weegmoment? Worden op dit eerstvolgende weegmoment de groeperingen voor wie de het NLA programma recentelijk is stopgezet, opnieuw meegenomen?

Is door onze bondgenoten binnen de anti-ISIS coalitie dezelfde afweging gemaakt? Zo nee, waarom niet?

12. Antwoord van het kabinet

De steun aan Syrische oppositiegroepen in Noord-Syrië is stopgezet vanwege ontwikkelingen in het noordwesten waardoor de doelstellingen en de kaders van het NLA-programma onder druk kwamen te staan. Dit kwam onder andere door de complexe situatie op de grond en het verlies van grondgebied door de gematigde oppositiegroepen. In Zuid-Syrië is de situatie relatief stabiel en kan het NLA-programma vooralsnog voortgezet geworden.

Elke drie maanden vindt een weegmoment plaats om te bepalen of het NLA-programma aan Syrische oppositiegroepen wordt voort- of stopgezet. Mochten ontwikkelingen daartoe aanleiding geven wordt het steunprogramma direct aangepast. Gezien de complexe situatie op de grond is hervatting van het NLA-programma in Noord-Syrië niet aan de orde. Het kabinet neemt groeperingen voor wie het programma is stopgezet dan ook niet opnieuw mee in de weging.

Bondgenoten communiceren niet openlijk over hun steunprogramma’s aan de gewapende oppositie. In algemene zin maakt elk land daarbij verschillende afwegingen, omdat elk land een eigen inschatting maakt van de kosten en baten bij het uitvoeren van programma’s in risicovolle omgevingen als Syrië.

Zijn er gevallen bekend waarin de geboden steun via het Non Lethal Assistance programma door de Syrische oppositiegroepen misbruikt is? Zo ja, op welke wijze?

Zijn er bij één of meerdere Syrische oppositiegroeperingen voor wie het NLA programma recentelijk is stopgezet mensenrechtenschendingen geconstateerd? Zo ja, welke?

Wat zijn de resultaten van de ingezette Non Lethal Assistance programma’s in Syrië?

13. Antwoord van het kabinet

In de herfst van 2015 is een aantal Nederlandse voedselpakketten na een overval geconfisqueerd door Jabhat Al-Nusra. De Kamer is hierover geïnformeerd (Kamerstuk 27 925, nr. 571). Na dit voorval zijn mitigerende maatregelen genomen zoals aanpassing van de leveringsroute en geïntensifieerde screening. Sindsdien zijn geen andere incidenten gemeld of bekend.

Uit veiligheidsoverwegingen maakt het kabinet geen informatie openbaar waaruit kan worden afgeleid welke groepen door Nederland worden of werden gesteund of waar ze zich precies bevinden. Uit Nederlandse monitoring is niet gebleken dat gesteunde groepen zich schuldig hebben gemaakt aan mensenrechtenschendingen. In contacten met de groepen benadrukt Nederland dat het naleven van het humanitair oorlogsrecht een voorwaarde is voor het kunnen ontvangen van steun.

Op basis van rapportages over het programma en een evaluatie door een onafhankelijke partij concludeert het kabinet dat het NLA-programma de operationele capaciteit van gematigde groepen heeft versterkt, dat het programma overlopen van strijders naar extremistische groepen heeft helpen te voorkomen en dat groepen dankzij het programma beter kunnen communiceren over de situatie in hun gebied.

Inbreng van de fractie van GroenLinks

De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennis genomen van de antwoorden van het kabinet op de vraag van het lid Omtzigt. Zij waarderen de ondersteuning van rebellengroepen met andere goederen dan wapens, zoals de regering die vorm heeft gegeven. Zij vragen het kabinet of het binnen deze ondersteuning aandacht verleent aan de mogelijkheden van groepen om te communiceren over de situatie in Syrië met de buitenwereld en ook aan de mogelijkheden om bewijzen te vergaren voor aanvallen met chemische wapens en andere overtredingen van het oorlogsrecht.

Zij vragen het kabinet of het stopzetten van de ondersteuning in het noordwesten (Idlib) de gematigde groepen aldaar verder heeft verzwakt. Tenslotte vragen deze leden hoe het kabinet de invloed van de Turkse bezetting van Afrin op de strijd tussen rebellen en het regime van Assad inschat.

14. Antwoord van het kabinet

Nederland heeft als onderdeel van het NLA-programma en op verzoek van Syrische gematigde groepen camera’s en laptops verstrekt. Deze leveringen hebben de capaciteit van de groepen versterkt om te communiceren over de situatie in Syrië.

Het tegengaan van straffeloosheid is een prioriteit van het Nederlandse Syriëbeleid, maar bewijsvergaring van mensenrechtenschendingen is geen eigenstandig doel van het NLA-programma. Nederland ondersteunt het VN-onderzoeksmechanisme voor Syrië (het International, Impartial and Independent Mechanism, IIIM) en draagt via andere projecten bij aan bewijsvergaring. Zo dragen de door Nederland gesteunde reddingswerkers White Helmets videocamera’s op hun helmen.

Het is nog te vroeg om een oordeel te geven over de gevolgen van de stopzetting van de ondersteuning in het noordwesten van Syrië. Er is al jaren sprake van een groot aantal allianties binnen het Syrische conflict en de grotere Turkse rol in Syrië maakt deze situatie nog complexer.

Inbreng van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de summiere brief van de Minister over steun aan Syrische gewapende oppositie, specifiek aan groepen die onderdeel zijn van het zogenaamde Vrije Syrische Leger en nu samen met het Turkse leger optrekken in het noorden van Syrië. Deze leden hebben in het algemeen heel grote zorgen over steun aan Syrische gewapende oppositie omdat dergelijke steun aan gewapende groepen gemakkelijk bij kan dragen aan het verlengen van de gruwelijke, allesverwoestende oorlog in Syrië. Kan de Minister hierop ingaan? Hoe wordt voorkomen dat Nederlandse steun aan gewapende groepen bijdraagt aan voortzetting van de oorlog?

15. Antwoord van het kabinet

Het kabinet steunt gematigde krachten in Syrië om een tegenwicht te bieden aan gewelddadig extremisme en om een alternatief te kunnen bieden voor een regime dat zonder scrupules de eigen bevolking op mensonterende wijze onderdrukt. De Nederlandse steun behelst goederen met een civiel karakter en wordt alleen geleverd in het relatief stabiele zuiden. In afstemming met buurland Jordanië heeft de NLA-steun in Zuid-Syrië een stabiliserende werking op de grensstrook en wordt de capaciteit van gematigde groepen versterkt om extremisme tegen te gaan.

De leden van de SP-fractie stellen vast dat geen antwoord is gegeven op de vraag of groepen die nu samen met het Turkse leger opereren in het verleden steun hebben ontvangen van Nederland. Dat achten deze leden onacceptabel, want deze vraag kan met een eenvoudig ja of nee beantwoord worden zonder specifieke groepen op specifieke plaatsen in Syrië in gevaar te brengen. Daarom verwachten deze leden alsnog een helder antwoord.

16. Antwoord van het kabinet

Ik verwijs u voor het antwoord op deze vraag naar de vertrouwelijke Kamerbrief van 23 januari jl. over steun aan gewapende Syrische oppositie (Kamerstuk 32 623, nr. 184).

De leden van de SP-fractie vragen de Minister een overzicht te geven van hetgeen in het verleden precies is geleverd aan verschillende Syrische gewapende oppositiegroepen en de kosten hiervan. Ook ontvangen zij graag informatie over samenwerking van de groepen die Nederland heeft gesteund met jihadistische groepen. Is dit voorgekomen? Zo ja, hoe vaak? Zijn er ook gevallen bekend waarbij strijders van een groep waar Nederland steun aan gaf over zijn gelopen naar jihadistische groepen? Wat wordt gedaan om dit alles te monitoren en welke mogelijkheden zijn er om in te grijpen als dergelijke samenwerking of overlopen aan de orde is?

17. Antwoord van het kabinet

Operationele samenwerking of overlopen tussen door Nederland gesteunde groepen en jihadistische groepen is, voor zover bekend, niet voorgekomen. Het NLA-programma is expliciet bedoeld om te voorkomen dat strijders overlopen naar extremistische groepen vanwege bijvoorbeeld een gebrek aan middelen bij de gematigde groepen of hun families.

Voor een beschrijving van de monitoringsmechanismen verwijs ik u graag naar het antwoord op vraag 3. Als samenwerking met jihadistische groepen aan de orde zou zijn geweest zou de steun aan de betreffende groep onmiddellijk beëindigd zijn. Als individuele strijders overgelopen zouden zijn naar jihadistische groepen zou eerst worden vastgesteld of door Nederland geleverd materieel meegenomen is. Afhankelijk van de omstandigheden zou de steun aan de gehele groep vervolgens heroverwogen worden.

Kan de Minister tenslotte, vragen de leden van de SP-fractie, nader toelichten in hoeverre er op dit moment nog steun wordt verleend aan Syrische gewapende groepen en waaruit die steun bestaat en kan nader worden toegelicht waarom in het noordwesten van Syrië het programma intussen is beëindigd?

18. Antwoord van het kabinet

Nederland geeft op dit moment alleen steun aan gematigde Syrische gewapende groepen in Zuid-Syrië. Nederland is hiervoor aangesloten bij een Brits programma en uw Kamer is hier ten tijde van de eerste bijdrage over geïnformeerd, o.a. in de voortgangsrapportage Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS (Kamerstuk 27 925, nr. 590). Het programma bestaat uit opleidingen en bijbehorende niet-gewapende steun aan gematigde groepen. Zo beoogt het programma de gematigde gewapende oppositie te helpen bij het opzetten van eigen ambulancediensten om onnodige verliezen te voorkomen en om de civiele medische infrastructuur te ontlasten. Daarnaast voorziet het in professionalisering van groepen die in het grensgebied met Jordanië actief zijn en stelt het hen in staat (grensoverschrijdende) smokkel van onder andere wapens, drugs en geld te voorkomen en extremistische invloeden tegen te gaan. Deze groepen leveren daarmee een reële bijdrage aan de stabilisering van de gebieden onder hun controle en helpen te voorkomen dat het geweld overslaat naar Jordanië.

Inbreng van de fractie van de ChristenUnie

De leden van de ChristenUnie hebben kennis genomen van de brieven van de Minister van Buitenlandse Zaken over de situatie in Syrië en de steun aan Syrische oppositiegroeperingen (Kamerstuk 32 623, nrs. 200 en 201). Zij hebben daar enkele vragen over.

In de genoemde brieven geeft de Minister als een van de redenen voor het stopzetten van het steunprogramma voor de oppositie in de provincie Idlib dat er grondgebied van de gematigde oppositiegroepen verloren is gegaan. Beschikt de Minister over eigen informatie over de situatie in Idlib? Kan de Minister de gematigde Syrische oppositie in deze provincie duidelijk identificeren en is het de Minister bekend wat hun grondgebied nog is? Weet de Minister of de geleverde steun tot nu toe is aangekomen en hoe deze is gebruikt? Is het mogelijk dat geleverde voertuigen of andere geleverde non-lethal assistance bij de aanval op Afrin zijn ingezet? Wanneer is besloten het steunprogramma voor de oppositie in de provincie Idlib stop te zetten? Was daar een concrete aanleiding voor op dat specifieke moment?

19. Antwoord van het kabinet

Monitoring van de situatie en informatieverzameling in Syrië zelf geschiedt voornamelijk via de uitvoerders en de partners op de grond. Hoewel de situatie in Idlib complex en fluïde is, kan er een relatief duidelijk beeld geschetst worden van wie zich waar bevindt door informatie uit verschillende bronnen met elkaar te vergelijken.

Tijdens het algemeen overleg over de Raad Buitenlandse Zaken op 1 februari zei toenmalig Minister Zijlstra: «Op het moment dat we informatie hebben dat een groepering die door Nederland Non-Lethal Assistance ontvangt, deelneemt aan de strijd in Afrin tegen de SDF en aan Turkse zijde strijdt, dan is dat in totale tegenstrijd met de uitgangspunten en wordt die onmiddellijk gestopt. Ik kan dat niet in openbaarheid doen omdat we niet bekend maken welke groeperingen we steunen, maar dit uitgangspunt kan ik openbaar meegeven. Die wordt onmiddellijk gestopt.» Kan de Minister nu aangeven of dit bij het besluit om het steunprogramma te stoppen op een of andere wijze een rol heeft gespeeld?

20. Antwoord van het kabinet

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u graag naar de vertrouwelijke Kamerbrief (d.d. 23 januari 2018) over steun aan gewapende Syrische oppositie (Kamerstuk 32 623, nr. 184).


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven