32 623 Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten

Nr. 201 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 maart 2018

Tijdens het debat op 20 maart jl. (Handelingen II 2017/18, nr. 63, debat over de Europese top van 22 en 23 maart 2018) met de Minister-President over de aankomende Europese Raad (22 en 23 maart) vroeg het lid Omtzigt of Nederland steun heeft gegeven aan rebellengroepen die samen met het Turkse leger de enclave Afrin zijn binnengevallen. Deze vraag is naar mij doorgeleid.

De vraag van het lid Omtzigt is beantwoord in de vertrouwelijke Kamerbrief van 23 januari jl. over steun aan gewapende Syrische oppositie (Kamerstuk 32 623, nr. 184). Uit veiligheidsoverwegingen maakt het kabinet geen informatie openbaar waaruit kan worden afgeleid welke groepen door Nederland worden gesteund of waar ze zich precies bevinden. Aanwijzingen dat bepaalde groepen Westerse steun ontvangen maakt ze een belangrijker doelwit voor ISIS, het Assad-regime of voor andere extremistische groepen.

Op 14 maart kondigde het kabinet vanwege de ontwikkelingen in de Syrische provincie Idlib aan dat het steunprogramma voor de oppositie in die provincie zou worden stopgezet (Kamerstuk 32 623, nr. 200). Het kabinet constateerde toen dat de mogelijkheden om deze groepen te ondersteunen te beperkt zijn geworden, vanwege de complexe situatie op de grond en het verlies van grondgebied door de gematigde oppositiegroepen. In het noordwesten van Syrië is het programma intussen beëindigd. In het relatief stabiele zuiden van Syrië wordt het programma voortgezet.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Naar boven